Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan den koninck Anguissant, ende van den koninck Uryens, ende van den Sennen.Die historie zeget nu ter stede
19460[regelnummer]
Van den koninckGa naar voetnoot15 van Scotlant mede,
Dat hi so vele liedeGa naar voetnoot4 hadde nu
Datter twaelfdusent was, zeggic iu,
Ende op enen maendach daerna gevel,
Dat der Sennen vijf ende twintich dusent wel
19465[regelnummer]
Reden tuscen Toringen mede
Ende Lamwijck, ene goede stede,
Daer haer provande soude komen doen,
Die Mabon brachte ende Orioen
Ende Sorbores ende Maglores.
19470[regelnummer]
Dese bewaerden die provande na des
Ende voerdense te Windeberes mede,
Daer dat grote heerGa naar voetnoot16 lach vor der stede.
Si verbranden die dorpe aldaer
Daer si voerenGa naar voetnoot17 verre ende naer,
19475[regelnummer]
Si doeden wijf, kinder, ende man
Waersise vonden ende quamenGa naar voetnoot18 an.
Dit vernam die koninck Anguissant
Ende dede sine liedeGa naar voetnoot4 wapenen te hant
Twe myle vor den dage wel
19480[regelnummer]
Ende quam ombe primetijt; daer gevel,
Dat hi die Sennen hevet vernomen
Met brande ende met rove komen,
Ende si hoerden dat gekrijt
Ende dat helpgeroep ter tijt
19485[regelnummer]
Van den liedenGa naar voetnoot19 die si verslaen.
Anguissant reet derwaertGa naar voetnoot20 saen
| |
[pagina 216]
| |
Met sinen hoepe, daerinno was
Wel sevendusent, sijt seker das.
Ende Gandijn van Walefroi quam daernaGa naar voetnoot1
19490[regelnummer]
Met sevendusent man, als ic versta,
Entie achterhoede daer.
Die koninck reet in dat heerGa naar voetnoot2 daernaer
Van den Sennen, dat seggic iu,
Ende versloecher daer wel nu
19495[regelnummer]
Meer dan tienGa naar voetnoot2 dusent sonder fijn,
Onder hem ende sinen neve Gandijn,
Eer die Sennen vergaderen konden.
Dese Gandijn was groet ten stonden
Ten wapene, oec was hi mede
19500[regelnummer]
Daer men menegeGa naar voetnoot4 vromecheit dede
Vor den casteel van Brulant nadas
Die miner vrouwen Lorien was,
Die hi met krachte woudeGa naar voetnoot5 winnen
Ende hebben tener vriendinnenGa naar voetnoot6,
19505[regelnummer]
Ende vor die stat te Gandestroet met,
Die heer Gawyn bescudde, dat wet,
Met siner vromecheit, als ic versta,
Als iu dit boeck sal seggen hierna;
Maer hier latic van hem staen tehant,
19510[regelnummer]
Ende sal seggen van den koninck Anguissant,
Die tegen die Sennen sere street nu
Ende haddese tachter gedaen, seggie iu.
Maer als die koninge komen waren
Met horen liedenGa naar voetnoot7 toe gevaren,
19515[regelnummer]
Die ie hier voer noemde iu,
Die metten twintechdusent quamenGa naar voetnoot8 nu;
Doe waren die KersteneGa naar voetnoot9 tachter seer,
Nochtan weerdenGa naar voetnoot10 si hem met groter eer,
Maer niet lange en mochte dat duren
19520[regelnummer]
Want den Sennen quam tallen uren
Volkes genoech, sijt seker des,
Want dat en was van Windeberes
Maer tienGa naar voetnoot3 scottese mylen, ende ombdatGa naar voetnoot11
Quam dos volkes so vele ter stat,
19525[regelnummer]
Dat die KersteneGa naar voetnoot9 onder moestenGa naar voetnoot12 gaen
Want van veertienGa naar voetnoot13 dusent volkes, sonder waen,
So en blever maer tienGa naar voetnoot3 dusent te live daer.
Ende en hadde gedaen daernaer
Ene aventure, die nu gesciede
19530[regelnummer]
Hi waer daer bleven ende al sine liedeGa naar voetnoot14.
