Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan den elven baroenen, ende van den SennenGa naar voetnoot4, die in horenGa naar voetnoot5 landen lagenGa naar voetnoot6.Die aventure seget hier; twaren,
Dat die elve baroeneGa naar voetnoot7 truerich warenGa naar voetnoot8
Om haer verliesGa naar voetnoot9, ende eerden hem sere
15470[regelnummer]
Ende zeiden, datse God, onse Here,
Hatede ombe enege sonde, sonder waen,
Die si an ieman hadden gedaen,
Ende ombedat was hem dit gesciet;
Dus voerenGa naar voetnoot10 si clagende haer verdriet
15475[regelnummer]
Ende horen rouweGa naar voetnoot11 ende hoer verlies,
Ende si voeren al den dach diesGa naar voetnoot12,
Datsi en aten noch en dronken ietGa naar voetnoot13
Noch den dach te voren nietGa naar voetnoot13;
Want die batalie haddet hem benomen
15480[regelnummer]
Daer si nu wt sijn gekomen,
EndetGa naar voetnoot14 was koutGa naar voetnoot15 gevroren mede,
Ende si waren so moede ter stede
Van derGa naar voetnoot16 pinen, die si hadden geleden,
Ende si hadden sere gereden,
15485[regelnummer]
Ende waren hongerech ende dorstech doe,
Datsi met groterGa naar voetnoot17 pinen alsoe
Quamen te Sorant in ene stat,
Die rike ende scone was, wetet dat,
Ende vol van allen goede mede.
15490[regelnummer]
Des koninges Uriens was die stede;
Maer Bandemagus, zijn neve, zeggic iu,
Hieltse van hem ende hoedese nu,
Ende een deel daeraf, zijt gewes,
Daer was af here een, hiet Clamides,
15495[regelnummer]
Alse iu dit boeck hiervor zeide.
Diegene waren getrouwe beide
Ende stoutGa naar voetnoot18 ende koene, entie heren
OntvingenGa naar voetnoot19 se met groterGa naar voetnoot17 eren.
Daer blevensi hem rustendeGa naar voetnoot20 nadat,
15500[regelnummer]
Ende daden hem te gemake in der stat,
Want si haddent wael teGa naar voetnoot21 doene.
Daer wasserGa naar voetnoot22 vele der baroene,
Die sere gewont warenGa naar voetnoot23 nu
Ende in derGa naar voetnoot24 stat bleven, zeggic iu,
15505[regelnummer]
Tote datsi genesen warenGa naar voetnoot23 mede.
Des derden dages daerna ter stede.
Quamen boden van Carmelide
Ende van Cornuale ten tydenGa naar voetnoot25
Ende van Orcanien ende van Leones
15510[regelnummer]
Ende van al den landen, sijt seker des,
Daer si heren af warenGa naar voetnoot23 alsoeGa naar voetnoot26,
Daer hem die boden af zeiden doeGa naar voetnoot26,
Dat die SennenGa naar voetnoot27 daer in nu waren,
Ende hadden al dat lant dorvaren
15515[regelnummer]
Ende verwoestet ende verbrant mede,
Ende dat nu lagenGa naar voetnoot6 vor der stede
Windeberes die SennenGa naar voetnoot27, ende hadden daer
Sovele liedeGa naar voetnoot28, wet vorwaer,
Datse die van der stede niet
15520[regelnummer]
En konden verdriven, wat des gesciet.
Doe die baroeneGa naar voetnoot29 hoerden also
Die nyemaerGa naar voetnoot30, warenGa naar voetnoot23 si des onvro
Ende oec tongemakeGa naar voetnoot31 seer,
Want daer en was negeenGa naar voetnoot32 so koene heer,
15525[regelnummer]
Hi en was in anxteGa naar voetnoot33 herde groet,
Ende si wisten wel die waerheit bloet,
Datzi in aventure waren alle
Van der doet tochtGa naar voetnoot34 van groten mesvalleGa naar voetnoot35.
Si weenden som van rouwen daer,
15530[regelnummer]
Entie machtechsteGa naar voetnoot36, wetet vorwaer,
Weenden in horen cameren nadien,
Daer se niemanGa naar voetnoot37 en konde gesienGa naar voetnoot38.
Op enen dach gevilGa naar voetnoot39 na des,
Dat die koninck Brangores,
15535[regelnummer]
Die een herde vroet man was,
SendeGa naar voetnoot40 enen bode na das
HemelickGa naar voetnoot41 toten heren daer.
Ende datsi alle quamenGa naar voetnoot42 daernaer
In eneGa naar voetnoot43 sael des morgens vroeGa naar voetnoot44;
15540[regelnummer]
Die koninck Uriens was (daer) doeGa naar voetnoot44,
Die koninge ende ander liedeGa naar voetnoot28 mede
Quamen des morgens daer ter stede
| |
[pagina 172]
| |
Ende serech waren ende rouwech met,
Ende weenden so oec, dat wet,
15545[regelnummer]
Ende makeden rouwe ende mesbaerGa naar voetnoot1;
Dus stondensi lange stonde daer,
Datsi en sprakenGa naar voetnoot2 niet een woert
Van serecheden. Doe quam voert
Die koninck van Nortomberlant,
15550[regelnummer]
Ende sprackGa naar voetnoot3 den koninck an te hant
Brangores: ‘here, ic benGa naar voetnoot4 hier komen nu
Ombe te wetene hier van iu,
Waerombe dat gy ontbodetGa naar voetnoot5 my;
Ic en hebbe met nieman, dat wetyGa naar voetnoot6,
15555[regelnummer]
Te doene, dan met iu, sonder waen;
SechtGa naar voetnoot7 my uwen willeGa naar voetnoot8 ende laet my gaen,
Want my en lustet te scempene nn
NochteGa naar voetnoot9 sprekene, dat zeggic iu’.
