Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijVan Merlijns prophecien, ende hoe hi dieGa naar voetnoot6 den koninck Artur ontbint.11355[regelnummer]
Die historie tellet nu voert:
Als die koninck Artur hevet verhoert,
Dat die ses koninge sijn gevloen,
Liet hi myldelike deelenGa naar voetnoot7 doen
Dat goet dat hi wan aldaer
11360[regelnummer]
By Merlijns rade, wet vorwaer,
Ende daernaer reet hi te Caredol waertGa naar voetnoot8.
Doe hi daer quam, ontboet hi ter vaertGa naar voetnoot8
Waer dat hi wiste sondeniereGa naar voetnoot9,
Ende gaf hem cleder ende paerde diereGa naar voetnoot10
11365[regelnummer]
Ende have ende gelt derregelike
By Merlijns rade myldelike;
Ende zi zwoeren hem na dienGa naar voetnoot11 dingen
Dat zi bem nembermeer af en gingen
Omh eneGa naar voetnoot12 doet te stervene nu.
11370[regelnummer]
Doe Artur, die koninck, seggic iu,
Sine liedeGa naar voetnoot13 getogen hem hadde an,
In allen steden, waer hi kan,
Met sinen groten gichtenGa naar voetnoot14 mede
Ende met siner groterGa naar voetnoot15 goedertierenhede
11375[regelnummer]
Ende met siner ontfermecheit, wet dat,
Dat boeck orcondet ons te meneger stat,
Dat hi der goedertierensten een was
EntieGa naar voetnoot1 ontferm hertichste, als ictGa naar voetnoot16 las,
Dien men iergen hadde vonden.
11380[regelnummer]
Hi dadeGa naar voetnoot17 vesten nu ten stonden
Sine borge ende stede, sonder waen;
Als hi dit al hadde gedaen
Voer hi te Logres in dieGa naar voetnoot18 poert,
DieGa naar voetnoot18 nu heetGa naar voetnoot19 Lonnen, weder ende voert,
11385[regelnummer]
Ende gaf daer lieden rente ende lant,
Die des waert warenGa naar voetnoot20, zij iu bekant.
Ende dit was op Onser Vrouwen dach.
Die in den September gelach,
Dat hi groet hof hilt aldaer;
11390[regelnummer]
Ende aldus beiagede hi vorwaer
Met vryen seggen ende dor miedeGa naar voetnoot21
Datten minden al sine liedeGa naar voetnoot22,
Ende datsi hem noitGa naar voetnoot23 af en gingen;
Want sint gevielenGa naar voetnoot24 so die dingeGa naar voetnoot25
11395[regelnummer]
Dat hi siner liedeGa naar voetnoot22 hadde te doene,
Ende dat si hem hielpenGa naar voetnoot26, als helde koene,
Als gy hierna wel sult verstaen.
Ende als hi so vele hadde gedaen,
Datten al sine gemene diet
11400[regelnummer]
Lief hadde, doe en liet hi niet,
Hi en makede selverGa naar voetnoot27 daer metterGa naar voetnoot28 hant
Twe hondert riddersGa naar voetnoot29 die waren valiant.
