Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan Gaweins kintheit ende siner broeder; ende wieGa naar voetnoot3 des koninck Arturs suster kinder waren; ende hoe si sijn lant bescermeden, thent die koninck Artur quam van Carmelide.16355[regelnummer]
In der soeterGa naar voetnoot4 tijt van Meye,
Dat elc vogelijn menegerleye
Singet sinen soetenGa naar voetnoot4 sanck,
Ende doe dat woutGa naar voetnoot5 al gemanck
Met groenen loveGa naar voetnoot6 was bevaen,
16360[regelnummer]
Ende als die werlt daerby saen
OntstekenGa naar voetnoot7 ende ontsenget was van vroyden
Ende van blyscap al verloyde,
Entie soeteGa naar voetnoot8 crude ontspruten,
Die den winter lagen in (der) muten,
16365[regelnummer]
Doe die berge entie dale
Met bloemen bestroit waren wale
Ende beschGa naar voetnoot9, heide, ende bome becleet
Met groenen loveren was bespreet,
Entie aerdeGa naar voetnoot10 dede verbaren
16370[regelnummer]
Die vruchte, die bedwougen waren,
Ende alrehande dinckGa naar voetnoot11 gecomen voert
Dat den winter lach versmoert,
Dat die soete lucht doet openbaren
Entie tydenGa naar voetnoot12 van den jare;
16375[regelnummer]
Ende als die niewe soete minne,
Die die jongeGa naar voetnoot13 herte hebbenGa naar voetnoot14 inne
Van den sconen jongen joncfrouwen
Ende van den hoveschen gerakeden vronwen,
Ende van den jongelingen daeran,
16380[regelnummer]
Ende van menegen hoveschen man,
Die tGa naar voetnoot15 herte behagel hebben ende jolijt
Dor die soete nuweGa naar voetnoot16 tijt,
Die doe was angegaen; -
In deserGa naar voetnoot17 tijt, heh ic verstaen,
16385[regelnummer]
Doe gevil dat GaweinGa naar voetnoot18
Ende Garies ende AgraveinGa naar voetnoot19
Ende GwerriesGa naar voetnoot20, ende Galescins, twaren,
EntieGa naar voetnoot21 in haerGa naar voetnoot22 geselscap waren
WoudenGa naar voetnoot23 varen ten koninckGa naar voetnoot23 Arture;
16390[regelnummer]
Ende als iu sal tellen daventure
Alle dese kinder nuGa naar voetnoot24
Waren Arturs susterkinder, seggic iu;
Want Ygerne, koninck Arturs moederGa naar voetnoot15,
Als ic iu sal maken vroederGa naar voetnoot25,
16395[regelnummer]
Hadde twe dochter van horenGa naar voetnoot26 man
Den hertoge, entieGa naar voetnoot21 ene daeran
Hadde te wive dieGa naar voetnoot27 koninckGa naar voetnoot23 Ventres;
Daeran wan hi enen sone na des,
Die Galescins was geheten,
16400[regelnummer]
Die seder was een ridder vermeten,
Als gy wel horen sult hierna;
EntieGa naar voetnoot21 koninckGa naar voetnoot23 Lot, alsic versta,
Hadde die ander dochter te wive,
Ende hi wan an horen live
16405[regelnummer]
Vier sone, entieGa naar voetnoot21 ene hiet Gawein
Die ander GwerriesGa naar voetnoot20 entie derde AgraveinGa naar voetnoot19,
Entie vierde hiet Garies.
Si waren scone, sijt seker des,
Ende vrome alle te wapene daernaer,
16410[regelnummer]
Doe si opquamenGa naar voetnoot28, wet vorwaer.
Nu hoerde Galescins, Co. Ventres sone,
Sine moeder seggen dicke na datgone
Dat die koninck Artur waerGa naar voetnoot29 sijn oem;
Doe nam hi des an haer goem,
16415[regelnummer]
Ende sochte enen bode, dien hi sende
An Gawine, sine neveGa naar voetnoot30, met genende,
Ende an sine broeder, wet vorwaer,
Dat hine quame spreken daernaer
Ter nuwerGa naar voetnoot31 ferteit in BroserantGa naar voetnoot32,
16420[regelnummer]
Ende dat hi quameGa naar voetnoot33 daer te hant,
So hi alrehemelecsteGa naar voetnoot34 kan,
Ende dadeGa naar voetnoot35 ember den raet daeran
Dat hi trecke, of hi mach,
Des derden dages na Paeschedach.
16425[regelnummer]
Dus reet die bode enwech, seggic iu,
So lange dat hi te Gales quam nu,
In die stat, daer die kinder waren,
Metter moederGa naar voetnoot36; maer die vader, twaren,
Was teGa naar voetnoot37 Hauterive in der stat,
16430[regelnummer]
Daer die Sennen lagenGa naar voetnoot38 by dat.
Alse dieGa naar voetnoot39 bode teGa naar voetnoot37 Gales quam
Ende hi Gawine daer vernam,
DadeGa naar voetnoot35 hi den raet, dat hineGa naar voetnoot40 sprac daer
Ende zeide hem, dat hem ontbode daernaer
16435[regelnummer]
‘Galescins, iu neve; ende oee wet,
| |
[pagina 182]
| |
Dat gy iu broeder brenget metGa naar voetnoot1
Ende komet ter nuwer ferteit inne,
Also lief als gy hebtGa naar voetnoot2 sinc minne;
Hi sal daer emberGa naar voetnoot3 iegen iu wesen,
16440[regelnummer]
Ende trecket des Paesehedages na deseu
Opten derden dach nadien’.
Doe die kinder hoerden van dien,
Waren si des blyde, ende zeiden doe,
Si souden daer alle komen alsoe,
16445[regelnummer]
Want si wisten wael, zijt seker das,
Dat sonder orbaer niet en was
Dat hise so haestelic ontbode daer.
Gawyn gaf een ors daernaer
Den bodeGa naar voetnoot4, ende hiet hem also houdeGa naar voetnoot5
16450[regelnummer]
Dat hi hem sinen neve groeten soudeGa naar voetnoot5.
Die bode seide, hi soudetGa naar voetnoot6 doen vorwaer
Ende es nu gescedenGa naar voetnoot7 van daer,
Ende voer so lange doe nadas,
Dat hi quam daer Galescins was;
16455[regelnummer]
Ende doe hi quam tsinen joncheer,
Groete hine van Gawinshalven seer,
Ende seide, dat hi hem gelovede nu,
Ende sine broeder mede, seggic iu,
Datsi sullen ter nuwer ferteit al
16460[regelnummer]
Comen, hebbensi geval,
Opten dach, dat hise ter stede
Comen hiet, sonder enege bede.