Dat geviel dat die koninck Uriens nu
Ende sijn neve Bandemagu,
Datsi voeren uter stat Sorhant
Daer hi Jonette inne liet te hant
19535[regelnummer]
Met vierGa naar voetnoot15 dusent mannen, ombedathi woudeGa naar voetnoot16
Dat hi die stat hoeden soudeGa naar voetnoot16.
Dese Jonet was Arturs suster sone,
Hi was vrome ende herde scone,
Ermesint hiet sijn moeder met
19540[regelnummer]
Ende Bandemagus sone was
Van sinen lesten wive, sijt seker das;
Dese twe en warenGa naar voetnoot17 niet outGa naar voetnoot18
Ende hoeden die stat met gewoutGa naar voetnoot18;
Ende met desen tweenGa naar voetnoot19 hoede die stede
19545[regelnummer]
Ywen Overdoem oec mede,
Die des koninck Uriens sone was,
EntenGa naar voetnoot20 hi wan oec vor das
An des drossaten wijf van Gorre,
Die hi oec hilt in enen torreGa naar voetnoot21,
19550[regelnummer]
Ombe baer scoenheit, wael vijf iaer,
Ende doe wan hi dit kint daernaer;
Daerna moesteGa naar voetnoot22 hise laten gaen,
Want men te banne hadde gedaen
In allen kerken, ende ombe die dinck
19555[regelnummer]
So moestese doe laten die koninck;
Maer dat kint nam hi met hem doe,
Ende gaf hem groet goet daertoe,
Ende dedet met Ywene den groten nu,
Die zijn getrouwedeGa naar voetnoot23 sone was, seggic iu,
19560[regelnummer]
Ende bevalne hem ombe trouweGa naar voetnoot24 daer,
Want hi mindene sere vorwaer;
Ende omdat hi in overspele gewonnen es,
Hiet menne Ywen overdoem doer desGa naar voetnoot25,
EntieGa naar voetnoot26 ander hiet Ywen die groteGa naar voetnoot27,
19565[regelnummer]
Die sint, doenGa naar voetnoot28 hi hoerde die genote
Van den koninck Artur, sinen ome, spreken
So ne woude hi sint zekerlekenGa naar voetnoot29
Van nieman ridderGa naar voetnoot30 werden, na der ure,
Dan van sinen ome, den koninck Arture.
19570[regelnummer]
Dit zeide hi hemelijeGa naar voetnoot31 te meneger stede
Tegen sinen broederGa naar voetnoot32 ende ander liede mede,
Ende oec tegen sinen raet;
Ende alse sijn broeder dit verstaet
Zeide hi dit oec te meneger stede.
19575[regelnummer]
Dese drie broederGa naar voetnoot32 ende Meliogans mede
| |
[pagina 217]
| |
Bleven hoedende die stat nu,
Entie koninck Uriens, zeggic iu,
Ende Brandemagus sijn neve met
QuamenGa naar voetnoot1 nu ridende ongelet,
19580[regelnummer]
Daer Anguissant gesconfiert was;
Doen die koninck Uriens gewaer wart das,
Was hi des erre herde sere,
Ende dat toende wael die here,
Want hi sloech in met tiendusent man
19585[regelnummer]
Die hi met hem brochte daeran,
Daer wart die strijt anxtlycGa naar voetnoot5 ende groet.
Hier namenGa naar voetnoot6 groten scade, God weet,
Die Sennen, ende als Anguissant weet,
19590[regelnummer]
Dat hem die koninck te hulpe es komen,
Hevet hi sine liedeGa naar voetnoot7 genomen
Ende bevetse vergadert die warenGa naar voetnoot8 gevloen
Ende quam hem te hulpe als een lioen.
Doe began die strijt van ierst
19595[regelnummer]
Die KersteneGa naar voetnoot9 worden sere verfierst,
Ende sloegenGa naar voetnoot10 menegen Heidene doet;
Aldus die strijt so lange stoet
Datse die nacht sceden dede;
Doe voer elcGa naar voetnoot11 te siner stede
19600[regelnummer]
Van desen koningen al te hant.
Die koninck Uriens voer te Sorhant,
Maer die Sennen bleven liggende op dat velt
In horen wapene met gewelt,
Wantsi vruchten verraetnesse, seggic in,
19605[regelnummer]
Entie drieGa naar voetnoot12 koninge, die daer quamenGa naar voetnoot1 nu
Den Sennen te hulpe in der noet,
Die waren nu geslagen doet.