Doe zeide die koninck Brangores:
15560[regelnummer]
‘Hier en es nieman, sijt seker des,
Hi en hebdesGa naar voetnoot10 also wel te doene, ter tijt,
Daer gy nu ombe ontboden sijt,
Alse gy doet, ende dadet wale
Dat gy begonnen hebbet die tale;
15565[regelnummer]
Ic salt, iu seggen waerombe ic iu
AlleGa naar voetnoot11 hier hebbe ontboden nu:
Gy heren’, zeidiGa naar voetnoot12, gy hebbet gehoert,
Dat die Sennen zijn komen voert
Nu met herde groter macht:
15570[regelnummer]
Ende sijn komen van Angis geslachtGa naar voetnoot13,
Ende liggen nu in onse lant
Ende hebbent verheertGa naar voetnoot14 ende verbrant,
Ende zijn komen vor Windeberes;
Si hebben dat belegen, sijt gewesGa naar voetnoot15,
15575[regelnummer]
An die syde van Cornuale;
Ende dese stat was, sonder fale,
Des koninckGa naar voetnoot16 Norgans, die bleef doet
In den lesten strijde, die was groet,
Daer hem die koninck Uter-Pandragoen
15580[regelnummer]
In ener orsbareGa naar voetnoot17 dede dragen doen;
Ende hem bleef maer ene dochter doe,
Die dat lant bleef houden alsoe;
Maer si haddetGa naar voetnoot18 lange verloren, sonder waen,
En hadde een haerGa naar voetnoot19 broeder gedaen,
15585[regelnummer]
Die haerGa naar voetnoot19 broeder was gemene
Van hoerreGa naar voetnoot20 moeder halven allene;
Ende hi was vrome ende vermetenGa naar voetnoot21
Ende was Gosengoes geheten,
Ende hi hielt haerGa naar voetnoot19 lant ende manne mede
15590[regelnummer]
Met krachte ende met vromechede,
Ende dadese werden siner snster man
Ende helpenGa naar voetnoot22 verweren dat lant daeran,
Ende sulckeGa naar voetnoot23 tijt si verwonnen warenGa naar voetnoot24,
Sijn wi in aventuren ende varenGa naar voetnoot24
15595[regelnummer]
Ombe al te verliesene, sijt seker des,
Opdat onse lant niet het en es
Behoet, dan dat nu es; ende ombe dat
Behoevet ons wel, dat wy ter stat
Enen haestegen raet hebben nu,
15600[regelnummer]
HoeGa naar voetnoot25 wy die Sennen, zeggic iu,
Mogen verdriven, wetet bloet,
OchteGa naar voetnoot26 wi sijn alle ontervet ochtGa naar voetnoot26 doet,
Ende onse kinder embermeer;
BanderGa naar voetnoot27 syde hebben wy verloren seer
15605[regelnummer]
Daer wy streden tegen koninck ArtuerGa naar voetnoot28,
Ende oec en mogewy, nu ter uerGa naar voetnoot28,
Van al sinen lande nu mede
Negene hulpGa naar voetnoot29 krigen ter stede,
Ende van den koninge banderGa naar voetnoot27 syde
15610[regelnummer]
Leodeganne van Carmelide,
Die ons gerne holpeGa naar voetnoot30, hadde hi des macht,
Hi es belegen met groter krachtGa naar voetnoot31,
Want die koninck Rioen, wetet wel,
Die machtech es ende sere fel,
15615[regelnummer]
Orloget hem nu ende hevet gedaen
Twe iaer achtereen, sonder waen;
Ende banderGa naar voetnoot27 syde van koninck Peles
Van Listenois, zijt seker des,
En mogewy oec, dat zeggic iu,
15620[regelnummer]
NegeenGa naar voetnoot32 soccoersGa naar voetnoot30 verkrigen nu;
Want hi hevet sinen broeder ter stede
AnGa naar voetnoot33 ener ziccheit, die hi hevet mede,
Daer hi nember af wertGa naar voetnoot34 gesont
Tote der tijt ende toter stont,
15625[regelnummer]
Dat die Grael wertGa naar voetnoot35 gewonnen gemeneGa naar voetnoot36;
Ende oec van den koninck AleneGa naar voetnoot36
En mogewy hebben soccoersGa naar voetnoot30 twint,
Want hi leget sieck, als men kint,
Ende en mach genesen vorwaer,
15630[regelnummer]
Vordat die beste ridderGa naar voetnoot37 komet daer
Ende hem vraget, wat siechede
Hi hevet, ende na dat Grael mede
| |
[pagina 173]
| |
Moet hi vragen ende winnentGa naar voetnoot1 met
Eer hi geneset; - dus eestGa naar voetnoot2 gesetGa naar voetnoot3.
15635[regelnummer]
Ghy heren, dus enGa naar voetnoot4 kan ic niet
GesienGa naar voetnoot5, waer wy mogen ietGa naar voetnoot6
Hulpe hebben, in negenen wegen,
Want die koninck Amagijn van Nortwegen
In SorloisGa naar voetnoot7, die orloget nu
15640[regelnummer]
Caleos, der Gigantinnen soneGa naar voetnoot8. seggic iu,
Van den vremdenGa naar voetnoot9 eylandeGa naar voetnoot10, dat wet,
Ende wil, dat hi sijn lant houde metGa naar voetnoot11
Van hem, ende orloget bem daerombe seer;
Ende van den Co. BrangineGa naar voetnoot12 noch meer
15645[regelnummer]
Van den verlornen eylande, dat wet,
EnGa naar voetnoot13 hebbewy negeen hulpe met
No van den koninge NodoamineGa naar voetnoot14
No van den koninge Clamedine
Van den beslotenen eylanden:
15650[regelnummer]
Ende ombedat ons negeen hulpe te handen
En komet, so duncketGa naar voetnoot15 my goet
Dat elck in zijn lant vaer metterGa naar voetnoot16 spoet,
Ende vergaderGa naar voetnoot17 alle sine liedeGa naar voetnoot18 mede,
Ende manne sine borge ende sine stede,
15655[regelnummer]
Ende doe voeren altGa naar voetnoot19 goet daerin
Van den lande meer noGa naar voetnoot20 min,
Ende vare liggen selve nadat,
EestGa naar voetnoot21 in borch eestGa naar voetnoot21 in stat
Daer die Sennen liden sullenGa naar voetnoot22 vorwaer,
15660[regelnummer]
Ende weertGa naar voetnoot23 se met sinen lieden daer;
Want dat en waerGa naar voetnoot24 ons niet goet nu
Dat wy op hen voeren, seggic iu,
Want wy en hebben der liedeGa naar voetnoot18 niet
Dat wy se beduden mogen iet;
15665[regelnummer]
Daerombe dunket my dat beste wesen,
Dat wy doen aldus van desen.
Opdat gy dat lovet ende dincket goet;
Nu zeggic elck wat men best doet,
Want ic ben gereet, van desen al
15670[regelnummer]
Des men overeen hier dragen sal’.
Doe antworde die koninck Clarioen
Van Nortomberlant, op dit doen:
‘Here, gy hebbet wel gesechtGa naar voetnoot25 nu,
Ic volge uwen rade, seggic iu,
15675[regelnummer]
Want dat es te doene, na dat staet,
Dat wy haesteleke hebben raet.