Doe ginck hem Galescins bereiden
Met sinen gesellen, sonder beiden,
16465[regelnummer]
Ende voer ter nuwer ferteit daernaer,
Ende quam opten Paeschdach daer,
Ende ontbeide daer sine neven nu
So lange datsi quamen, seggic iu.
Daer dade dene den ander feeste groet,
16470[regelnummer]
Doe vragede Gawin wacrombe hine ontboet
So haestelijc? ‘dat soude ic nu
Gerne weten hier van iu;
Want en hadde iu boetscap gedaen,
Wi waren nu anderswaer sonder waen,
16475[regelnummer]
Daer wy nu begeren te sino
Hemelike ende oec stillekine’.
Als dat Galescins hoerde, doe zeide hi:
‘Neve, waer wildy varen sonder my?
Gy en zoudt met rechten negeneGa naar voetnoot8 dinge
16480[regelnummer]
Doen, sonder my sonderlinge;
Segget my, waer gy varen wilt nu
Dan sal ic minen willeGa naar voetnoot9 seggen iu;
Ende waerombe ic iu hier ontboet,
Sal ic iu seggen, cleen ende groet’.
16485[regelnummer]
Gawyn seide doe: ‘bi Onsen Heer,
Ic wil varen nu voertmeer
DienenGa naar voetnoot10 enen den alrebesten man,
Den soetstenGa naar voetnoot11 entenGa naar voetnoot12 mildesten daeran,
EntenGa naar voetnoot12 goedertierensten ende vroemsten mede,
16490[regelnummer]
Den edelsten van al KerstenhedeGa naar voetnoot13
Ende daer ic meer dogeden mede
Af hebbe gehoert, nu ter stede,
Dan ic iu oitGa naar voetnoot14 seggen hoerde
Van ienegen manne, in waren woerde’,
16495[regelnummer]
‘GodGa naar voetnoot15’, zeide Galescius nu meer,
‘Wie mach dit zijn, GodGa naar voetnoot15, lieve Heer,
So moetyGa naar voetnoot16 geven, dat moetGa naar voetnoot17 wesen
Daer ic iu omb ontboet vor desen’.
‘By Gode’, zeide Gawyn voertan,
16500[regelnummer]
‘Men soudeGa naar voetnoot18 niet verswigen sulken man
Maer hi soude genoemt sijn gereet
Vor alle goede liede, God weet;
Hi es geheten die koninckGa naar voetnoot19 Artuer
Ende es iu oem, entie onse ter uer;
16505[regelnummer]
Maer met groten onrechte sekerlike
Orlogen hem die barone van den rike,
DieneGa naar voetnoot20 met rechte minnen souden seer;
Ende dat kenne God; Onse Heer,
Dat ik swaert enGa naar voetnoot21 gorde nembermeer,
16510[regelnummer]
Hi en hebbet my selven gegort eer’.
Ende alse Galescins dit verhoerde,
En was hi nieGa naar voetnoot21 so blide van woerde,
Ende greep Gawyne in sine arme doe
Ende helsedene van bliscapen alsoe,
16515[regelnummer]
Ende zeide bem, dat hine mede
Nergent omb anders ontboet ter stede
Dan ombe dese stickeGa naar voetnoot22 openbaer;
Ende doe seide hi hem daernaer
Dat hi oitGa naar voetnoot14, sint dat sijn vader
16520[regelnummer]
Van der batalien komen was te gader,
Daer hi hiervor inne gesconfiert was,
WilleGa naar voetnoot23 oec sint hadde, zijt seker das,
Dat hi tenGa naar voetnoot24 koninck Artur varen woudeGa naar voetnoot25.
Gawyn seide doe also houdeGa naar voetnoot25,
16525[regelnummer]
Dat hijtGa naar voetnoot26 heeft horen seggen al
Hoe dat gesciede, groet ende smal,
‘Ende mijn moeder zeidet oec my
| |
[pagina 183]
| |
Hoe alle dinckGa naar voetnoot1 gesciet sy’.
Doe si lange hadden aldaer
16530[regelnummer]
Gesproken, doe visierden si daernaer,
Welke tijt siGa naar voetnoot2 trecken woudenGa naar voetnoot3.
Si droegenGa naar voetnoot4 overeen, dat si soudenGa naar voetnoot3
Binnen veertienGa naar voetnoot5 nachten trecken met.
Dus sciedensi daer ongelet,
16535[regelnummer]
Ende elc voer thueswaert hem bereiden
Al hemelycGa naar voetnoot6, al sonder beiden,
Van orsen, van gereiden vorwaer,
Van sierhedenGa naar voetnoot7 scoeue ende claer,
Ende van wapene mede nu,
16540[regelnummer]
Alse hem betaemde, zeggic iu;
Galescins nam met hem daernaer
Twehondert gesellen, vroemGa naar voetnoot8 ende claer.
WaelGa naar voetnoot9 gereden ende waelGa naar voetnoot8 te harnas,
EntieGa naar voetnoot10 besten mede, sijt seker das,
16445[regelnummer]
Die in alle sinen rike waren,
Ende es so hemelycGa naar voetnoot6 enwech gevaren,
Dat sijn vader niet en wiste nu,
Ende quam ter nuwer ferteit, zeggic iu,
Ende bleef daer so lange mede,
16550[regelnummer]
Dat Gawyn quam daer ter stede,
Ende sine hroeder, die brachten daer
Vijf hondert man, dapper eude claer,
Ende waelGa naar voetnoot9 gereden ende te harnas,
Ende waelGa naar voetnoot9 alle, zijt seker das,
16555[regelnummer]
Hoger liedeGa naar voetnoot11 kinder, ridder ende knapen,
Die wael dienenGa naar voetnoot13 konden met wapen,
Maer van den vijfhondert wasser zestich welGa naar voetnoot9
RidderGa naar voetnoot12, dapper ende snel,
Ende van dien, die Galescins brachte daer,
16560[regelnummer]
Wasser twintich ridderGa naar voetnoot12 maer.
Doe si dus vergadertGa naar voetnoot14 waren
Haddensi grote feeste, twaren,
Ende bereiden hem daer ter stede.
Daer droegenGa naar voetnoot4 si overeen oec mede,
16565[regelnummer]
Datsi trecken woudenGa naar voetnoot3 te Logres
In Bertanien, zijt seker des;
Daer soudensi ierst vernemen nu,
Waer die koninck, haer oem, es, zeggic in.
Dus es Gawyn ende Gwerries
16570[regelnummer]
Ende Agravein ende Garies
Ende Galescins, met haren liedenGa naar voetnoot15
Ende met al horen masnieden,
Van der nuwer ferteit gesceden
Ende te Bertanienwaert gereden,
16575[regelnummer]
Ende voeren vierGa naar voetnoot16 dage alsoe.