Ende doe hi al dit hadde gedaen,
Ende sine borge ende stedeGa naar voetnoot30 sonder waen,
11405[regelnummer]
Wel gespiset hadde ende beset,
Doe nam hem Merlijn wt, dat wet,
Met Ulfine, die sijn raet was;
Doe zeide Merlijn ten koninge na das:
‘Heer, ic wil iu leren hier ter steden
11410[regelnummer]
Ende open baren welckGa naar voetnoot31 zijn mine seden;
Here, in Nortomberlant, des zijt vroet,
Daer woentGa naar voetnoot32 een helechGa naar voetnoot33 heremite goet
In ener herde woesterGa naar voetnoot34 stat;
EntieGa naar voetnoot35 goede man, wetGa naar voetnoot36 dat,
11415[regelnummer]
Es mijn grote vrient ter noet,
Ende hi bescudde oec van der doet
Mine moeder’; doe telde hi al daer
Dat siner moeder gescietGa naar voetnoot37 was vorwaer,
Hoe mense bernen woude met vierGa naar voetnoot38;
11420[regelnummer]
Oec seidiGa naar voetnoot39 hem van koninck VertegierGa naar voetnoot40,
Hoe hine soecken dade verreGa naar voetnoot41
Omb sinen torreGa naar voetnoot42, des hi was erre
Dat hi brack dor die saken;
Doe zeidiGa naar voetnoot43 hem van den tweenGa naar voetnoot44 draken,
| |
[pagina 126]
| |
11425[regelnummer]
Daerna seidiGa naar voetnoot1 hem van Ambrosis,
Die sint was gehetenGa naar voetnoot2 na diesGa naar voetnoot3
Pandragoen ombe enen drako,
Dat hi altoes voerde; dor die sake
Hiet men hem Pandragoen daerby,
11430[regelnummer]
Ende te Borgys in Berri
Was hem die name gegeven aldaer,
Ende was hy gevoedet, wet voerwaer.
Daerna teldiGa naar voetnoot4 ne, hoe hi te voren zeide
Pandragoene ende Uter beide
11435[regelnummer]
Van Salesbire den strijt groet,
Daer Pandragoen inGa naar voetnoot5 bleef doet,
Ende hoe dat hi wael was, in allen doene,
Met sinen vader Uter-Pandragoene,
Ende hoe hine liggen dade also welGa naar voetnoot6
11440[regelnummer]
By sijnre moeder te TintavelGa naar voetnoot7,
Ende hoe dat hine makede doer desen
Of hi die hertogeGa naar voetnoot8 hadde gewesen
HaerGa naar voetnoot9 man; ‘ende aldus, Here koninck,
WordyGa naar voetnoot10 gewonnen by desenGa naar voetnoot11 dinck’.
11445[regelnummer]
Hi zeide hem oec al openbaer,
Hoe Ulfijn makede die bruetlocht daer
Ende vrede, ende versoende daer mede
Des hertogenGa naar voetnoot8 doet, aldaer ter stede;
Ende dat syne moeder hadde daer voren
11450[regelnummer]
Vijf dochter scone ende verkoren,
Entie drieGa naar voetnoot12 die hertogeGa naar voetnoot8 wan,
Entie twe warenGa naar voetnoot13 van haren ierstenGa naar voetnoot14 man
Die koninck Loth heefterGa naar voetnoot15 ene van des
Ende dander hevet die koninck VentresGa naar voetnoot16.
11455[regelnummer]
Die derde hevet die koninck Oriens,
Die vierde hevet die koninck Brandens,
Die vader was van Anguisant metGa naar voetnoot17;
Die vijfte suster wonet, dat wet,
In enen cloester in ener prayerien,
11460[regelnummer]
Daer soe geleert heeft van astronomien;
EntesGa naar voetnoot18 koninck Loths wijf bevet sone v,
Den enen wan hi an harenGa naar voetnoot19 live
‘An uwer suster, teGa naar voetnoot20 Lonnen ter stede,
Doe gy seiltknape waretGa naar voetnoot21 mede;
11465[regelnummer]
Entie outsteGa naar voetnoot22 van desen viven esGa naar voetnoot23
GawijnGa naar voetnoot24 gehetenGa naar voetnoot25, sijt seker des,
Ende hi sal oec die getrouwesteGa naar voetnoot26 wesen,
Die oitGa naar voetnoot27 geboren wart vor desen
Sinen here, entieGa naar voetnoot28 beste in allen sinnen
11470[regelnummer]
Ende dien gy meest sult minnen;
Want hi sal iu hogen ende eren overal,
Also lange als hi leven sal,
Want hi sal sijn, zij iu bekant,
Die iu sal winnen doen iu lant
11475[regelnummer]
En al uwe barone, dat seggie in,
Want by der ontsienesseGa naar voetnoot29, wetet nu,
Van iu ende van hem, heb ick vernomen,
Suldy uwer stucken al boven komen,
Ende by sulken broeder, dien hi hevet (nu).