Ende my duncket goet, dat elc sinen wille
Hier nu zegge, lude ende stille,
Wat hem des goet dochte gedaen;
15680[regelnummer]
Want hier enGa naar voetnoot4 es niemanGa naar voetnoot26, sonder waen,
Hi enGa naar voetnoot4 sij sculdech te radene hiertoe,
Want es die ene ontset, so es also
Die ander int verliesGa naar voetnoot27 ende gescint,
Want hi en sal des behoudenGa naar voetnoot28 twint’.
15685[regelnummer]
Doe zeide die koninck Loth gereit:
‘By Gode, gy hebbet waer geseit,
Gy wetetGa naar voetnoot29 wael. doe wy hier quamen
Dat wy rouwech waren al te samen
Ende serech, ende en wisten wat zeggen
15690[regelnummer]
Doe gy dese tale begontGa naar voetnoot30 voert leggen,
Daer gy wel gesecht hebt an mede,
EntieGa naar voetnoot31 koninck, die ons onboet ter stede;
Ende wy sijn hier komen altemale
Ende hebben gehoert sine tale
15695[regelnummer]
EnterGa naar voetnoot31 uwer een deel, dat wet;
Nu wil ic minen zin zeggen met:
Wy zijn hier alle van enen accoerde
Ende hebben gelovet met vasten woerde,
Dene den andren niet af te gane
15700[regelnummer]
Ende toter doet; daerombe voertane
SoudeGa naar voetnoot32 deen den ander raden daernare
Dinge die niet teGa naar voetnoot33 begripen waren;
Want en vindewy in ons selven niet
GoedenGa naar voetnoot34 raet, waer sullen wyneGa naar voetnoot35 iet
15705[regelnummer]
Soeken mogen? want in allen lande
So en hebben wy niet dan viande,
Ende dat scijnt ons in deser manieren
Want si ons tallen steden asselgieren’.
Doe zeide Carados, die koninckGa naar voetnoot36:
15710[regelnummer]
‘Ons hevet gescadet sere een dinckGa naar voetnoot36,
Dat is dat orloge van Arture;
Ende welc Duvel mochte nu ter ure
Gedenken, dat hi soudeGa naar voetnoot33 komen gevaren
Tegen ons, die so mogende waren?’
15715[regelnummer]
Doe zeide die koninck Uriens saen:
‘Dat weet ick wel: en hadde gedaen
| |
[pagina 174]
| |
Merlijn, die tovener, daer ter uren
En hadde hi vor ons niet konnen geduren;
Want hi wiste also wael vorwaer
15720[regelnummer]
Welke tijt dat wy souden komen daer,
Alse wy selven wisten onse dinck,
Des dade hi warnen den koninck
In der manieren dat wy
Alle waren bedrogen daerby,
15725[regelnummer]
Dat ons scijnt ende scynen sal
Want wy en hadden niet al
Onse liedeGa naar voetnoot1 verloren so saen
En hadde dat onwederGa naar voetnoot2 gedaen,
Dat die Duvel Merlijn komen dede
15730[regelnummer]
By siner toverien, die hi kan, mede
Sodat nieman hem (en) kan gewachten
No by dage no by nachten’.
Doe zeide voert die koninck Ydier:
‘Gy heren, dochtetGa naar voetnoot3 iu goet nu hier
15735[regelnummer]
Dat elc van ons in onze lant
OntbodeGa naar voetnoot4 onse manne te hant,
Dat nieman (en) bleve daerin
Die wapene mach dragen meer no min
Sonder diegene, dieGa naar voetnoot5 borge ende stede
15740[regelnummer]
Souden wachten ende hoeden mede;
Ende alse wyse alle hebben tehant,
Varewy met crachte in onse lant,
Ende daer wy dieGa naar voetnoot6 Sennen ontmoetenGa naar voetnoot7
Laetse ons daer also groeten
15745[regelnummer]
Met onsen swaerden, datsi daernaer
En gerne nembermeer openbaer
Daerin en komen; dat dunketGa naar voetnoot8 my beste,
Want vor Windeberes, die stercke veste,
Daer en sullewi niet varenGa naar voetnoot9 nu
15750[regelnummer]
Want daer isser te vele, zeggic iu.
Aldus mogewi onse leet wreken,
Ende wil ieman ietGa naar voetnoot10 anders spreken
Dat beter es, hi seggetGa naar voetnoot11 na des’.
Doe zeide die koninck Brangores,
15755[regelnummer]
Die een goet vroet ridder was,
EntenGa naar voetnoot12 rechte volgede nadas
Sonder valsceit telker stede,
Hi sprac met luderGa naar voetnoot13 stemmen mede,
Sodat sijtGa naar voetnoot14 alle hoerden daer:
15760[regelnummer]
‘Elc hevet gesecht’, sprac hi daernaer,
‘Na synenGa naar voetnoot15 beste sinen raet;
Die koninck Ydier, dat verstaet,
Hevet wael gesecht in ener manieren,
Die dat also mochte visieren
15765[regelnummer]
Als hi gesecht hevet, maer en esGa naar voetnoot16
Also niet berecht, sijt seker des,
Want wy en weten een twint nietGa naar voetnoot17
Van horen manieren die men daer plietGa naar voetnoot17,
Ende hoe si riden nu in dat lant,
15770[regelnummer]
Ende onser es luttel goet te hant
Aldus te vaerneGa naar voetnoot18, want onversien
Mochtewy te hant komen te dien
Daer wy mochten sijn bedrogen;
Ende worden si boven ons vermogen,
15775[regelnummer]
Waer soudewy dan mogen vlien?
Dat en kan ic niet gesien;
Want al omb ende ombe, seggic iu,
So sijnGa naar voetnoot19 onse viande nu;
Dus moesteGa naar voetnoot20 wy doet bliven ochteGa naar voetnoot21 gevaen
15780[regelnummer]
Ende ic en kan oec niet, sonder waen,
Geweten, waer wy mochten verkrigen
SoccoersGa naar voetnoot22 alse men ons soude bewigen;
GevieleGa naar voetnoot23 dat wy in aventuren waren
Van der doet, ende oevele twaren,
15785[regelnummer]
Soude die eneGa naar voetnoot24 van ons heren
Den andren danGa naar voetnoot25 gesoccorreren;
Maer dat beste, zijt seker des’,
Zeide doe die koninck Brangores
‘Dat es dat elc te hues vaer mede.