Des vijften dages stondensi op vroe
Ombe der hetten willeGa naar voetnoot17 dordas,
Die in midden den dach was.
Dus redensi in der coelhede
16580[regelnummer]
Des morgens, doetGa naar voetnoot18 scone was, mede
Si minden sere die soeteGa naar voetnoot19 tijt
Als die jonckGa naar voetnoot20 waren ende jolijt,
Si waren noch, wetet, te doene niet
Grote pineGa naar voetnoot21, si waren, dat sietGa naar voetnoot22,
16585[regelnummer]
Wel gewapent alse knapen doeGa naar voetnoot22
PlagenGa naar voetnoot23 te sine, ic segge iu hoeGa naar voetnoot22:
Elc hadde enen yserinen hoet
Op sijn hovet, vaste ende goet,
Ende haer swaerde hingen doenGa naar voetnoot24
16590[regelnummer]
An den gereide, an den artsoen;
Want dat lant en was niet alsoe
Seker, ombe der Sennen wille, doeGa naar voetnoot24
Ende dat was een vol lant
Van allen goedeGa naar voetnoot25, dat men vant,
16595[regelnummer]
Ende was scade, zijt seker das,
Dat al sulc lant gedestrueert was
So lange tijt ende met onrechte.
Dese kinder, daer ic iu af berechte,
Reden te Logreswaert, al horen pas,
16600[regelnummer]
Ende onderwegen, zijt zeker das,
Vondensi den koninck Gwinebante
EntenGa naar voetnoot26 koninck Walebrone ende Modelante,
EntenGa naar voetnoot26 koninck Sornagut ende Soringante,
EntenGa naar voetnoot26 koninck Kinehante;
16605[regelnummer]
Dese hadden dat lant van Logres
Gedestrueert. zijt zeker des,
Ende gerovet, ende voerden daer
Grote spise met hem vorwaer;
Sovele hadden genomen sy,
16610[regelnummer]
Dat lange haer liede mochten daerby
Genoech hebben gehat daermede,
Vleesch, broet, wijn, gerede;
Want si hadden gerovet ten stonden
DhaveneGa naar voetnoot27, daer si groet goet inne vonden,
16615[regelnummer]
Wantsi vondense al volGa naar voetnoot28 ter stede
Van spise endo van comenscap mede,
Sodatsi sevendusent somerGa naar voetnoot29 aldaer
| |
[pagina 184]
| |
Ende vijfhondert wagene daernaer,
Ende seshondert kerren loedenGa naar voetnoot1 mede.
16620[regelnummer]
Dat karrenGa naar voetnoot2 was so groet ter stede,
Dat onvertallicGa naar voetnoot3 te seggene es;
Ende aldaer si voeren, zijt seker des,
Stoef die moudeGa naar voetnoot4 ongehierGa naar voetnoot5,
Ende si makeden so groet vierGa naar voetnoot6
16625[regelnummer]
In den dorpenGa naar voetnoot7, die die SenenGa naar voetnoot8
OntstakenGa naar voetnoot9, daer si voeren henenGa naar voetnoot8,
Dat men wel mochte sienGa naar voetnoot10
EneGa naar voetnoot11 halve myle van dien
Waerheen datsi voeren mettesenGa naar voetnoot12.
16630[regelnummer]
Alse die kinder nakeden den resenGa naar voetnoot13,
Ende hoerden dat helpgeroep mede
Van den lantbedenGa naar voetnoot14 ter stede,
Ombedatse die SennenGa naar voetnoot8 roveden daer
Ende verbranden; oec wet vorwaer
16535[regelnummer]
Datter daer wel tienGa naar voetnoot15 dusent was,
Sonder dat voetvolc, die nadas
In dat lant liepen ende roefdentGa naar voetnoot16 al; -
Doe die kinder hoerden dat gescal
Ende dat verdrietGa naar voetnoot17, dieGa naar voetnoot16 daer gescieden;
16640[regelnummer]
Doe vrageden die kinder den dorpliedenGa naar voetnoot18
Waer die koninck Artur es.
Die dorpliede seiden na des,
Dat hi te Carmelide waerGa naar voetnoot19 nu,
‘Ende te Halfvasten, seggic iu,
16645[regelnummer]
Voer hi rechte derwaertGa naar voetnoot20;
Ende hi hevet hier also bewaert
Sine borge ende sine stade,
Dat hem nieman en kan doen seade.
Des sijn die Sennen so erreGa naar voetnoot21,
16650[regelnummer]
Dat sijt al verderven by ende verreGa naar voetnoot21,
Ende roven dat lant, als gy siet’.
Doe die kinder hoerden, dat die koninck niet
In den lande en es, doe zeiden sy
Datsi wouden verweren daerby
16655[regelnummer]
Den roef, ende tlant houden daeruaer
Tote dat die koninck, haer oem, komen waer.
Alse die dorpliede hoerden die woert
Vragedensi, wie si waren, voert.
Doe zeiden hem die kinder daernaer
16660[regelnummer]
Wie si waren. Des waren daer
Die dorpliede herde blide seer,
Want si hopeden, dat sine eer
Die koninck soude behouden thantGa naar voetnoot22,
Overmyds hem, ende oec sijn lant,
16665[regelnummer]
Ende van den koninge, overmyds hem,
PensedenGa naar voetnoot23 si daer in horen sin,
VrientscapGa naar voetnoot24 zoude werden eer iet lauc;
Si wisten des den kindrenGa naar voetnoot25 groten danc
Ende prijsedense herde sere daer,
16670[regelnummer]
Ende si dadenGa naar voetnoot26 hem oec daernaer
In hoer geselscap, ende reden mede
Daer die kinder reden ter stede.
Van den verdriete ende van den smerte,
16675[regelnummer]
DieGa naar voetnoot29 die Sennen daer daden int lant,
Ende riepen op haer liedeGa naar voetnoot30 te hant:
‘Gy edele barone, bereidet iu,
Laet ons desen roef bescudden nu,
DienGa naar voetnoot29 dese quade Sennen voeren;
16680[regelnummer]
Laet sien, wie sal hem wel roeren?’
Doe vergordensi hoer orse daer
Ende satenGa naar voetnoot31 daer op, ende daernaer
Ordineerden die riddersGa naar voetnoot32 haer scaren,
DieGa naar voetnoot33 daer wel tachtentich waren,
16685[regelnummer]
Die vrome warenGa naar voetnoot34 ende getronweGa naar voetnoot35;
Ende alse die lantliede dat scouwen,
TrockenGa naar voetnoot36 daer an hem, des zijt vroet,
Wael vijfhondert tors ende te voet;
Ende alsiGa naar voetnoot37 dus vergadert waren,
16690[regelnummer]
VoerenGa naar voetnoot38 si alle gader daernare
Ende ontmoeten dieGa naar voetnoot39 kerren ter stede,
Ende hem vierdusent oec daermede,
Die dieGa naar voetnoot40 kerren geleiden daer;
Ende dat was nonedages vorwaerGa naar voetnoot41,
16695[regelnummer]
Ende was oec wtermaten heetGa naar voetnoot42,
Ende dat sant stoef gereet.