11480[regelnummer]
Die koninck Oriens, seggic iu,
Hevet enen sone, die scone es seer,
Ende es YwenGa naar voetnoot30 geheten, Heer,
Ende hi sal trecken van dogeden dan
Na Gawine, sinen neve, voertan;
11485[regelnummer]
Entie koninck VentresGa naar voetnoot31 hevet een kint,
Dat Galescins hetet, als men vint;
Dese sullenGa naar voetnoot32 iu dienen tot in haerGa naar voetnoot33 doet,
Gy zultse maken ridders groet
SelverGa naar voetnoot34 metterhant; daerna dan
11490[regelnummer]
Sullensi menegenGa naar voetnoot35 edelen man,
Overmiddes haer geselscap, na desen
In onderdanich doen wesen,
Ende omb iu grote vromechede,
SullensiGa naar voetnoot36 iu alle dienen mede.
11495[regelnummer]
Oec banderGa naar voetnoot37 side, over die zee,
In cleueGa naar voetnoot38 Bertaengen, min noGa naar voetnoot39 mee,
Wonen twe koninge, die gebroeder zijuGa naar voetnoot40,
Ende hebben te wive twe gesusterGa naar voetnoot41 fijn;
Dese twe koninge sijn iu man,
11500[regelnummer]
Entie outsteGa naar voetnoot42 heet die koninck Ban
Ende es van Bonewick, sijt seker des;
Die ander heet koninck Bohort van Gannes.
Dese twe koninge sullenGa naar voetnoot43 na desen
Kinder hebben, die sullenGa naar voetnoot43 wesen
11505[regelnummer]
Some van desenGa naar voetnoot44 der besten eenGa naar voetnoot45
Dien dieGa naar voetnoot46 sonne oitGa naar voetnoot47 besceen;
Dese twe gebroeder, verstaet my wel,
Hebben enen gebure quact ende fel,
Die van den lande van Deserte esGa naar voetnoot48,
11510[regelnummer]
Ende grote scade sal doen na des,
Maer hi en kanse noch niet bedwingen,
Des hi droevech es ombe die dinge,
Want die gebroeder sijn so goet
Ende so getrouwe in haren moet,
| |
[pagina 127]
| |
11515[regelnummer]
Dat men in al der werlt niet en vonde
Beter no getrouwer ter stonde;
‘Dese wil ick’, zeide Merlijn, ‘Heer,
Dat gy te hove ontbiedet nu meer,
Datsi komen te Lonnen nu binnen,
11520[regelnummer]
Want gy begeertse sien ende kinnenGa naar voetnoot1,
Ende doetse tAlrehelegen misse wesen
Te Lonnen; ende voert na desen,
Suldy ontbieden oec daernaer
Alle van desen lande daer,
11525[regelnummer]
Die iu onderdanich willen zijn nu,
Datsi hier komen tot iu;
Hier sal sulckGa naar voetnoot2 ombe doget komen,
Ende sulckGa naar voetnoot2 ombe quaet van hem some,
Maer die koninck Bohort entie koninck Ban,
11530[regelnummer]
Dese twe goede getronwe man,
Sullen komen ombe getrouwechede;
Maket iu dan bekant daermede
Ende gevet hem mildeleke iu goet, Heer,
Ende biedet hem uwen dienstGa naar voetnoot3 seer,
11535[regelnummer]
Dan zullensiGa naar voetnoot4 iu manscap doen na des;
Ende als iu hof gesceden esGa naar voetnoot5,
So doet hem verstaen daernare,
Dat gy te Karmelike wilt varen
TotenGa naar voetnoot6 koninge Leodeganne nu,
11540[regelnummer]
Ende biddet hem datsi varen met iu;
Si zijnGa naar voetnoot7 getrouwe stoute baroene,
Gy sult haer bebben wael te doene,
Eer gy wederkeertGa naar voetnoot8 van daer;
Ende als gy gekeertGa naar voetnoot8 zijt, daernaer
11545[regelnummer]
Sult gy haer hier te doene hebben meer,
Dan gy te voren dadet oitGa naar voetnoot9 eer,
Want die baroene van desen rike
Sullen willen calengieren gemeenlike
Dat lant, dat gy daerin zult komen niet;
11550[regelnummer]
Maer zi en zullen iu geen verdriet
Kunnen gedoen no gescaden mere,
Want dese twe koninge zullen dat weren
Ende vromeleke helpen iu.