15790[regelnummer]
Ende doe vesten borge ende stede,
Of die Sennen in den landen
IetGa naar voetnoot10 worden treckende, datsi te hande
Den borgen ende steden iet mochten scaden
Ende daerin niet en mogen varen;
15795[regelnummer]
Ende doet met vitalien ende met spisen
Iu borge ende steden in alre wisen
Vullen wael, sodat die SennenGa naar voetnoot26 daer
In den landen niet en vinden naer
Des si behoevenGa naar voetnoot27, dat verstaet,
15800[regelnummer]
Ende hebhet hierop goeden raet
Ende mallic zegge zijn beste nu’.
Die koninck VentresGa naar voetnoot28, zeggic iu,
Antworde hierop, ende hi was
Een vroet man, sijt seker das,
15805[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot29 gerne gelovede goeden rade,
Oec haettehi verraders entieGa naar voetnoot29 quade;
Hi zeide: ‘here, gy hebt wel geseit
Ende oec accordere ic daermet gereit
| |
[pagina 175]
| |
Ende en weet genen betren daer an’.
15810[regelnummer]
Doe seide die hertoge EscanGa naar voetnoot1,
Die een stoutGa naar voetnoot2 wijs man was:
‘An desen raet, wetet wael das,
So houdieGa naar voetnoot3 my oec; waer hi sot
Die hem wederseide, so helpe my God!’
15815[regelnummer]
Die koninck van den C. riddrenGa naar voetnoot4 seide daer:
‘Dit es een goet raet ende gewaer
Ende sonder anxteGa naar voetnoot5, ende weet oec nu,
Warewy in onse lant, seggic iu,
Wy soudenGa naar voetnoot6 sekerre wesen dan
15820[regelnummer]
Dan ochtGa naar voetnoot7 wy alle te samene daeran
Voeren; want haddewy soccoersGa naar voetnoot8 noet,
Wie ware dan diese ons boet,
OchtGa naar voetnoot7 wy alle waren belegen?
Daerby duncktGa naar voetnoot9 my dat beste daer iegen,
15825[regelnummer]
Dat wy volgen Brangores raet,
Want nadienGa naar voetnoot10 dattet ons staet
So en wetic genen so goeden;
Maer dat wi ons mede spoeden,
Dat men van ons (en) verneme niet,
15830[regelnummer]
OchtGa naar voetnoot7 eer dan wy werden verspietGa naar voetnoot11’.
Doe seide die koninck Anguissant.
Die koninck was van Scotlant:
‘Desen raet (en) mach nieman nu
Verbeteren, dat seggicGa naar voetnoot12 iu’.
15835[regelnummer]
Dus accordecrden si alle daer
An desen raet, ende zeiden naer
Datsi hem haesten onde gereiden,
Want daer en waer negeen langer beiden.
Doe zeide die koninck Tradeliant
15840[regelnummer]
Van Nortgales al te hant:
‘Gy heren, wy en mogen ons niet
Dus sere haesten, nu besiet,
Want onse liedeGa naar voetnoot13 en zijn noch niet al
Komen, datter komen noch sal;
15845[regelnummer]
Want die in den bosch vloen verborgen,
Doe wy waren in groter sorgen,
Si en derrenGa naar voetnoot14 noch komen niet
Ombe te scuwene meerre verdriet,
Ende oec en hebbewy maer vierGa naar voetnoot15 dage
15850[regelnummer]
Hier gelegen, sonder sage,
Ende wy waren moede, sonder waen,
Want wy warenGa naar voetnoot16 anxtlike bestaen,
Ende so hemelick oec mede,
Datsi op ons warenGa naar voetnoot16 ter stede
15855[regelnummer]
Eer wy des ietGa naar voetnoot17 wisten sonderlinge;
Ende al teGa naar voetnoot18 male deseGa naar voetnoot19 dinge
Dade ons Merlijn, die ons herde seer
Hatet; ende weet wael, hi sal noch meer
Ons alle letten, ende wy en konnen niet
15860[regelnummer]
Hem gescaden, wat des gesciet;
Ende hi weet oec alle dinge
Eer si gedacht sijnGa naar voetnoot20 sonderlinge;
EntieGa naar voetnoot21 koninck Artur en doet niet
Sonder hem; ende by hem es gesciet,
15865[regelnummer]
Dat die koninck Bohort ende koninck Ban
Artur nu quamenGa naar voetnoot22 dienen voertan;
Ende dit sijn twe die beste mede,
Die men nu vonde in KerstenhedeGa naar voetnoot23;
Maer hem scadet sere die koninck Claudas,
15870[regelnummer]
Die machtech es, sijt seker das,
EntieGa naar voetnoot21 ene scadet den anderGa naar voetnoot24 met,
Daer en es geen vrede tnschen geset,
Maer vrede es tuschen hem nu daer;
Die koninck Ban ende sijnGa naar voetnoot20 broederGa naar voetnoot25 vorwaer
15875[regelnummer]
SijnGa naar voetnoot20 noch mettenGa naar voetnoot26 koninck Artur, seggic iu,
IckGa naar voetnoot27 en weet wat zy denken te doeneGa naar voetnoot28 nu;
Daerombe en es niet so goet dan wy
Met gemake ons gereiden daerby,
Ende dat elc doeGa naar voetnoot29, dat sine man
15880[regelnummer]
Gereet sijn so hi ten besten kan,
Ende wy en mogen niet trecken vordesen,
Onse liede en sijn bet genesen
Ende comen; want ten waer nietGa naar voetnoot30 goet
Dat sy achterbleven, des sijt vroet’.
15885[regelnummer]
‘Gy heren’, zeide die koninck Urien,
‘En sijt niet tongemake van dienGa naar voetnoot31,
Al en mogen die gewondeGa naar voetnoot32 daerby
Niet trecken, gy sult se laten met my
Tote dat zy al zijnGa naar voetnoot33 genesen,
15890[regelnummer]
Want ic en sal niet trecken van desen,
Ic sal hier bliven te minerGa naar voetnoot34 stat
Ende mynenGa naar voetnoot35 marisen, ic seg iu dat,
Ende mynenGa naar voetnoot35 borgenGa naar voetnoot36, dat die Seynen
Niet en vinden onbewaert die pleynen’.
15895[regelnummer]
Si hielden hem alle an desenGa naar voetnoot37 raet,
Ende elc hem daer bereiden gaet
Alse te varene in hoerGa naar voetnoot38 lant
| |
[pagina 176]
| |
Men dade die orse conreiden te hant
EntieGa naar voetnoot1 seilde verwerven daer
15900[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot1 halsberge scuren naer
EntieGa naar voetnoot1 speer occ ter stede,
Scerpe yser daerin doen mede
Entie helme bruneren doc.
