Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan Merlijns rade, ende hoe hi die boetscap dadeGa naar voetnoot11 des koninckGa naar voetnoot2 Bans ende des koninckGa naar voetnoot2 Bohortes.Dus tellet voert die aventuerGa naar voetnoot12,
12980[regelnummer]
Dat Merlijn nam nu ter uerGa naar voetnoot12
Die drieGa naar voetnoot13 koninge ende Bretel
Enten aertsbiscop also welGa naar voetnoot14,
Ende Ulfijn ende Antor ende Keye met;
DeseGa naar voetnoot15 nam hi tenenGa naar voetnoot16 rade, dat wet;
12985[regelnummer]
Doe zeide hi tot hem allen nu:
‘Ic houde iu vor herde wijs, zeggie iu,
En vor getrouweGa naar voetnoot17 ende herde goet,
Ende ic kenne iu gelijc gy selveGa naar voetnoot18 doet.
Hier es die koninck Artur, die een ionc man esGa naar voetnoot19,
12990[regelnummer]
Ende met sinen baroenen, des sijt gewesGa naar voetnoot19,
Es hi nn oevele als gy wael ziet,
Ende en willene vor heer kinnen niet,
AlsiGa naar voetnoot20 sculdcch warenGa naar voetnoot21 te doene al;
Des suldy doen dat ic iu raden sal,
12995[regelnummer]
Ende ic biddes iu dat gyne doet dan,
Want ic negenen beteren gedeucken kan,
Dan ick hier sal geven iu’.
Doe zeidensi alle: ‘wy willen nu
Doen algader dat gy ons raetGa naar voetnoot22’.
13000[regelnummer]
Hi zeide: ‘gy heren, nu verstaet:
Hier es onse koninck, ende hevet nu
NegeenGa naar voetnoot23 wijf, dat seggic iu,
Ende ick weet wael ene maget reneGa naar voetnoot24
Ende ene enege dochter alleneGa naar voetnoot24,
13005[regelnummer]
Ende haer vader heetGa naar voetnoot25 die koninck Leodegan,
Ende hi es een herde outGa naar voetnoot26 man
Ende sonder wijf, ende oec mede
Es sine dochter nu ter stede
Die scoenste ene van KerstenhedeGa naar voetnoot27,
13010[regelnummer]
Ende oec ene die wiseste mede;
Ende si heetGa naar voetnoot28 JenoverGa naar voetnoot29 die scone,
Ende na siner doet blivet haer die krone
Ende dat koninckrike vorwaer,
Ende hi enGa naar voetnoot30 sal maer leven seven iaer,
10015[regelnummer]
Ende hi hevet soccoersGa naar voetnoot31 wael te doene,
Ende hi orloget tegen den kouinck Rioene,
Die van den groten geslechte es,
Van den Giganten, sijt seker des,
Die rike sijn ende machtech zeer,
10020[regelnummer]
Ende es dat si winnen, och heer!
Dat koninckrike van Carmelyde,
Dat komet an uwes landes syde,
So weticGa naar voetnoot32 dan wael vorwaer,
Dat gy nembermeer, heer, daernaer
10025[regelnummer]
Iu lant en houtGa naar voetnoot33 voert met geninden,
Gy en sultGa naar voetnoot34 altoes orloge vinden
Also lange als si leven nu,
HeerGa naar voetnoot35 koninck Artur, dat seggic iu,
En daden oec die van der tafelronde,
10030[regelnummer]
Die koninck soude onlange stonde
Tegen die Giganten hem verweren;
| |
[pagina 144]
| |
Daerombe so radic iu, gy heren,
Dat gy daer vaert onder iu
Alse soudierGa naar voetnoot1 hem dienen nu
13035[regelnummer]
Een jaer ochteGa naar voetnoot2 twe omtrent
Totdat gy met hem sijt bekent;
Ende gy en sult oec niet lange na desen
Daer dienen, gy en sult daer wesen
Van hem bet ende waerderGa naar voetnoot3 mede
13040[regelnummer]
Dan ieman in sijn lant ochteGa naar voetnoot2 stede;
Ende ic weet wael, dat hi den koninck ArtuerGa naar voetnoot4
Bidden sal, dat hi ter uerGa naar voetnoot4
Sine dochter neme tenen wive daer;
Ende als hise gekroent hevet vorwaer,
13045[regelnummer]
Sullen dat die Gigante weten saen
Ende dau en sullensi, sonder waen,
Niet langer derrenGa naar voetnoot5 bliven dan
Noch in ener halverGa naar voetnoot6 dachvaert an’.