Oec wil ick dat gy wetetGa naar voetnoot10 nu,
11555[regelnummer]
Dat die seden nu zijn van my
Dat ick in bosschen geerne zy;
Dit komt my van naturen an,
Van den vader die my wan;
Want hi en achtedeGa naar voetnoot11 gene geselscap des
11560[regelnummer]
Thebbene die met Gode waelGa naar voetnoot12 es;
Maer dor sinen wille ben ick daer niet nochtan
Also gerne als ombe Blasise dan,
Die een herde goet man esGa naar voetnoot13.
Oec moechdyGa naar voetnoot14 seker sijn des,
11565[regelnummer]
Dat gy altoes sult hebben my,
Welke tijt datsGa naar voetnoot15 iu te doene sy,
Ic sal iu altoes sijn bereit;
Oec zuldyGa naar voetnoot16 my dickewile zienGa naar voetnoot17 gedweet
In ener ander gedane dan ick ben nu,
11570[regelnummer]
Ende dat zal sijn waerombe zeggic iu:
Ick en wil niet, dat my die liedeGa naar voetnoot18 al
Kinnen als ick iu spreken sal.
Oec wil ick dat gy my zweretGa naar voetnoot19 hier
Ten HelegenGa naar voetnoot20, als een koninck fier,
11575[regelnummer]
Dat gy nembermeer segget dinck voert
Die gy in hemeleeheden van my hoert;
Ende sechdyGa naar voetnoot21 dat oec vorwaert iet,
Gy zult daeraf hebben verdriet’.
Die koninck zwoer hem also houdeGa naar voetnoot22,
11580[regelnummer]
Dat hy gene dinge doen en woudeGa naar voetnoot22
Die hem letten zoudenGa naar voetnoot23 of deren
Of die hem iergen tegen weren;
Ende Merlijn geloefde hem sine vrientscapGa naar voetnoot24 daer,
Ende dat hy embermeerGa naar voetnoot25 daernaer,
11585[regelnummer]
Dienen hem soude sonder wanck,
Sodat si hem des souden weten danck.
Dus wart die vrientscapGa naar voetnoot24 daer gestadeGa naar voetnoot26
Beide van helpe ende van rade.
Men dreef blyscap groet nadat
11590[regelnummer]
Te Lonnen in der goederGa naar voetnoot27 stat
Ombe haren niewenGa naar voetnoot28 koninck, dor das
DatGa naar voetnoot29 hi milde ende goet was;
Want si zeiden alle voertan
Si en zagen noitGa naar voetnoot30 so goeden man;
11595[regelnummer]
Ende dit was waer zekerlike,
Hi was die beste van aertrikeGa naar voetnoot31
EntieGa naar voetnoot32 koenste entieGa naar voetnoot32 mildeste mede.
Doe dadenGa naar voetnoot33 die borger van der stede daer;
Ene quinteine rechtenGa naar voetnoot34 daernaer,
11600[regelnummer]
Daer die nieweGa naar voetnoot28 ridders op bordeerden
Die feeste duerdeGa naar voetnoot35 achte dage, zeggie iu.
Die koninck bleef daer liggende nu
Ende bereide hem, daer ter stede
Sinen hof te houdeneGa naar voetnoot36, ende oec mede
| |
[pagina 128]
| |
11605[regelnummer]
Enwech te varene na siner feeste.
Hi ontboet daer minsteGa naar voetnoot1 ende meeste,
Die lant ochteGa naar voetnoot2 goet hilden saen,
Dat zijtGa naar voetnoot3 van hem quamenGa naar voetnoot4 ontfaen.