Dus bereidensi hem daer alsoe
15905[regelnummer]
Ombedatsi niet en wisten vorwaer,
Welke tijt zijsGa naar voetnoot2 te doene souden hebben daer
Ende tegen wat liedeGa naar voetnoot3, God weet!
Des woudensi wel zijn bereet;
Ende doe si alle bereet waren
15910[regelnummer]
Alse te treekene, doe stont op daernare
Die koninck Lot, ende seide ter steden:
‘Gy heren, sint dat wy moetenGa naar voetnoot4 sceden,
Denket ombe wael te doene, radic iu,
God hoede iu! ic vaerGa naar voetnoot5 hene nu.
15915[regelnummer]
Ende heb ic noet, so biddicGa naar voetnoot6 iu met,
Dat gy komet ende niet en let,
Als ic in ontbiede’. Ende ele gelovede daer
Den andren te komene, ende daernaer
Gaf dene den anderGa naar voetnoot7 een lijcteken,
15920[regelnummer]
Wantsi duchtenGa naar voetnoot8 hem sekerlekenGa naar voetnoot9
Verraetnesse. Doe voer van daer
Die koninck Lot, weet vorwaer,
In sijn lantGa naar voetnoot10, ende elc van hem
Es daer gesceden meer noGa naar voetnoot11 min,
15925[regelnummer]
Ende voeren daerna tharen landewaert.
Die koninck Lot voer welbewaert
Met sinen lieden, wel te harnas,
DierGa naar voetnoot12 wael vierGa naar voetnoot13 dusent was,
Die hem in den strijt bleven vor nu.
15930[regelnummer]
Hi voer so lange, seggic iu,
Dat hi te Haterive quam
In Loenois, daer hi vernam
Sine liedeGa naar voetnoot14, die seer vervaertGa naar voetnoot15 waren
Van den Sennen, die hadden gevaren
15935[regelnummer]
In dat lant ende gerovet mede.
Doe si sagenGa naar voetnoot16 haren heer ter stede
WarenGa naar voetnoot17 si blide, ende dadenGa naar voetnoot18 hem daer
Grote feeste, ende daernaer
Versameldensi liede ende soudeniere
15940[regelnummer]
So vele dat hi er hadde sciere
TienGa naar voetnoot19 dusent sonder diegene, wet dat,
Die daer woneden in der stat,
Ende dierGa naar voetnoot20 wael sevendusent was,
Ende die hoeden, sijt zeker das.
15945[regelnummer]
Aldus verweerdenGa naar voetnoot21 si ene lange tijt
DenGa naar voetnoot22 koninck Lot, des seker sijt,
Sodat hem die Sennen cleneGa naar voetnoot23
Daerna voer doe van Soerhant
15950[regelnummer]
Die koninck VentresGa naar voetnoot27 al te hant
In sine stat, die Polle hiet,
Die nu was in swaer verdriet
Van den SennenGa naar voetnoot28, want haerGa naar voetnoot29 pas
In ener halver myle na was,
15955[regelnummer]
Ende ombedit voer hi liggen in die stat
Met vierGa naar voetnoot13 dusent riddersGa naar voetnoot30, die hem na dat
Bleven warenGa naar voetnoot17 in den stryde groet,
Daer der liede vele inne bleven doet.
Doe ontboet hi sine liede aldaer,
15960[regelnummer]
Scutten ende seriante, dat hi er naer
VijftienGa naar voetnoot31 dnsent hadde mettengenen nu
Die die stat hoeden, zeggic iu;
Hi hielt hem tegen die Sennen welGa naar voetnoot32,
Hi hadde diekewile strijt fel,
15965[regelnummer]
Ende dickewile verloes hi ende wan
Als men in stryde plietGa naar voetnoot33 dan.
Daerna voer te hues die koninck Clarioen
Met tweendusent mannen coenGa naar voetnoot34,
Die som gesont sijn, som gewont,
15970[regelnummer]
Die hem bleven warenGa naar voetnoot17 ter stont,
In den strijt vor den koninck ArtuerGa naar voetnoot35;
Hi voer so lange dat hi ter uerGa naar voetnoot35
Quam te Montrubie nadat;
Dat was ene vaste goede stat
15975[regelnummer]
Maer si was sere bedwongen dor das
Want der Sennen wech was
EnterGa naar voetnoot36 Giganten, alsiGa naar voetnoot37 gingen
Vandaer si lagenGa naar voetnoot38 ter voederingeGa naar voetnoot39
In des koninck Arturs lant, dat wet,
15980[regelnummer]
Ende in Nortomberlant metGa naar voetnoot40.
Ende als hi daer quam, so ontboet hi
RiddersGa naar voetnoot30 ende knapen, verre ende by,
Die tors warenGa naar voetnoot17 ende herde snel,
Ende dierGa naar voetnoot12 was achtedusent wel
15985[regelnummer]
Sonder die in der stat warenGa naar voetnoot41 nu,
DierGa naar voetnoot12 was vierGa naar voetnoot13 dusent, seggic iu;
Daer weerdensiGa naar voetnoot42 hem ende dicke vochten
| |
[pagina 177]
| |
Tegen die Sennen, diese besochten.
Dacrna voer te sinen lande waert
15990[regelnummer]
Die koninck Ydier met snelre vaert,
Met vierGa naar voetnoot1 dusent mannen hem beneven,
Die hem in den stryde bleven;
Hi reet so lange oec nadas,
Dat hi quam daer gestaen was
15995[regelnummer]
Een casteel, die Mongla hiet,
Die dicke hadde groet verdriet,
Want hi lach by enen passe ten tyden
Daer die Sennen dicke overlyden;
Die casteel stont op ener rotse daer
16000[regelnummer]
So hoge, dat men sach vorwaer
Al dat lant over, ende hi was
Groet ende wijt, als ictGa naar voetnoot2 las.
Onder den castele liep een riviere
Die groet was ende herde sciere,
16005[regelnummer]
Ende was geheten KoperneGa naar voetnoot3 met;
Ende dat was daerombe, dat wet,
Ombe dat men daerinne vant ter stede
Manier van coper, wetet gerede;
Ende in den castele vant hi daer
16010[regelnummer]
Vele liede, ende oec daernaer
Ontboet hi mage ende vrientGa naar voetnoot4 scire
Ende selfscuttenGa naar voetnoot5 ende sondenireGa naar voetnoot6,
Sodat daer veertienGa naar voetnoot7 dusent waren
MettienGa naar voetnoot8 van den castele twaren.