Doe antworde Merline die koninck Ban,
13050[regelnummer]
Ende zeide: ‘of wy dus voeren danGa naar voetnoot7,
Wat zoude van onsen lande gescien,
Dat wy noch oevele hebben versien,
Ende wy hebben herde felle geburen,
Die ons oplopen tallen uren,
13055[regelnummer]
Ende onse lant woesten ende branden.
Oec hevet die koninck Artur thanden
MenegenGa naar voetnoot8 viant ombe hem geseten
Die dit scire souden weten,
Dat wy wten lande warenGa naar voetnoot9;
13060[regelnummer]
Oec dochtemy grote dorheit, twaren,
VoerenGa naar voetnoot10 wy ander lant bescudden nu,
EndeGa naar voetnoot11 onse in aventuren lieten, zeggie in’
‘Here, here’! zeide Merlijn doe,
‘Gy segget herde wale nu toe;
13065[regelnummer]
Maer dat doet goet, achterwaert gaen
Ombe vorder te springene saen,
Ende wetet dat wael: tegen enen penninck
Dien gy hier verliesen sult, heerGa naar voetnoot12 koninck
Gy zultGa naar voetnoot13 er twe hondert winnen daer;
13070[regelnummer]
Ende ic segget iu al openhaer
Gy en sult hier verliesen borch noch steenGa naar voetnoot14
Noch stat noch dorp noch veste negeenGa naar voetnoot14
Ende zult daer winnen een konincrike,
Dat bescermen sal ewelike
13075[regelnummer]
Dit lant ende verweren al,
Also lange als Artur leven sal’.
Doe zeide echt die koninck Ban:
‘Merlijn, gy zijt wyser daeran
Dan wy alle sijn, wetic wal,
13080[regelnummer]
Als gy ons radet doewy al,
Hiertoe te doene dan wy ons saen
Gereiden entieGa naar voetnoot15 dinge anevaen.
Nu besietGa naar voetnoot16, wanneer dat wy
Willen trecken’. Doe zeide hi:
13085[regelnummer]
‘Te halfvasten sonder beiden,
Ende daer binnen suldy iu bereiden,
Maer eer gy derwaert vaert, wetet wel,
Suldy hebben ene batalie fel
Tegen die baroene, seggic iu;
13090[regelnummer]
Die hem vergaderenGa naar voetnoot17 al datsi mogen nu,
Ende met al der macht, die si mogen
Verkrigen, zullensi iu orlogen
Ende gy zult ontbieden, weet vorwaer,
Die gy hebben moget, verre ende naer,
13095[regelnummer]
Ende hemelick suldy trecken dan
In dat foreest van Bredigan;
Ende ontsiet iu niet, want syGa naar voetnoot18
Sullen meer scade hebben dan gy’.
‘Merlijn’, zeide doe die koninck Ban,
13100[regelnummer]
‘Ende of ic ende mijn broeder dan
Om soccoersGa naar voetnoot19 senden, zouden si
IetGa naar voetnoot20 te tyde komen?’ - Doe zeide hy:
‘Ia si, here’ - ‘Ende wie machse dan
Halen?’ - zeide doe die koninck Ban.