Zulke qnamenGa naar voetnoot4 daer ende zulke niet;
11610[regelnummer]
Die daer niet en quamenGa naar voetnoot4 die koninck onthiet,
Dat zy dat beteren zouden mede,
Alse hi des tijt hadde ende stede.
Doe sende die koninck Artur Bretelle
TUlfine met sinen geselle,
11615[regelnummer]
Datsi voerenGa naar voetnoot5 ombe den koninck Ban
Ende ombe den koninck Bohort voertan.
Hi ontboet hem, dor siner mynnen
Datsi quamenGa naar voetnoot4 te Lonnen binnen
Te sinen hove in AlrehelegenGa naar voetnoot6 dage.
11620[regelnummer]
Ende Ulfijn ende Bretel, sonder sage,
VoerenGa naar voetnoot4 zi daer heenGa naar voetnoot7 saen na desen,
Want si hadden daer dicke gewesen,
Ende hem gedient ende lieve gedaen
By Uter-Pandragoens tyden, sonder waen;
11625[regelnummer]
Zi trockenGa naar voetnoot8 over die zee ende quamen daen
In clene Bertanien thantGa naar voetnoot9 daernaer,
Ende si voeren dor dat lant van DeserreGa naar voetnoot10
Dat nu heet Borges in Berri.
Tien tyden woude die koninck Claudas daerby
11630[regelnummer]
An hem dragen, sijt seker das,
Enen casteel, die was koninck BansGa naar voetnoot11
Dien hi vesten dade tehantsGa naar voetnoot12
Dor des koninck Claudas wille.
Elck woude seggen, lude ende stille,
11635[regelnummer]
Dat hi optenGa naar voetnoot13 sinen stonde daer,
Ende hieraf quam een orloch zwaer,
Ende ombe wat verbode dat Clandas dede.
So en liet die koninek Ban ter stede
Den casteel niet te vesteneGa naar voetnoot14 entwint,
11640[regelnummer]
Des hem Claudas sere toernede sint;
Ende hierombe orlochden si beide daer
Also lange alsi leveden vorwaer.
Niet lang daernaer voer Claudas thantGa naar voetnoot15
Sonder ontseggen in koninck BansGa naar voetnoot11 lant,
11645[regelnummer]
Daer hi ane sere mesdede,
Ende dade hem oec grote scade mede
Van rove, dat hi nam in den lande,
Ende dorpe, die hi hem verbrande,
Ende sloech vele liedeGa naar voetnoot16 doet ter stede
11650[regelnummer]
Ende was sonder ontfermechede;
Maer an den castele, dienGa naar voetnoot17 die koninck Ban
Vesten dadeGa naar voetnoot18, daer en quam hi niet an;
Want hi en konder gene scade gedoen,
Daer lagen oppe stouteGa naar voetnoot19 baroen
11655[regelnummer]
Met selfscoten ende met gescutte;
Ende al dat ten storme was nutte,
Hadde daer die koninck Ban opgedaen;
Daer was een goet man op, sonder waen,
Ende een getrouweGa naar voetnoot20, die drossate was
11660[regelnummer]
Van al der borch, sijt seker das;
Graciaen hiet die goede man,
Hem hiefGa naar voetnoot21 een kint die koninck Ban,
Sodat hi sijn gevaderGa naar voetnoot22 esGa naar voetnoot23,
Ende dat kint hiet men Bannes,
11665[regelnummer]
Ombe(dat) die koninck Ban sijn peterGa naar voetnoot24 was.
Sint gevilGa naar voetnoot25, zijt seker das,
Dat dit kint, doe hi wart groet,
Was een stout ridderGa naar voetnoot26 ende een goet,
Ende dadeGa naar voetnoot18 met siner vromechede,
11670[regelnummer]
Dat hi bekant wart in menegerGa naar voetnoot27 stede,
Daer dat boeck af zeggen zal hiernaer
Gelijck dat hem gesciede vorwaer.
Ic swige nu hier voert van desen
Ende sal van koninck Banne lesen.
|
|