16015[regelnummer]
Dus hoede die koninck die merseGa naar voetnoot9 wel
Ende was dickewile den Sennen fel
Ende dede hem scade groet mede.
Oec dede die koninck daer ter stede
Die besten alle van den lande
16020[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot10 vitalie menegerhande
In den casteel voeren in die stade,
Sodat die Sennen negene scade
Conden gedoen, ende dat oec si
Negene vitalie vonden daerby.
16025[regelnummer]
Daerna sciet die koninck te hant,
Die van den hondert riddersGa naar voetnoot11 es genant,
Met vierGa naar voetnoot1 dusent riddersGa naar voetnoot11, die alle waren
Wel gewapent ende georset, twaren,
Ende voer te Malant in die stat,
16030[regelnummer]
Daer een herde edele vrouwe in sat,
Die wedue was ende ioncGa naar voetnoot12 mede;
An die merseGa naar voetnoot9 stont die stede
Van sinen lande, ende ombedat si
Dintrepasse naest stontGa naar voetnoot13, voer hi
16035[regelnummer]
Nu daerin, ombedat die Scynen
Te wanderne plagenGa naar voetnoot14 by den pleynen;
Want die baroene van Malant
EntieGa naar voetnoot10 vrouwe badenGa naar voetnoot15 t hem te hant,
Ende hi dadet dor horen willeGa naar voetnoot16 met.
16040[regelnummer]
Dese hiet Agingmers, dat wet,
Ende was koninck, edel ende vry,
Hi hoede die lande verre ende by,
Sodat die Sennen, by sinen daden,
Den lande deden luttel scaden,
16045[regelnummer]
Want hi was altoes gereet
Te werene alse daer enich leet.
Daerna sciet van der stat Soerhant
Die koninck van Nortgales, Tradeliant,
Ende voer in sijn lant nadas,
16050[regelnummer]
Daer hi herde welcome inne was;
Want hi hadde scade gehat swaer
Van den Sennen, die aldaer
Gewandert warenGa naar voetnoot17; want haerGa naar voetnoot18 pas
Meest aldaer te wanderne was
16055[regelnummer]
An ener roetsen, daersi te hande
Groten scade daden den lande;
EntieGa naar voetnoot10 koninck ontboet in dienGa naar voetnoot19 dagen
Alle die wapene mochten dragen;
Doe quamer so vele totGa naar voetnoot20 hem daer
16060[regelnummer]
Dat hi er hadde, wet vorwaer,
Wael sevendusent torsGa naar voetnoot21 ende te voet,
Ende in der stat waren werachtich ende goet
Ses dusent man; hiermede weerdeGa naar voetnoot22 hi wel.
Die Sennen die waren daer herde fel;
16065[regelnummer]
Maer een casteel stont daer met gewoutGa naar voetnoot23,
Dien HeerGa naar voetnoot24 Godebrandes suster houtGa naar voetnoot23
Die CarneleGa naar voetnoot25 was gehetenGa naar voetnoot26;
Den wech, alse wi dat weten,
En konde die koninck Tradeliant niet
16070[regelnummer]
Dan Sennen benemen, wat des gesciet,
Hem en quameGa naar voetnoot27 soccoersGa naar voetnoot28 ende spise
Van den castele in alre wise;
Want hi was so vast ter ure
Nochtan en haddiGa naar voetnoot29Ga naar voetnoot30 veste no mure,
16075[regelnummer]
Sonder die lucht, daer hi mede was
So vaste besloten, zijt seker das,
Dat hi daermede was so beraden,
Dat hem nieman enGa naar voetnoot28 konde gescaden;
Ende dit was met nygromancien
| |
[pagina 178]
| |
16080[regelnummer]
Gemaket ende met gokelien,
Daer Carnele af konde meer
Dan ieman, die wiste eer,
Sonder Arturs suster MorganeGa naar voetnoot1
Ende Merlijns vriendinneGa naar voetnoot2 VivianeGa naar voetnoot1,
16085[regelnummer]
Die hi minde berde sere doe,
Ende hadde haer geleert alsoe
Al die wonder van der werlt nu,
Alse dit boeck sal seggen iu
Hierna, als dat tijt es ende stede.
16090[regelnummer]
Ende by desen castele, wetet mede,
Hadden die Senuen haer soccoersGa naar voetnoot3 daer
Dat mense niet mochte bringenGa naar voetnoot4 vorwaer
Wten lande vor dien tyden,
Dat die koninck Artur op hem quam striden
16095[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot5 koninck Bohort ende koninck Ban.
Diese hier namaels verdreven dan.
Nu wasGa naar voetnoot6 hier na desen in porre
Die koninck Brangores van Estragorre
Met drienGa naar voetnoot7 dusent man, ende voer na dat
16100[regelnummer]
Tote Estragorre in sine stat,
Die daer by der roetsen stoet.
Hi ontboet daer tors ende te voet
Vrient ende mage, so dat hiGa naar voetnoot8
HemGa naar voetnoot8 sesdusent hadde by,
16105[regelnummer]
Sonder die in der stat waren,
Dier was vierGa naar voetnoot9 dusent, twaren;
Dese scaden den Sennen sere nu.
Dese koninck badde, seggic iu,
Een herde edel wijf, die was
16110[regelnummer]
Des keysers dochter, als ictGa naar voetnoot10 las,
Adrianus van Constantinople;
Dese was fierGa naar voetnoot11 ende herde noble,
Ende was noch mettenGa naar voetnoot12 vader dan;
Ende si hadde gehat enen man,
16115[regelnummer]
Ende was wedue eer se Brangores
Te wive nam, ende hadde vor des
Den koninck gehat van Blakie
Ende oec mede van Bulgerie,
Ende si haddene maerGa naar voetnoot13 vijf iaer;
16120[regelnummer]
Een scone kint bleef daernaer,
Dat scoenste een, dat mochto wesen,
Dat nu so groet was, als wy lesen,
Dat hi wael ridderGa naar voetnoot14 mochte sijn nu,
Ende hiet Sagrimor, seggic iu,
16125[regelnummer]
Ende dadeGa naar voetnoot15 sint menege vromechede
In den lande van Logres, ende anders mede,
Alse dit boeck wael seggen sal.