Daersi nu hene lieten draven
Daer die viande vorscaven,
Daer sloegensi iu met geruchte groet,
16700[regelnummer]
Ende wondedense ende sloegense doet.
Gawyn doeder sovelc daer nu,
Dat hi bebloedet was, zeggic iu,
Van boven tote beneden toe;
Daer en sloecher nieman doe
16705[regelnummer]
Sovele, als hi dede, wetet vorwaer,
Want hi droech ene gyserneGa naar voetnoot43 daer,
Daer hi met beiden handen sloech mede;
| |
[pagina 185]
| |
WienGa naar voetnoot1 hi gerakede daer ter stede,
DienGa naar voetnoot2 clovede hi toten gordele toe,
16710[regelnummer]
Ende sine broeder dadentGa naar voetnoot3 oec wel doe,
Sodat nieman (en) dorste ontbeiden
HoersGa naar voetnoot4 slages; oec enGa naar voetnoot5 woude niet sceiden
Galescins van Gawyne ter stede
Die wonder oec met wapene dede;
16715[regelnummer]
Hi sloech al doet dat vor hem quam.
Maer van dienGa naar voetnoot2 wonder men noit vernam,
Dat Gawyn dede, want vor hem ter uren
En mochte yser noch staelGa naar voetnoot6 geduren,
Noch wapene noch man negeen
16720[regelnummer]
Die so sterck was, maer nember een.
Hier dadentGa naar voetnoot3 die kinder also wale
Dat van den vierGa naar voetnoot7 dusent by getale,
Die den roef geleiden daer,
Niet meer dan twintich ontvoer daernaer
16725[regelnummer]
Ende vloen ten andrenGa naar voetnoot8 waert
DierGa naar voetnoot9 sevendusent was in der vaert;
Maer si en hadden som gene wapen,
Si hadden se doen trossen hoerGa naar voetnoot10 knapen
Ombe der hetten willeGa naar voetnoot11, die was doen.
16730[regelnummer]
Doe dese twintich quamen gevloen,
Groet geruchte makedensi daernare,
Ende riepen datsi al verslagen waren.
Doe dit diegene hoerden vorwaer
Die dieGa naar voetnoot12 kerren leiden daer,
16735[regelnummer]
Riepen si daer te wapen nu
Die si daer hadden, zeggic iu;
Maer terdeGa naar voetnoot13 deel van hem, als men siet,
En hadden daer haer wapene niet;
Want die mettenGa naar voetnoot14 kerren waren vorenGa naar voetnoot15
16740[regelnummer]
Haddense met hem, des haddensi torenGa naar voetnoot15,
EntieGa naar voetnoot16 hadden die kinder gewonnen daer
Ende sondense mettenGa naar voetnoot14 dorpliedenGa naar voetnoot17 naer
Te Logreswaert binnen der stede;
EntieGa naar voetnoot16 kinder volgeden oec mede
16745[regelnummer]
Den twintigen, die daer nu vloen,
Dat si quamenGa naar voetnoot18 op diegene doen
Die hem daer wapenden metter vaert,
Daer sloegensi in ongespaert.
Daer wart die batalie nu groet,
16750[regelnummer]
Ende daer wart so grote noet,
Dat wonder was teGa naar voetnoot19 ansiene
TesenGa naar voetnoot20 ingange, tesenGa naar voetnoot20 gesciene
Sloech Gawyn als die koeneGa naar voetnoot21
Met siner gisermen koninck AlebroeneGa naar voetnoot21
16755[regelnummer]
Dat hineGa naar voetnoot22 clovede toter borst toe;
Ende Galescins sloech mede doe
Den koninckGa naar voetnoot23 Soringanne doet ter stede
Ende ander vele riddersGa naar voetnoot24 mede.
Ende AgraweinGa naar voetnoot25 sloech in die porse
16760[regelnummer]
Ende vellede menegen van den orse;
Gaheries, die jagede Gwinebande
Den koninck vor hem, al was dat scande,
Hi vlo van siner geselscap daer
Enen bogenscote verre vorwaer.
16765[regelnummer]
Dit was ombedat hi stac ter aerdeGa naar voetnoot26
GaheriesseGa naar voetnoot27 van sinen paerde
Ende gewont hadde met sinen speerGa naar voetnoot28,
Maer hi en hadde daeraf gene deerGa naar voetnoot28.
Dit woude GaheriesGa naar voetnoot27 wreken daer,
16770[regelnummer]
Maer Gwinebant ontvlo daernaer
Want hi siner niet dorste ontbeiden;
Want hi sach hem daer in dat sceiden
So vreselike slage slaen,
Dat hi des blide waer kondiGa naar voetnoot29 ontgaen.
16775[regelnummer]
Dit boeck secht oecGa naar voetnoot30, hier ter stede,
Dat hi niet vele min met wapene dede
Dan sijn broeder Gawyn vorwaer,
Doe hi sine tijt hadde ende sine jaer;
Ende alsiGa naar voetnoot31 sach dattenGa naar voetnoot32 Gwinebant
16780[regelnummer]
Ontwenkede, swoer hi te hant
Hi en ontvoer hem so nembermeer,
Hi en soude sinen broeder wreken eer;
Want hi meendeGa naar voetnoot33 dat hi doet waer,
Hi sloech sijn ors met sporen daernaer
16785[regelnummer]
Ende iagedene so verre nadas,
Dat hi verre van sinen lieden was;
Doe quamen tegen hem Gwinebannes liedeGa naar voetnoot34
Al gewapent, ende elc daer tyde
Te strydewaert; ende Gaheries heeft verhaelt
16790[regelnummer]
Den koninck, ende riep nu: ‘betaelt!’
MettienGa naar voetnoot35 hevet hi dat swaert verheven
EntenGa naar voetnoot36 koninckGa naar voetnoot23 enen slach gegeven
Tuseen den helme entenGa naar voetnoot36 scilt ter stede
OptieGa naar voetnoot37 scouderen, dat hi daermede
16795[regelnummer]
Den arm metten scilde dade daer
Ter aerdenGa naar voetnoot38 vallen; ende daernaer
Wart die koninckGa naar voetnoot23 versaget alsoe,
| |
[pagina 186]
| |
Dat hi in onmacht ter aerden vilGa naar voetnoot1 doe;
Doe keerdeGa naar voetnoot2 Gaheries nadat,
16800[regelnummer]
Ende was blide dat hi ter stat
Sinen broeder hevet gewroken an dienGa naar voetnoot3.
