Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijHoeGa naar voetnoot2 Merlijn Arturs viande dede vlienGa naar voetnoot3 al met siner toverien.Die aventure sechtGa naar voetnoot4 ons naGa naar voetnoot5 des
Van den ertsbiscope Brixes,
Dat hi ginck ten cantelen staen;
11000[regelnummer]
Ende Artur dade hem wapenen saen,
Ende dadese op haer paerde sitten daer,
Ende Merlijn dade maken daernaer
Artur enen wonderliken drake,
Daeran gelach grote sake,
11005[regelnummer]
OptGa naar voetnoot6 inde van ener glavien, ende al roet
Was die drake die daeropGa naar voetnoot7 stoet,
Ende wt sinen monde scoet vlamme ende vierGa naar voetnoot8
Ende hi hadde enen staert onghierGa naar voetnoot9
Gewrongen ende lanek ende smal.
11010[regelnummer]
Die drake was van silver al,
MenGa naar voetnoot10 konde niet geweten wanenGa naar voetnoot11 hi quam,
Hi was herde licht, als ictGa naar voetnoot12 vernam,
Ende hi setten op enen scacht alsoe;
Daer sagen hem te wonder an doe
11015[regelnummer]
Alle, die daer waren gestaen.
Doe gaf hem die koninck Keyen saen,
Sinen drossate, endeGa naar voetnoot13 in der manieren
Bleef hi ie sint van den goffenieren
Meester ende here; ende daerna alsoe
11020[regelnummer]
WarenGa naar voetnoot14 bereit Arturs liedeGa naar voetnoot15 doe,
Ende alle die op (paerden) wale geseten,
Ende ontbeiden der ander als wijtGa naar voetnoot16 weten.
BanderGa naar voetnoot17 side quamen die baroene
Ombe dat palas na dienGa naar voetnoot18 doene
11025[regelnummer]
Te beliggene, ende daden saen
HaerGa naar voetnoot19 tenten daer alombe staen
In die prayerie na das,
Die scone, groet, ende effen was;
Ende doese die biseop sach te samen
11030[regelnummer]
VraechdiGa naar voetnoot20 ombe wat si daer quamen
‘Alse gewapent, dat segget my’.
Si zeiden: ‘wy komen hierby
Ombe dat wi willen winnen nu
Desen torreGa naar voetnoot21, dat seggewy iu,
11035[regelnummer]
Want wy willen datten negeenGa naar voetnoot22 man
Doe dade die biscop swaerlike
Sinen ban ende ontsachlike
Ende vermaledyede al degene mede,
11040[regelnummer]
Van Godes halven, die ienege lede
Den lande, dat Artur hilt, die koninck,
Of houden soudeGa naar voetnoot26 na dien dinck
Doen woudenGa naar voetnoot27 of doen soudenGa naar voetnoot27 daer.
Doe seiden die baroene daernaer
11045[regelnummer]
Si en gavenGa naar voetnoot28 ombe sinen ban niet,
Maer si souden doen verdriet
Artur, waer sineGa naar voetnoot29 konstenGa naar voetnoot30 belagen
Ende oeck wten lande iagen;
Ende mochten sine mettenGa naar voetnoot31 handen vaen,
11050[regelnummer]
Hi en zoude der doet niet ontgaen’.
Doe Merlijn hoerde haer overdade,
Die si seiden, wart hi te rade,
Dat hi makede ene toverie daer,
Daer hi mede dade ontsteken daernaer
11055[regelnummer]
Alle die tenten entieGa naar voetnoot32 paweloene.
Doe worden vervaertGa naar voetnoot33 so die baroene,
Ende so gescomfiertGa naar voetnoot34 al te samen,
Dat si niet en wisten hoe si quamen
Wt hoeren tenten, ende liepen nederwaertGa naar voetnoot35
11060[regelnummer]
In die prayerie sere vervaertGa naar voetnoot33.
Daer wart menechGa naar voetnoot36 al verbrant.
Doe riep Merlijn al te hant:
‘Ontdoet die poerten ende trecket wt’!
Doe wart ginder groet geluet.
11065[regelnummer]
Die koninck Artur heeftGa naar voetnoot37 dit gehoert
Ende trackGa naar voetnoot38 haestelike wterGa naar voetnoot39 poert,
Scilt omb hals, helm vor hoet;
Ende volgedenGa naar voetnoot40 hem met groter spoet
Sine liedeGa naar voetnoot41 gewapent fierlike,
11070[regelnummer]
Ende sloegenGa naar voetnoot42 iu die anderGa naar voetnoot43 koenlike,
Dat negeen van den anderen was,
Hi en wart gesconfiert van das;
Want zi en wisten niet, twaren,
| |
[pagina 122]
| |
Dat daer so vele liede inne waren
11075[regelnummer]
Metten koninge, die op hen reden
Met glavien, met groter stouthedenGa naar voetnoot1,
Ende doden daer herde vele nu;
Want si warenGa naar voetnoot2, dat zeggie iu,
Van den vierGa naar voetnoot3 gesconfiert zeer.