Nu liep dor die werelt al
So grote nyemaer van koninck Artuer,
16130[regelnummer]
HoeGa naar voetnoot16 vrome hi waerGa naar voetnoot17 nu ter uer,
HoeGa naar voetnoot16 stout, hoeGa naar voetnoot16 koeneGa naar voetnoot18, hoeGa naar voetnoot16 mylde,
Ende hoeGa naar voetnoot16 goet hi waerGa naar voetnoot18 ten scilde,
So datterGa naar voetnoot19 Sagrimor dicke vor das
Te Constantinople, daer hi was,
16135[regelnummer]
Af hoerde spreken menege dinck,
Ende was van vijftienGa naar voetnoot20 jaren een jongelinc.
Doe begeerde hi dickewile seer,
Dat hi van so goeden heer
RidderGa naar voetnoot14 mochte werden, als hi es,
16140[regelnummer]
Ende seide oec dickewile na des
Tegen sinen hemelikenGa naar voetnoot21 raet,
Dat en mochte niet sijn, hoetGa naar voetnoot22 gaet,
Die ridderGa naar voetnoot14 worde van so goeden man,
Hi en soudesGa naar voetnoot23 zijn leven sijn voertan
16145[regelnummer]
TeGa naar voetnoot24 beter. Dit seide hi dicwile daer;
Ende als hem sijn oudeGa naar voetnoot25 vader daernaer
Vermaende, dat hi ridderGa naar voetnoot14 soude wesen,
Want dat keyserike op hem na desen
Versterven soudeGa naar voetnoot26 na siner doet,
16150[regelnummer]
So antworde hi den keyser bloet,
Dat hi niet ridderGa naar voetnoot27 werden en wille
Vor dat (hem) die koninck, lude ende stille,
Artur, die van Bertanien es heer,
RidderGa naar voetnoot14 make, des begeerde hi seer.
16155[regelnummer]
Doe gevil dat also hier naer,
Datten die keyser, wet vorwaer,
Wael bereide ende sendene alsoe
Toten koninck Arture doe,
DieneGa naar voetnoot28 ridderGa naar voetnoot14 makede sint.
16160[regelnummer]
Nu kere ick weder daeromtrint
Daer ic mine materie liet,
Daer ic van den koningenGa naar voetnoot29 sciet,
Die van Soerhant thueswaert varen.
Na den koninge Brangores, twaren,
16165[regelnummer]
Es die koninck Carados danGa naar voetnoot30
Gesceden met vierGa naar voetnoot9 dusent man,
Ende voer te Margore nadas
In sine stat, die herde vaste was,
Die opter merseGa naar voetnoot31 stont in dat lant
16170[regelnummer]
Van Estragorre ende Nortomberlant;
Die stat hiltGa naar voetnoot32 hi, dat seggic iu,
| |
[pagina 179]
| |
Van sines wives halven nu,
Want hi haddese behuwet an haerGa naar voetnoot1
Ende Brangores gafsemGa naar voetnoot2 daernaer
16175[regelnummer]
Ende groet lant mede nochtan,
Want hi sijn maech was ende sijn man;
Van siner moederGa naar voetnoot3 wegen mede
HaddineGa naar voetnoot4 herde lief ter stede.
Die stat was sere bedwongen mede
16180[regelnummer]
Van den Sennen, die daer ter stede
Doe lagenGa naar voetnoot5, want si en was niet
Gemuret; maer, als men siet,
So lach al ombe een maras,
Daer si vele teGa naar voetnoot6 sterker af was,
16185[regelnummer]
Sonder tener stat te landewaert,
Daer was ene intreie waelbewaert.
Doe Carados quam in die stede
Ontboet hi knapen ende ridderGa naar voetnoot7 mede,
DierGa naar voetnoot8 hi wael sevendusent hadde nadat,
16190[regelnummer]
Sonder dieGa naar voetnoot9 waren in der stat;
Ende hi ontboet steenbickelaren
Ende dade die stat beteren, twaren,
Ende torrenGa naar voetnoot10 maken, daer men mede
Houden soudeGa naar voetnoot11 oec die stede.
16195[regelnummer]
Dus weerdiGa naar voetnoot12 hem tegen die Sennen daer
Ende scade hem dicwile daernaer,
Daer si reden dor sijn lant,
Want hi was vroem ende valiant,
Ende liep hem op, als een lewe doet
16200[regelnummer]
Te siner spise, des sijt vroet.
Hi hoede die mersenGa naar voetnoot13 herde wale,
Met sinen lieden, ende sine pale,
Sodat sy luttel goet mesdeden
Dat en worde gewroken ter steden.
16205[regelnummer]
Hi hielt dat orloge lange tijt
Tegen die Sennen, ende den strijt
Dicke verloes hi, ende oec wan;
Hi sloech hem af menegen man
Wetet waelGa naar voetnoot14, dat hi hem best houtGa naar voetnoot15
16210[regelnummer]
Tegen die Sennen met gewontGa naar voetnoot15,
EntieGa naar voetnoot16 se meest scade als te voren,
Alse gy hier na wel sult horen.
Nu suldyGa naar voetnoot17 horen van Anguissant,
Die here was van Scotlant:
16215[regelnummer]
Hi was die machtechsteGa naar voetnoot18 van allen mede
Van magen, entieGa naar voetnoot19 rikeste ter stede
EntieGa naar voetnoot16 jongeste van hem allen nu,
Die ic genomt hebbe, zeggic iu;
Maer van wapinen wistiGa naar voetnoot19 min mede
16220[regelnummer]
Dan ienech van den andren dede.
Hi voer nu met sevendusent man
Wael tors van Soerhan,
Ende reet te Corenges na des
In sine stede, die vaste esGa naar voetnoot20
16225[regelnummer]
Ende herde rike; maer si hadde nu
Grote scade gehat, seggic iu,
Van den Sennen, die daer dicke leden
Ende dat lant hadden dorreden,
Want dat en was maer twintich milen
16230[regelnummer]
ScoetseGa naar voetnoot21 van der groterGa naar voetnoot22 stat ter wilen,
Windeberes, daer dat grote heerGa naar voetnoot23
Vor lach, daer men, min no meer,
Dat getal niet af en wist, twaren,
Van dien, die daer vergadertGa naar voetnoot24 waren,
16235[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot16 elckGa naar voetnoot25 dagelikes oec mede
QuamenGa naar voetnoot26 beliggen daer die stede;
Ende als die koninek Anguissant komen es
In sine stede te Corenges,
WarensGa naar voetnoot27 sine liedeGa naar voetnoot28 herde blide.