Nu doet ons dit boeck hier verstaen
Van den koninck Uriens, sonder waen,
19610[regelnummer]
DienGa naar voetnoot13 nu gevil een aventure
Daer hi thueswaert voer ter ure:
Also als hi henen zoude ryden
Vant hi houdendeGa naar voetnoot14 daer besyden
Wel vierGa naar voetnoot15 dusent Sennen, die gesceden waren
19615[regelnummer]
Hiervoer van der groterGa naar voetnoot16 scaren,
Ombedat si eer ten heerGa naar voetnoot17 zouden wesen.
Die koninck Uriens sach na desen,
Waer die Sennen saten ende aten,
Daer dat scone was, by ener straten;
19620[regelnummer]
Si meenden waelGa naar voetnoot18 seker wesen nu.
Die koninck Uriens ende Bandemagu,
Sijn neve. zagenGa naar voetnoot19 in denGa naar voetnoot20 tenten daer
Groet lecht bernen ende claer;
Doe voeren si daer ende vrageden saen,
19625[regelnummer]
Wie die tenten daer hadde doen slaen.
Si zeiden: ‘die koninck Barnagus
Hevetse hier doen slaen aldus’.
Si waren ongewapent daer.
Die koninck Uriens riep daernaer
19630[regelnummer]
Tsinen lieden: ‘vaste, haestet hem toe’.
Si gingen die tenten vellen doe,
Die tafelen vellen, die spise storten;
Van den slagen, van den horten
Daer bleef doe menech Senne doet.
19635[regelnummer]
Ic wane haerreGa naar voetnoot21 daer luttel ontstoct,
Alse veertich van vierdusent mede;
Si bleven alle doet ter stede
OchtGa naar voetnoot22 gevaen eer dat ten dage quam;
Die mane sceen scone, als ic vernam,
19640[regelnummer]
Ende en kouden hem verbergen niet,
Des quamenGa naar voetnoot1 si in swaer verdriet.
Doe nam die koninck ende sijn neve daer
Al den roef ende voerdene daernaer
Tote Sorhant in dio goede stede,
19645[regelnummer]
Daer si nu bliscap hadden medo.
Niet lang daerna gevilGa naar voetnoot23 nadat,
Doe si dus waren in der stat
Dat daer boetscapGa naar voetnoot24 quam van Gawine
Ende van Garies ende Agrawine,
19650[regelnummer]
Ende van Galescins, datsi sonder verlof
SijnGa naar voetnoot25 gerumet haersGa naar voetnoot26 vaders hof,
Dat des vader no moederGa naar voetnoot27 en wisten niet
Hoe deseGa naar voetnoot28 dinge nu sijn gesciet,
Noch geen van horen vriendenGa naar voetnoot29 mede,
19655[regelnummer]
Ende zijn te Logres in der stede
Gereden, ombe ridderGa naar voetnoot30 werdene daer
Van den koninckGa naar voetnoot31, openbaer.
Merlijn (en) es daer nietGa naar voetnoot32 in dat lant,
Hi es toten koninge Leodegant.
19660[regelnummer]
Dit was daer gerecht vorwaer,
Maer die kinder willen daernaer
In den lande nu algader bliven
Ende dat lant hoeden ende bedriven,
Tote dat haer oem wederkomet nu,
19665[regelnummer]
Ende hise ridderGa naar voetnoot30 make, seggic iu.
Oec seide men hem, datsi groet goet
Hadden gewonnen, daer si sloegen doet
| |
[pagina 218]
| |
Der Sennen een groet deel in dat lant.
Dese niemaerGa naar voetnoot1 liep daer tehant,
19670[regelnummer]
Sodat Jonet hoerde dese woert
Ende quam tsiner moederGa naar voetnoot2 voert,
Ende zeide: ‘lieve moederGa naar voetnoot2, ic wil varen nu
TotenGa naar voetnoot3 koninck Artur, zeggic iu,
Ende ombe hem te dienen mede
19675[regelnummer]
Alse minen oeme, in elkerGa naar voetnoot4 stede,
Of dat iu wille sij, vrouwe, verstaet
Ic en willes niet, sonder uwen raet,
Nu raet mi, moederGa naar voetnoot2, des biddic iu;
Want mijn vader hevet Bandemagu,
19680[regelnummer]
Sinen neve, sijn goet gegeven,
Ende dat hem van iu es bleven,
En kan hi mi genemen niet;
Also lange, Vrouwe, als gy gebiet,
So en mach hijt nuGa naar voetnoot5 niet ontkeren.