13105[regelnummer]
‘Ic sal die boetscap doen’, zeide Merlijn,
‘Ende oec sal ic eer komen sijn
Dan een ander, dat zeggic iu;
Ende oec es dat te doene nu,
Want die strijt sal sijn gewisse
13110[regelnummer]
Te Sante Marien lechtmysse,
In den plane van Bredigan,
Ende uwen liedenGa naar voetnoot21, wetet vortan,
Staet te ridene dach ende nacht;
Oec wetet wael, dat ic hebbe geacht,
13115[regelnummer]
Dat ic morgen avent sal wesen
Te Gannes’. Doe zi hoerden van desen mede;
Dat Merlijn zeide daer ter stede,
Hem wonderdesGa naar voetnoot22 sere ende loechenGa naar voetnoot23
Si helseden Merline ende daden hem daer
13120[regelnummer]
Grote feeste, wet vorwaer.
Dus nam Merlijn orlof, seggic iu,
Ende zeide hi en hadde wat lette hem nuGa naar voetnoot24;
‘Ontbiedet ridderen ende serianten, heer,
| |
[pagina 145]
| |
Also vele als gy mogetGa naar voetnoot1 embermeer,
13125[regelnummer]
Ende so gy hemelicst mogetGa naar voetnoot1 mede;
Ende gy sult doen voeren ter stede
Spyse ende vitalie genoech daeran
In dat dal van Bredegan.
Ende alse die vitalie es komen daer,
13130[regelnummer]
So doetse delenGa naar voetnoot2 wel naer
Al den volke, want ic zegget iu,
Daer sal des wel te doeneGa naar voetnoot3 sijn nu,
Gevet hem te vijftienGa naar voetnoot4 dagen spyse
Goet gesoutenGa naar voetnoot5 vleesch van pryse,
13135[regelnummer]
Doet hem dit geven sonder meer daeran,
Ende doet hem Keyen delenGa naar voetnoot2 dan
Ende Bretelle ende Griflette
Ende Ulfine ende Lucam, sonder letten,
Dit doet so gy hemelekest kont’.
13140[regelnummer]
Doe heeschedeGa naar voetnoot6 hi dat vingerlijn terstont,
Dat hi hadde an siner hant,
‘Dat ic dat mach tonen in iu lant
Leoncen van Parne, uwen vrient,
Ende Phariene, die iu oec dient
14145[regelnummer]
Tenen waertekenGa naar voetnoot7, datsi nadat
My sullenGa naar voetnoot8 geloven oec te bat,
Als ict hem tonen sal daernaer’.
Si worden al verscrieket daer,
Doe sijtGa naar voetnoot9 hoerden, ende hen wonderdes seer,
13150[regelnummer]
Want zi meeuden dat niemanGa naar voetnoot10 meer
Dit en hadde geweten, zeggic iu,
Dan zi twe ende diegene nu
Die hi daer noemde, Leoncen ende Pharijn;
Dit dochteGa naar voetnoot11 hem dat moeste wonder sijn.
13155[regelnummer]
Doe zeide die koninck Artur: ‘en zijt niet
TonrustenGa naar voetnoot12 van al, dat gyne doen siet,
Want (van) al dat men dencket, God weet,
Weet hi al dat hi wil gereet’.
Doe zeiden die twe koninge: ‘nu
13160[regelnummer]
So laet dan gewerden met iu,
Sint dat hy so wijs nu es
Ende ons duncket oec wel die waerheit des
Dat hi iu boven alle die werelt mint;
Gy sultGa naar voetnoot13 des te bet hebben dat gy dat kintGa naar voetnoot14
13165[regelnummer]
So sere, dat gy des noch menech werf
Gewaer sult werden als dat iu bederfGa naar voetnoot15’.
Doe gaf hem die koninck Ban dat vingerlijn,
Ende doe sciet van daer Merlijn,
Ende al dat hi hem dus dede verstaen
13170[regelnummer]
Van hareGa naar voetnoot16 hemelecheit, heeft hi gedaen
Ombedat hi daer mede beiagen wille
HoerreGa naar voetnoot16 beider vrienscapGa naar voetnoot17 Iude ende stille.