16240[regelnummer]
Daer woenden binnen te dien tydenGa naar voetnoot29
Sesdusent ridder, sonder poerterGa naar voetnoot30 ter stede
Ende ander volc, dat men niet telt mede.
Doe dade die koninck ontbieden te hant
Ridder ende seriante in sijn lant,
16245[regelnummer]
So vele dat hi en hadde wale
DertienGa naar voetnoot31 dusent bi getale
Mettien, die hi bracht hadde mede,
Sonder die hi vant in der stede.
Dicwile street hi grote stride
16250[regelnummer]
Tegen die Sennen nu by tyden;
Hi wan dicke ende verloes metGa naar voetnoot32
GelijcGa naar voetnoot33 men doet in stryde, (dat wet);
Oec dade hi weder sine stede maken
Daer se vor die Sennen braken;
16255[regelnummer]
Aldus hieltGa naar voetnoot34 hi sijn lant wel
Tegen die Sennen, al waren si fel.
Na desen reet dhertoge Escant
Met vierGa naar voetnoot35 dusent liedenGa naar voetnoot36 in sijn lant
Ende voer so lange dagelijc
16260[regelnummer]
Dat hi quam te Cambenijc
In sine goede stat sekerlike,
| |
[pagina 180]
| |
Die scone was ende herde rike,
Ende vol van allen goede mede.
VierGa naar voetnoot1 dusent man waren in der stede,
16265[regelnummer]
Die vrome ende scoene waren
EntenGa naar voetnoot2 hertoge festeerdenGa naar voetnoot3, twaren,
Want si waren bedwongen nu
Van den Sennen, seggie iu,
Die daer quamen van Arondeel,
16270[regelnummer]
Van den castele, die een deel
Stont by der merse van Cambenijc
Ende by der roetsen der Sennen desgelijc,
Die die koninck Artur hadde ten tyden
Doen warnerenGa naar voetnoot4, doe hi te Carmelide
16275[regelnummer]
Voer toten hertoge Leodeganne.
Doe die hertoge, ende sine manne,
Quum in sine stat, ontboet hy
RidderGa naar voetnoot5, seriante, verre ende by;
Sodat hi er vergaderde wale
16280[regelnummer]
TwalefGa naar voetnoot6 dusent by getale,
Daer hi die Sennen orlogede mede,
Ende bescermede tlantGa naar voetnoot7 ter stede,
Ende hadde menegen swaren strijt,
Daer hi in wan somege tijt,
16285[regelnummer]
Ende onderwilen verloes hi mede,
Alse men pleget te meneger stede:
Daer men orloget daer wint men alse nu
Ende alsenu verliest men, zeggic iu.
Aldus als gy hebbet vernomen
16290[regelnummer]
So zijn dese tienGa naar voetnoot8 prinsen komen
Elck in sijn lant, ic zeg iu dat,
EntieGa naar voetnoot9 koninck Uriens bleef in sine stat,
Ende ontboet sine liede daeran,
Ende vergaderde achtedusent man
16295[regelnummer]
Sonder die woneden in der stede,
Ende dierGa naar voetnoot10 was sesdusent mede.
Ende Windeberes was oec daerGa naar voetnoot11
WaelGa naar voetnoot12 in ener dachvaert naerGa naar voetnoot11,
Daer die Sennen vor lagen ter tijt.
16300[regelnummer]
Si hadden menegen pongys ende strijt
Tegen die Sennen, ende wonnen daer
Op hen menegen strijt swaer
Ende oec verlorensi dicke mede,
Datsi bescermeden lant ende stede;
16305[regelnummer]
Dus hieldensi dat lant lange tijt
In orlogen ende in swaren strijt,
Sodat men daer en erde no korn wan,
Ende tlant woeste wart daeran,
Sodat binnen vijf jaren daernaer
16310[regelnummer]
Die liedeGa naar voetnoot13 van den lande vorwaer
EnGa naar voetnoot14 levenden nergen mede nu
Dan dene den ander, zeggic iu,
RovedeGa naar voetnoot15 ende nam met crachte mede;
Dus onthieldensi hem daer ter stede
16315[regelnummer]
Lange tijt, by dage by nachten,
Dat sy anders niet en wachten
Dan dene rovede optenGa naar voetnoot16 ander daer.
EntieGa naar voetnoot9 Sennen, wet vorwaer,
Orlogeden oec dieGa naar voetnoot17 lande seer,
16320[regelnummer]
Oec dedensi daerna noch meer:
Si voeren voederenGa naar voetnoot18 in Arturs lande
Ende deden daer scade menegerhande,
Want daer en was nieman, diese daer
WeerdeGa naar voetnoot19, dat en waerGa naar voetnoot20 also vorwaer
16325[regelnummer]
Dat God, Onse Here, woude vorsien
Als hi oec dadeGa naar voetnoot21 seer nadien,
Want hi daer sende vrome joncherenGa naar voetnoot22,
Die dat lant zullenGa naar voetnoot23 verwerenGa naar voetnoot22
16330[regelnummer]
Dat die koninck ArtuerGa naar voetnoot25
Comen sal van Carmelide,
Daer hi gevaren was tien tyden
Self veertechsteGa naar voetnoot26 van ridderenGa naar voetnoot27 koene,
Omb een huwelye daer te doene
16335[regelnummer]
An des kouinges dochter Leodegan,
Die hi daer met wapine wan,
Ombedat hi daer den koninck RioenGa naar voetnoot28
Verdreef als een degen koenGa naar voetnoot28,
Ende namaels oec nam sijn leven;
16340[regelnummer]
Ombe dit was hem JenoverGa naar voetnoot29 gegeven
Tot enen wive in vrientlechedenGa naar voetnoot30.
Hier ende ie dit boeck ter steden
Ende sal een ander nu angaen
Van GaweinsGa naar voetnoot30 kintheit, sonder waen,
16345[regelnummer]
Ende alle siner broederGa naar voetnoot31Ga naar voetnoot32 oec mede,
Wat si daden in meneger stede
Eer si ridderGa naar voetnoot5 worden weren,
Ende van Galescins, den heren,
Die vrome was ende herde scone,
16350[regelnummer]
Ende was des koninck VentresGa naar voetnoot33 sone,
Ende van YweineGa naar voetnoot34 ende vele ander tsamen;
| |
[pagina 181]
| |
Hoe deseGa naar voetnoot1 begonden ende opquamen,
Dat sal iu dit boeck, groet ende smal,
Van beghinne berechtenGa naar voetnoot2 al.
|
|