19685[regelnummer]
Nochtan, vrouwe, by Onsen Heren
Al soudict al verliesen, zeggic iu,
Ic sal te minen neve varen nu
DienenGa naar voetnoot6 den koninck minen oem.
Nu nemet mijnsGa naar voetnoot7, vrouwe, eerlijc goem
19690[regelnummer]
Dat ic suverlicGa naar voetnoot8 moge komen daer,
Want ic hebbe liever, wet vorwaer,
Daer te stervene dan hier ter stede
In gevanenesseGa naar voetnoot9 liggene mede
Als een vogel in enerGa naar voetnoot10 gyole doet.
19695[regelnummer]
Nu biddic in, Vrouwe, dor oetmoet,
Dat gy my uwen willeGa naar voetnoot11 secht nu’.
Doe si dit hoerde, dat zeggic iu,
Datsi weende van blytscepen
Sodat si niet en konde gespreken,
19700[regelnummer]
Doe si sach, dat hem dat herte alsoe
Na synen hogen geslachte tracGa naar voetnoot12 doe,
Daer si selveGa naar voetnoot13 af komen was.
Doe sprac si tot Jonet nadas:
‘Lieve kint, wildyGa naar voetnoot14 my laten dan
19705[regelnummer]
Ende uwen vader, ombe enen man
Dien gy niet en wetetGa naar voetnoot15, wat hi es?’
‘Vrouwe’, zeidiGa naar voetnoot16, ‘des sijt gewes,
Hi es iu broederGa naar voetnoot17 ende mijn oem, God weet,
Want al die werlt, secht, gereet,
19710[regelnummer]
Ende oec zijn mine neven nu daer;
Ende blivie nu hier, wetet vorwaer,
Ende ic hem niet en helpe sijn lant
Verweren, ic waer embermeer gescant,
Gelijc dat myne neven nu doen;
19715[regelnummer]
Ende weet oec wael: ombe geen ocsoen,
Wien lief, wien leetGa naar voetnoot18, ic en blive hier niet’.
Alse die Vrouwe dit nu siet,
Dat hi ember varen wil daer,
‘Lieve kint’, zeide si, ‘wet vorwaer,
19720[regelnummer]
Dat gy hemelijcGa naar voetnoot19 moet varen nu;
Nu kies al hemelijcGa naar voetnoot19 die met iu
Varen, ic wil iu, sonder beiden,
Herde eerlijc doen bereiden
Van orsen, van gelde, van al,
19725[regelnummer]
Sodat iu nietGa naar voetnoot20 gebreken (en) sal’.
Doe versach hem Jonet van gesellen,
Oec ginc hijtGa naar voetnoot21 sinen broederGa naar voetnoot17 tellen,
Ywen Overdoem, die zeide doe:
‘Ic wil met hem varen alsoe’.
19730[regelnummer]
Die moederGa naar voetnoot22 dadese hemelijcGa naar voetnoot19 bereiden
Ende hondert gesellen met hem leiden,
Ende in den ierstenGa naar voetnoot23 slape oec mede
DadesineGa naar voetnoot24 enwech varen ter stede,
Ombedat niemanGa naar voetnoot25 weten soudeGa naar voetnoot26.
19735[regelnummer]
Doe geleidene dor die woudeGa naar voetnoot26
Een ionchere, hietGa naar voetnoot27 Frangolet,
Die al die wege kende, dat wet;
Ende Jonet was van desen male nu
Geheten Ywein die grote, zeggic iu,
19740[regelnummer]
Ende dat was sijn gerechte name met;
Maer in siner kintheit hiet men hem Jonet.
Hier latic dese varen nu,
Ende sal vorwaert tellen iu
Van den koninck VentresGa naar voetnoot28, ter stede,
19745[regelnummer]
Ende van Doriles entenGa naar voetnoot29 Sennen mede
|
|