Doe voer Merlijn te Blasise waert
Sinen meester, ende zeide hem ter vaert
13175[regelnummer]
Alle die dinge, groet ende cleneGa naar voetnoot18,
Die onder hem gesciet sijn gemeneGa naar voetnoot18.
Daerna telde hi hem, hoe hi sal varen
Ene boetscap doen, sonder sparen,
In clene Britanien, ende toende hem daer
13180[regelnummer]
Dat vingerlijn, ende zeide daernaer
Dattet sijn waerteken zoude wesen.
Doe screef dat Blasys al na desen,
Gelijck dat hem Merlijn zeide;
Doe scietGa naar voetnoot19 Merlijn, sonder beiden,
13185[regelnummer]
Van Blasyse, vroe ende blyde;
Ende des anderen dages te primetyde
Was hi te Gannes in der stat,
Ende zeide Leoncen ende Pharine dat,
Dat hem die koninge ontboden nu
13190[regelnummer]
‘Al dat ick hier sal seggen iu,
Dat gy des my sult geloven mede’.
Hi toende hem dat vingerlijn ter stede,
Ende doe zi zagen dat vingerlijn,
Geloveden zi al der talen fijn
13195[regelnummer]
Die hi hem zeide, clene ende groet,
Gelijck dat men hem ontboet.
Doe zi dit hoerden, ontboden si
Alle die liede, sodat zi daerby
VergaderdenGa naar voetnoot20 vijftien dusent man daernaer
13200[regelnummer]
Ende wel gewapent, wetet vorwaer.
Dese quamen alle te Bonewick
Achte dage vor Kerstesdage sekerlick;
Ende Leonce ende Pharijn mede
Setten doe hoede in elke stede
13205[regelnummer]
Ende in die borge, die hem goet dochten.
Daer si tlantGa naar voetnoot21 mede verweren mochten.
Ende hieraf een, hiet Lambegijs,
Die stoutGa naar voetnoot22 was ende hadde groten prijs;
Desen settenzi in die foreeste met
13210[regelnummer]
Van Gannes, ombedat hi dat bet
Ende stoutlikeGa naar voetnoot22 hoeden soudeGa naar voetnoot23 daer,
Dan een ander. Hem bat daernaer
Pharijn, sijn oem, dat hi dat nu
Wael hoede. ‘Gerne, oem! dat zeggic iu;
13215[regelnummer]
Ick salt so hoeden, ofdat God woutGa naar voetnoot24,
| |
[pagina 146]
| |
Dat gy daer gene scade af hebben soutGa naar voetnoot1’.
Ende in den foreeste van Bonewick
SettenGa naar voetnoot2 si Graciane desgelyck,
Den here van der hogerGa naar voetnoot3 muer,
13220[regelnummer]
Ende bevelen dat hem ter uer.
Hi was vrome ende getrouweGa naar voetnoot4 mede,
Ende opten casteel van Trebe
Dadensi Gracianes sone scier,
Die gehetenGa naar voetnoot5 was Banier;
13225[regelnummer]
Hi was koninck Bannes pade;
Ende beide die koninge na stade
Waren in den casteel, zijt seker das,
Ombedat hi van den lande die vaste was.
Ende in koninck Bohortes casteel so es
13230[regelnummer]
GesetGa naar voetnoot6 te hoedene Plaeides,
Leonces neve, die getrouweGa naar voetnoot4 was
Ende zeer vrome, zijt seker das,
Ende dese casteel hiet Mouleer.
Aldus besettenGa naar voetnoot7 si dat lant eer
13235[regelnummer]
Eer zi sceden wouden van daer;
Alse dat wel besetGa naar voetnoot8 was, daernaer
Doe voerenGa naar voetnoot9 zi hene, nacht ende dach,
Wat dat elck geriden nach,
Want die mane scone sceen.
13240[regelnummer]
Ende Merlijn voer vor hem alleen,
Die dat heerGa naar voetnoot10 leide vorwaer
Van den quaden nanwenGa naar voetnoot11 wege daer
Tot dienGa naar voetnoot12 daer si doe op quamenGa naar voetnoot13,
Daer si alle sceeptenGa naar voetnoot14 tsamen.