Desen slach hebben die Sennen gesienGa naar voetnoot4,
Ende wouden dit op hem wreken daer,
EntieGa naar voetnoot5 koninck Gwinebant riep daernaer:
16805[regelnummer]
‘Gy lateten iu oeveleGa naar voetnoot6 ontgaen’.
Doe sloegen si al op hem saen,
Ende omberingeden ende staken mede
Met glavien op hem daer ter stede,
So datsi sijn ors doden daer
16810[regelnummer]
Ende velden hem ter aerden naerGa naar voetnoot7;
Maer bi sprane op sine voete doe,
Ende nam sijn swaert ende ginckGa naar voetnoot8 hem toe
Ende weerdeneGa naar voetnoot9 als een lewe daermede;
Daer en was negeen Senne ter stede,
16815[regelnummer]
Die hem dorste iet genaken
So verreGa naar voetnoot10 als sijn swaert konde geraken,
Maer si scoten op hem, weet vorwaer,
Met speren, met swaerden, met kniven daer.
So lange datsine op sine knienGa naar voetnoot11
16820[regelnummer]
Twewerf brachten mettienGa naar voetnoot11;
Hi en hadde niet mogen geduren
Hi en waer gevangen ochtGa naar voetnoot12 doet ter uren.
En hadde gedaen een knape nu
Die sere quam roepende, zeggic iu,
16825[regelnummer]
Ende mesbarendeGa naar voetnoot13 in den pleyne,
Met sinen handen slaeude op Gaweyne
Die gereddet hadde Garietten,
Sinen broeder op dat ors, sonder letten,
Dat hi ochteGa naar voetnoot12 Sarnagut den koninck wan
16830[regelnummer]
Die knape riep: ‘Gaweyn, edel man,
Wat let iu? my duncket, seggic iu,
Dat gy Gaheries verliesen sult nu,
Gy en voertenGa naar voetnoot14 bescudden, want hi esGa naar voetnoot15
So verreGa naar voetnoot9 gevolget, zijt zeker des,
16835[regelnummer]
Enen koninge, dienGa naar voetnoot16 hi nu sloech;
Des hevet hi nu sijn ongevoech,
Want menech Senne heveten nu
Omberinget; oecGa naar voetnoot17 zeggic iu
Datsi zijn ors hebben gedoet.
16840[regelnummer]
Hi hevet soccoersGa naar voetnoot18 groten noet;
Dat esGa naar voetnoot16 scade blivet hi doet in den pleyn’.
Alse dit verstont GaweynGa naar voetnoot19,
HaddiGa naar voetnoot20 des rouwe ende riep seer
An Onse Vrouwe ende an Onsen Heer;
16845[regelnummer]
Ende seide: ‘Maria moeder volGa naar voetnoot21 alre doget,
Ic bidde iu, dat gy my verhoget
Van mynen broeder, dat ickenGa naar voetnoot22 niet
En verliese; want waer dat gesciet
Ic en worde nembermeer blide dan,
16850[regelnummer]
Ende nembermeer so en quame voertan
Seilt an mijn hals!’ - Doe vragede hiGa naar voetnoot23
Den knapeGa naar voetnoot24 waer sijn broeder sy.
Ende hi wiseden hem ter stede
By enen boscheGa naar voetnoot25; doe riep gerede
16855[regelnummer]
Gaweyn sine gesellen na dien,
Ende zeide: ‘nu sal ic wael sien
Wie (mi) helpenGa naar voetnoot26 sal ter stede’.
Galescins totGa naar voetnoot27 Gawine doe zeide:
‘LieveGa naar voetnoot28 ueve, wat segdyGa naar voetnoot29 nu?
16860[regelnummer]
Hier sondeGa naar voetnoot30 nieman ander bidden, zeggic iu,
Maer elc soudeGa naar voetnoot30 riden dat hi mochte
Si en sullenGa naar voetnoot31 hem doetGa naar voetnoot32 hebben als ic dochte
Eer wy daer comen, weet vorwaer’.
Doe sloegen die kinder met sporen daer,
16865[regelnummer]
Ende Gaweyn reet vor, sij iu bekant:
Hi hadde ene giserme in der hant
Ende esGa naar voetnoot33 in hem gereden daer,
Ende sloech op hem sulke slage naerGa naar voetnoot34
MetterGa naar voetnoot35 gisermen, sonder vorste,
16870[regelnummer]
Dat nieman siner ontbeiden dorste;
Want wien hi gerakede hleef doet.
Sine gesellen reden in dat conroet
Ende velder so vele van den paerdenGa naar voetnoot36.
Dat si met hoepen lagenGa naar voetnoot37 ter aerdenGa naar voetnoot39;
16875[regelnummer]
So lange vochten si ende streden,
Datsi Gaheries terGa naar voetnoot38 steden
Gestrecket vonden liggen onder voet,
Ende hadden hem den stalen hoet
Afgedaen entieGa naar voetnoot39 coffie metGa naar voetnoot40,
16880[regelnummer]
Ende sijn hovet ontwapent, dat wet,
Ombe hem af te slane aldaer.
Doe bedachtensi hem naerGa naar voetnoot41
Dat sine levendich woudenGa naar voetnoot42 vaen,
Enten koninckGa naar voetnoot43 Barnagut senden saen,
16885[regelnummer]
HorenGa naar voetnoot44 heren; want hi was
KoninckGa naar voetnoot43 van den Sennen, ende ombdas
Bondensi hem sine hande recht
| |
[pagina 187]
| |
OptenGa naar voetnoot1 rugge, ende leiden averecht.
Ende binnen dien daerGa naar voetnoot2 quam Gawein
16890[regelnummer]
Ende sine broeder opten plein,
Ende sloegenGa naar voetnoot3 op hem slage so groet,
Dat al moesteGa naar voetnoot4 bliven doet,
Dat hem genakede daer ter stede.
Gawyn dat meeste wonder dede,
16895[regelnummer]
Dat ieman sach in genen dagen.
Doe dit diegene aldus sagen
Die sinen broeder hadden gebonden,
Gingensi vlienGa naar voetnoot5 wat si konden;
Ende Gaheries sach Gawine doe,
16900[regelnummer]
Hi seamede hem dat hi lach alsoe
Ende spranc op; ende daernaer
Ontbondensi sine hande; doe nam hi daer
Sinen hoet ende settene nu
Op sijn hovet, dat zeggie iu,
16905[regelnummer]
Ende nam sijn swaert in sine hant,
Ende ginck hem weren, sij iu bekant;
Doe sach hi ombe ende vernam
Waer sijn broeder AgraweinGa naar voetnoot6 quam,
Ende brachte hem een ors, ende seide:
16910[regelnummer]
‘Broeder, nu sit op sonder beidenGa naar voetnoot7,
Dat was doerheit, dat gy so verre versochtGa naar voetnoot8
Van ons te vaerneGa naar voetnoot9, gy haddet verkocht
Des waert iuGa naar voetnoot10 geuoech, zeggic iu’.
Hi sat op dat ors, ende daerna nu
16915[regelnummer]
Vergaderden die gebroeder haer liedeGa naar voetnoot11,
EntieGa naar voetnoot13 Sennen, met horen ongediedeGa naar voetnoot12.
Bliesen haer trompen ende makeden daer
Haer batalien, wet vorwaer;
EntieGa naar voetnoot13 kinder vergaderden aen hem doe
16920[regelnummer]
Entie dorpliede mede alsoe;
Ende som voerdenGa naar voetnoot14 si den roef groet
Te Logreswaert met groter spoet,
Ende was drieGa naar voetnoot15 mylen van daer;
Si meenden altenen dat men hem naer
16925[regelnummer]
Volgen mochte van den Sennen nu;
Ter poerten quamensi, zeggic iu,
Ende riepen: ‘laet in’; doe vrageden daer
Die die poerten hoeden daernaer:
16930[regelnummer]
‘Hier sijn komen kinder vry,
Gawyn ende sine broeder, dat wet,
Ende Galescins, haer neve, met,
Die es des koninck Ventres soen,
Ende hebben met hem sevendusent koen,
16935[regelnummer]
Die jonge liedeGa naar voetnoot19 sijn ende stoutGa naar voetnoot20,
Ende seggen datsi met gewoutGa naar voetnoot20
Hores omes lant sullen helpen houdenGa naar voetnoot21
Ende nembermeer, bi horer scoudenGa naar voetnoot21,
Horen oem en zullen begeven;
16940[regelnummer]
Si quamen ridende hier beneven,
Daer die Sennen dat goet voertan
Voerden enwech met vierGa naar voetnoot22 dusent man.
Si sloegenGa naar voetnoot23 doe in den hoep
Ende hebbense altemale doet,
16945[regelnummer]
Ende bescudden tGa naar voetnoot24 goet aldaer
Ende gaven dat ons te voerne daernaer
Ter statwaert, ende si bleven daer an
Vechtende tegen sevendusent man,
Die alle volgeden den proye;
16950[regelnummer]
Ondoet die posrte met groter joyeGa naar voetnoot25,
Ende voert hem helpen so doedy wale’.
Alse die poerter hoerden dese tale,
Waren si des blide ende ontdeden
Haer poerten met groter haestecheden,
16955[regelnummer]
Ende lietense inkomen, ende daernaer saen
Gereidensi hem sonder waen
Ende wouden den kindren helpen daer.
Doe bliesGa naar voetnoot26 men een horen saen daernaer;
Ende als men dit hoerde in der stat
16960[regelnummer]
So vergaderde al dat vole nadat
Vor des borchgravenGa naar voetnoot27 hues. ende beiden daer
ThentGa naar voetnoot28 dat hi tot hem quam daernaer.
Dese borehgrave was getrouwe mede
Ende hiet Does van Cardoele, der stede,
16965[regelnummer]
Doe ginck hi daer die liedeGa naar voetnoot19 waren,
Daer vant hi hem sevendusent, twaren,
WaleGa naar voetnoot29 gewapent ende tors mede.
Doe zeide hi tot hem: ‘gy sult in der stede
Som bliven, ombe die stat teGa naar voetnoot30 bewaren,
16970[regelnummer]
Ende som sullen wy wtvaren;
Want wy enGa naar voetnoot31 weten niet, watGa naar voetnoot32 wy gemene
Vinden, dat waer quaet lietewy allene
Onse stat’. Doe seiden si daer
Toten borchgrave: ‘gy zegget waer,
16975[regelnummer]
Nu nemet so vele als gy seltGa naar voetnoot35’.
Ende drieGa naar voetnoot36 dusent liet hi in der stede
| |
[pagina 188]
| |
Die stat te houdeneGa naar voetnoot1 mede.
Doe voer die borchgrave gereet
16980[regelnummer]
Daer men herde sere street;
Maer die Sennen en merkeden niet das,
Ombedat daerGa naar voetnoot2 niet herde vele en was
MettenGa naar voetnoot3 kindren, ende oec, twaren,
Ombedat die kinder jonck waren
16985[regelnummer]
OntsagenGa naar voetnoot4 si se teGa naar voetnoot5 min ter stede,
Ende oec en haddensi maer tachtentich mede
RidderGa naar voetnoot6 daer, ende seshondert knapen,
Ende driehondert lantliede in die wapen,
Die an die kinder komen waren,
16990[regelnummer]
Die zeiden, datsi liever, twaren,
TeGa naar voetnoot7 stervene hadden dan si hem afgingen;
EnterGa naar voetnoot8 Sennen was, in waren dingen,
Sevendusent, entie koninck Modelant
Was derselver een, ende Gwinebant.
16995[regelnummer]
Dese makeden twe batalien naerGa naar voetnoot9,
Ende in elker batalien was daer
DrieGa naar voetnoot10 dusent ende vijfhondert mede;
Dese vergaderden alle ter stede
OptieGa naar voetnoot11 kinder, ende Gwinebant
17000[regelnummer]
Hadde een scerp yser in der hant;
Hi was groet, sterck, ende koeneGa naar voetnoot12.
Hiquam soovermoedeehGa naar voetnoot13 in sinen doeneGa naar voetnoot12,
Ocht hiGa naar voetnoot14 se alle woude veriagen
Ende verblasen ende versagen;
17005[regelnummer]
Ende Gawyn, die vor hem allen was,
Hielt sijn speerGa naar voetnoot15, sijt seker das,
In siner hant ende quam hem tegen
Daer die gene quam geslegen
Ende Gawine op sine borst stac,
17010[regelnummer]
Dat sijn speer in sticken brac;
Maer sijn halsberch was daer so goet,
Dat hi des stekes daer wederstoet;
Ende Gawyn reet an hem daer
Ende gaf hem enen slach so swaer,
17015[regelnummer]
Dat hi lach op sijn artsoen,
Ende hadde hem niet ontkeert doen
Die giserme in der hant,
Also als hem die slach ontwant,
Hi hadde hem dat hovet geclovet
17020[regelnummer]
Al toten tanden, des gelovet;
Ende also als die slach scampede neder,
Sloech hi den orse also weder
Den hals af; doe vielen siGa naar voetnoot16
Beide terGa naar voetnoot17 aerden, dat ors ende hi.