13245[regelnummer]
Entie koninck Artur bandersyde
Gereide hem sere die wile te stryde;
Gelijck dat hem Merlijn beval,
So dade hi sine sticken al.
Hi ontboet alle diegene nu,
13250[regelnummer]
Die hi verbidden mochte, zeggic iu.
Daer quam daer herde vele ter stede,
Ende meer dan hi meende mede,
Die van Logres quamen daer
Ombe die groteGa naar voetnoot15 gave vorwaer,
13255[regelnummer]
Die hem die koninek hadde gegeven;
Sulke quamenGa naar voetnoot13 hem oec beneven
Ombe den koninck te kennen, ende oec mede
Ombe sine doget, die hi dede,
Daer si dicke af hebben gehoert.
13260[regelnummer]
Ende alsi alle waren komen voert,
So warenGa naar voetnoot16 daer wel tienduzent man
Wel torsGa naar voetnoot17 ende wapine an,
Ende voetliedeGa naar voetnoot18 en woude hi negene;
Ende wagene algemene,
13265[regelnummer]
Daer men die spise op voerde alsoe,
DadiGa naar voetnoot19 by nachte varen doe
Ombedat hem Merlijn hadde geraden,
Dat hi dat hemelike soude begaden
Tote optenGa naar voetnoot20 plaen van Bredegan.
13270[regelnummer]
Ende als daer komen waren sine man,
In dat foreest, daer dat hemelyestGa naar voetnoot21 was,
SloegenGa naar voetnoot22 si haer tenten daerin na das,
Ende dit plaen was die hemelieste stat,
Die men iergen wiste vordat.
13275[regelnummer]
Ende alsosi gelogiert nu daer warenGa naar voetnoot23,
En konde niemanGa naar voetnoot24 geweten twaren,
Waer si waren gevaren nu;
Ende bandersideGa naar voetnoot25, dat zeggic iu,
So dadeGa naar voetnoot26 die koninck Artur een dinck,
13280[regelnummer]
Dat hem doe riet Ban, die koninck,
Dat Merlijn sere prijsde daernaer;
Want hi wisto vele openbaer
Van orlogeno, des riet hiGa naar voetnoot27
Den koninck Artur, dat hi daerby
13285[regelnummer]
Op alle straten van sinen lande
WaerdesliedeGa naar voetnoot28 zoude setten meneger hande:
Waer dat daer ieman dor ledeGa naar voetnoot29
Dat men hem vaen soude ter stede,
Ende sendene den koninge nadien.
13290[regelnummer]
Dit was, datGa naar voetnoot30 men niet en soude spienGa naar voetnoot31,
Waerhene dat si (gevaren) waren;
Oec dade hi verbiedenGa naar voetnoot32 daernare
Dat nieman en zoude in zijn lant
Ryden nergen, sij iu becant,
13295[regelnummer]
Vor dat Onser Vrouwen dach leden sy
Dat men kaersen dragetGa naar voetnoot32, ende daerby
Die dat dade, conde men dat geweten nu,
Men soudeneGa naar voetnoot33 ontliven, zeggic iu.
Dus hilt hem dat volc stille daer,
13300[regelnummer]
Ende hem wonderde sere daernaer
Wat dit diedenGa naar voetnoot34 mochte doe,
Dat die koninck mochte gebieden soe;
Ende hierby was sine chivaetsieGa naar voetnoot35
So wael verholen in siner pertye,
13305[regelnummer]
Dat niemanGa naar voetnoot24 en konde geweten twaren,
| |
[pagina 147]
| |
Waerhene datsi gevaren waren,
Sonder diegene die waren nu
Van des koninges rade, seggic iu.
Nu zwiget dit boeck van desen
13310[regelnummer]
Ende sal van den ses koningen lesen,
Die waren gesconfiert te Karlioen,
Datsi met pinen daer ontvloen.
|
|