17025[regelnummer]
Doe die Sennen zagenGa naar voetnoot18 vallen horen heer,
Waren si rouwech herde seer,
Si meendenGa naar voetnoot19 alle te hant
Dat hoer koninck doet waerGa naar voetnoot20 Gwinebant;
Doe sloegensi alle derwaertGa naar voetnoot21
17030[regelnummer]
Ombe hemGa naar voetnoot22 bescuddene ter vaert,
Ende Gawyn sloech in hem daer,
Ende si stakenGa naar voetnoot23 op hem daernaer
Met horen sperenGa naar voetnoot24 in allen sinnen;
Si dorstakenGa naar voetnoot23 sijn ors daerbinnen,
17035[regelnummer]
Sodat sijn ors ter aerden vil doeGa naar voetnoot25
Ende hi spranc op ende ginckGa naar voetnoot26 hem toeGa naar voetnoot25,
Ende sloecb so vreeslickGa naar voetnoot27, sonder vorste,
Dat hem niemanGa naar voetnoot28 genaken (en) dorste;
Ende sine broeder, ende sine gesellen mede,
17040[regelnummer]
QuamenGa naar voetnoot29 daer toe slaende ter stede,
Ombe hemGa naar voetnoot22 bescuddene daer.
Doe wart die strijt sterek ende swaer,
Ende Gawyn vernam an den Sennen doe,
Datsine wouden vaen alsoe;
17045[regelnummer]
Doe zeide hi: ‘by Gode, Onsen Heer,
Si en vaen my niet hudemeer,
Alwaer ick hier allene nu!’
Hi greep sine giserme, zeggic iu,
Met beiden handen, ende liep te hant
17050[regelnummer]
Daer hi enen SenneGa naar voetnoot30 vant,
Die Agraweine, sinen broeder, doenGa naar voetnoot31
Hadde geboget op dat artsoen,
Ombe hem sijn hovet af te slane.
Heer Gawyn, die dit sach ane,
17055[regelnummer]
Was wel nae verwoedetGa naar voetnoot32 ombedat;
Hi sette sine voete te gader ter stat,
Ende hiefGa naar voetnoot33 die giserme doe
Ombe den Senno te slane alsoe;
Ende als diegene den slach sach komen,
17060[regelnummer]
Heeft hi den scilt daer iegen genomen,
Ende Gawyn sloech nochtan den scilt
In tweenGa naar voetnoot34 sticken, dienGa naar voetnoot35 hi vor hem hilt.
EntieGa naar voetnoot36 slach ginc op die scouderGa naar voetnoot37 doe
Ende sloechen tenGa naar voetnoot38 gordelc toe;
17065[regelnummer]
Diegene vil doet an dat sant,
Ende Gawyn sprane op dat ors te hant,
Ende riep die sine, ende seide mettienGa naar voetnoot39:
| |
[pagina 189]
| |
‘Die hem wael proevet sal men wael sienGa naar voetnoot1,
Want ic zeg iu, sonder waen,
17070[regelnummer]
Des en macher een nietGa naar voetnoot2 ontgaen
Noch in boscheGa naar voetnoot3 noch in hagen;
Nu suldyGa naar voetnoot4 voertmeer zien mijn slagen’.
MettesenGa naar voetnoot5 reet Gawyn daerin,
Ende begonde te slane int begin
17075[regelnummer]
So vreeslick met siner giserme saen,
Datten nieman enGa naar voetnoot6 konde ontgaen;
WienGa naar voetnoot7 dat hi gerakede nu,
MoesteGa naar voetnoot8 sterven, dat zeggic iu.
Die nu Gawine verloren hadde mede,
17080[regelnummer]
Hi badden wael gevonden ter stede
By den doden, die hi daer versloech
DierGa naar voetnoot9 daer te hope lagenGa naar voetnoot10 genoech.
Doch dadenGa naar voetnoot11 die Sennen so vele daer,
Datsi Gwinebande daer naer
17085[regelnummer]
Geredden; doe nam hi saen
Een speerGa naar voetnoot12 ende liet henegaen,
Ende quam op Agrawine gereden doe,
Die enen sinen neve hielt alsoe
Metten breidel, dat hine stae doet;
17090[regelnummer]
Des hadde Gwinebant rouwe groet,
Ende stac Agrawine daer ter stede
Onder die deckeGa naar voetnoot13 van den gereide mede
Dat den orse ten buke dorginc,
Ende dat vil doet, ombe die dinc,
17095[regelnummer]
Met Agrawine optie aerde alsoe;
Maer hi en quetste hem niet sere doe.
Ende alse Garies ende Gaheries
Ende Galescins dat sagen na des,
Dat Agrawein gevallen was,
17100[regelnummer]
Waren si herde droevech ombe das,
Want si meendenGa naar voetnoot14, dat hi doet weer;
Si sloegen derwaertGa naar voetnoot15 herde seer
Ombe hem bescnddene van den vianden,
Ende Galescins sloech op Gwinebanden
17105[regelnummer]
Dat hine nicken dadeGa naar voetnoot16 doen
In sijn gereide optGa naar voetnoot17 artsoen,
Ende Garies sloechen daerna mede,
Dat hi hem den arm afvliegen dede
Van den lichame ter aerden daer;
17110[regelnummer]
Ende Garies sloechen daernaer,
Daer hi gebogen lach alsoe
OptGa naar voetnoot17 artsoen van den gereide doe,
Tuscen hals ende hoet mede,
Dat hem dat hovet vil ter stede
17115[regelnummer]
Ter aerden; doe nam Galescins daer
Den hueck ende warpen van den orse naer,
Ende namt ors ende gaft Agraweine
Die te voet stont in den pleine,
Die daer op es geseten alsoe,
17120[regelnummer]
Ende ginck den Sennen weder toe.
Daer began die strijt anxtlikeGa naar voetnoot18 baren
Onder die viere die daer waren,
Maer van Gawine en wisten si twent
Waer hi henen was gelent;
17125[regelnummer]
Want hi was so verreGa naar voetnoot19 in die Sennen nu
Al vechtende gereden, zeggie iu,
Dat hi quaet te vindene was daerGa naar voetnoot20;
Ende als die Sennen worden gewaerGa naar voetnoot20
Dat die koninck Gwinebant doet was,
17130[regelnummer]
Worden si versaget na das,
Datsi niet en wisten wat doen
Ende keerden alle ende vloen
Op Madelans batalie ter vaert,
Alse die en wisten werwaert.
17135[regelnummer]
Ende alse Gawein sach, dat hi
So verre gevarenGa naar voetnoot21 was daerby,
Dat hi niet en wiste ter stede
Waer sine broeder warenGa naar voetnoot22 gerede,
Doe hilt hi al stille daernaer
17140[regelnummer]
ThentGa naar voetnoot23 hi siner gesellen wart gewaer:
Doe die ene den andrenGa naar voetnoot24 sach daernaer,
Warensi des blide ende hilden daer
TenenGa naar voetnoot25 ringe, entieGa naar voetnoot26 koninck Madelant
Quam met sesdusent Sennen te hant.
17145[regelnummer]
Daer soude groet scade sijn gesciet
Den lande van Bertanien ende groet verdriet,
TenGa naar voetnoot27 hadde soccoersGa naar voetnoot28 van der stat gedaen,
Die hem quamen te helpenGa naar voetnoot29 saen
Met vierGa naar voetnoot30 dusent mannen gewapent welGa naar voetnoot31
17150[regelnummer]
Op (haren) orsen, dapper ende snel;
Ende alse die kinder hebben vernomen
Dat teken van Logres komen,
Dat Does van Cardole voerdeGa naar voetnoot32 daerGa naar voetnoot33,
Wordensi des blyde vorwaer,
17155[regelnummer]
DoetGa naar voetnoot34 hem die lantliedeGa naar voetnoot35 deden verstaen.
‘Nu ierstGa naar voetnoot36 sal men striden gaen’,
Seide Gawyn ende sloech in daer,
| |
[pagina 190]
| |
Ende sine gesellen volgeden naer,
EntieGa naar voetnoot1 van der stat quamen daertoe
17160[regelnummer]
Met stercken glavien in brekende doe,
Dat daer menech dade sijn indeGa naar voetnoot2,
Daer si optieGa naar voetnoot3 Sennen staken genindeGa naar voetnoot2.
Daer wart die strijt anxtlijckGa naar voetnoot4 ende groet,
Daer bleef menech ridderGa naar voetnoot5 doet;
17165[regelnummer]
Sodat die beken van bloedeGa naar voetnoot6
Daer liepen met groten spoedeGa naar voetnoot6,
Ende daer wart vliegende die moudeGa naar voetnoot6
So dicke ende so menechvoudeGa naar voetnoot6
Dat deen den anderGa naar voetnoot7 onder hen boden
17170[regelnummer]
Niet en konde bekinnen daer si streden.
Dus duerdeGa naar voetnoot8 even sterck die strijt
Toter hoger Vespertijt,
In den plane van Logres.
Daer bleef menech doet, sijt seker des,
17175[regelnummer]
Ende verminketGa naar voetnoot9 ende verwont.
Gawyn makede daer ter stont
Dat meeste wonder dat men oitGa naar voetnoot10 vernam.
Dat volc, dat van Logres quam,
SagenGa naar voetnoot11 hem te groterGa naar voetnoot12 vrouden an;
17180[regelnummer]
Want hi sloech daer neder ors ende man;
Sines slages en dorste niemanGa naar voetnoot13 ontbeiden daer.
Die koninck Madelant hadde vorwaer
Afgesteken den borchgraveGa naar voetnoot14 nu
Does van Cardole, seggic iu,
17185[regelnummer]
Ende hielten mettenGa naar voetnoot15 helme gevaen,
En woude hem dat hovet afslaen.
Doe quam daer Gawyn gereden toe,
Daer die van Logres sere vochten doc
Ombe horen borchgraveGa naar voetnoot16 bescudden daer;
17190[regelnummer]
Maer nieman en konde hem genemen vorwaer,
So sterck was hi ende so groet;
Ende Gawyn quam in dat conroet
Ende sloech so vreeslickGa naar voetnoot17 onder hem liedenGa naar voetnoot18
Datsi onder sine slage seieden,
17195[regelnummer]
Ende vloen vor hem alle daer;
Doe quam hi te Madelante naerGa naar voetnoot19
Ende hiefGa naar voetnoot20 sine gisarme met beiden handen
Ende sloech Madelante totenGa naar voetnoot21 tanden
Dor den helm van brunen stale.
17200[regelnummer]
Madelant vil daer te dale
Van den orse ter aerden doet.
Doe was daer dat iagen groet,
Want die Sennen gingen alle vlien;
Alsi haren Heren doet liggen sienGa naar voetnoot22
17205[regelnummer]
Vloen si te Windeberes voert nu,
Duer dat ander heer lach, seggic iu;
Doe Does van Caredol gereddet was,
JagediGa naar voetnoot23 die Sennen, sijt zeker das,
StoutelikeGa naar voetnoot24 met sinen lieden naer;
17210[regelnummer]
Dus sloegen die kinder met Gode daerGa naar voetnoot25,
Ende metter hulpen van der stat,
Dat van tienGa naar voetnoot26 dusent Sennen, wetet dat,
Maer vierdusent en bleef die ontvloen.
Daer duerdeGa naar voetnoot27 dat iagen ende dat doen
17215[regelnummer]
Tote in die nacht, ende daernaer
TrockenGa naar voetnoot28 die ander ter statwaert daer.
Daer wart groet goet gewonnen, des gelovet,
Dat die Sennen hadden gerovet
Op die lantliedeGa naar voetnoot29 in allen synnen;
17220[regelnummer]
Dit voerde men al te Logres bynnen.
EntenGa naar voetnoot30 kindren, wetet vorwaer,
Dede men groetGa naar voetnoot31 ere daer,
DoeGa naar voetnoot32 mense kende, wieGa naar voetnoot32 si waren.
Men brachte vor hem al dat goet, twaren,
17225[regelnummer]
Ende seiden tote Gawine alsoe,
Si hielden hem vor haren heren daer doe,
Ende dat hi dit goet, lude ende stille,
Dele daer hi dat delen wille.
Doe zeide Gawijn: ‘wat des gesciet,
17230[regelnummer]
Boven den borchgrave en doe ic des niet,
Want hi kent die liedeGa naar voetnoot33 bet al,
Ende weet bet waer hijtGa naar voetnoot34 geven sal
An arme an rike, dan ic doe nu
Diese nietGa naar voetnoot35 en sach, dat zeggic iu;
17235[regelnummer]
Di doeGa naar voetnoot36 daermede al sinen wille,
Ic orlovet mynes deels lude ende stille’.
Doe prijsden hem die liedeGa naar voetnoot33 herde seer
Ende zeiden: ‘daer enGa naar voetnoot37 gebreke nembermeer
GoedesGa naar voetnoot38 mansanGa naar voetnoot39, maeh hi leven’.
17240[regelnummer]
Aldus zijnGa naar voetnoot40 daer die kinder bleven
In der stat van Logres ene tijt,
Ende heschermedense wael vor allen strijt.
Nu zwiget hiervan daventuer
Ende sal iu tellen van koninck Artuer
17245[regelnummer]
Ende van co. Bohort ende co. Banne,
Die voeren toten koninck Leodeganne.
|
|