11080[regelnummer]
Des kouinges liedeGa naar voetnoot4 daden iu den heerGa naar voetnoot5
Datsi wildenGa naar voetnoot6, cleen ende groet,
Daer bleef menechGa naar voetnoot7 man doet.
Daer proevede men so wael den iongen koninck
Dat hem allen wonderde der dinck.
11085[regelnummer]
Hi stac daer neder ridder ende paerdeGa naar voetnoot8;
Dat moeste al vallen ter aerde
Wat iegen hem quam, te dierGa naar voetnoot9 uren
En konsteGa naar voetnoot10 nieman iegen hem geduren.
Des hadden die anderGa naar voetnoot11 koninge nijt
11090[regelnummer]
Ende trockenGa naar voetnoot12 besiden ter tijt,
Ende zeiden datsi alle geonneert waren,
Mochte hi hem aldus ontvaren,
‘Ende wy vrome ridders zijn sonderlinge
GemageGa naar voetnoot13 ende vriendeGa naar voetnoot14 onderlinge’.
11095[regelnummer]
Doe zeide die koninck VentresGa naar voetnoot15:
‘Ick leverenGa naar voetnoot16 in saen, zijt seker des,
Doet ofteGa naar voetnoot17 levendech nu ontrint,
Ende waerGa naar voetnoot18 hi doet, so waer geintGa naar voetnoot19
Onse orloge ende onse saken,
11100[regelnummer]
Ende so mochten wi enen anderen maken’.
‘VaertGa naar voetnoot20 an hem!’ zeiden die baroene,
‘Ende hebdyGa naar voetnoot21 onser iet te doene,
Wy zullenGa naar voetnoot22 iu te hulpeGa naar voetnoot23 komen naer’.
Doe trackGa naar voetnoot24 die koninck VentresGa naar voetnoot15 daer,
11105[regelnummer]
Die een starck ridderGa naar voetnoot25 was ende een groet,
Ende waelGa naar voetnoot26 geleet, als ick verstoet;
Hi was ionck ende waelGa naar voetnoot26 geacht,
Ende had in siner hant enen seerpen seacht
Ende reet in die scaer ter ure
11110[regelnummer]
Vaste na den koninge Arture.
Ende alsenGa naar voetnoot27 die koninck Artur sach,
KeerdiGa naar voetnoot28 op hem so hi ierstGa naar voetnoot29 mach.
Hi hadde enen ongescavenen scacht,
Die hem daer te hant was gebracht
11115[regelnummer]
Met enen gebruneerden yser vorenGa naar voetnoot30;
Hi sloech sijn paert daer metten sporenGa naar voetnoot31,
Ende reet iegen hem al dat hi mochte,
Dat hem allen groet wonder dochte;
Sine man ende sine vrient metGa naar voetnoot32
11120[regelnummer]
Waren om hemGa naar voetnoot33 in anxteGa naar voetnoot34, dat wet,
Want si kenden den koninck VentresGa naar voetnoot15,
Dat hi groet ende starck es,
Ende badenGa naar voetnoot35 alle Gode seer,
Dat HineGa naar voetnoot36 hoeden moeste nu meer.
11125[regelnummer]
Daer vergaderden si met sulken nyde,
Dat die scilde brakenGa naar voetnoot37 te dienGa naar voetnoot38 tyde;
EntieGa naar voetnoot39 koninck VentresGa naar voetnoot15 brack ter ure
Sine glavie optenGa naar voetnoot40 koninck Arture;
EntieGa naar voetnoot39 koninck Artur stackenGa naar voetnoot41 so weder
11130[regelnummer]
Dor die scouderGa naar voetnoot42, dat hi daer neder
Storte, ende hi vilGa naar voetnoot43 onder sijn paertGa naar voetnoot44
Ende mettenGa naar voetnoot45 benen opwaertGa naar voetnoot44,
Maer hi en was anders gequetset niet.
Ende als die koninck Loth dit siet,
11135[regelnummer]
Was hi des erre; want hi was
Sijn maech, ende oeck ombe das
Si hadden twe gesuster beideGa naar voetnoot46:
Hi sloech metten sporenGa naar voetnoot31 dner ter stede
Sijn ors, ende reet optenGa naar voetnoot47 koninck Arture,
11140[regelnummer]
Die noch doe daer hilt ter ure,
Ende hadde sine glavie in der hant.
Doe hi dus sach komen gerant
Den koninck Loth, reet hi al sine macht,
Als die luttel ontsach sine crachtGa naar voetnoot48;
11145[regelnummer]
Si vergaderdenGa naar voetnoot49 met crachte ende stakenGa naar voetnoot50
Sodat beide buer spereGa naar voetnoot51 brakenGa naar voetnoot50,
Ende daer deenGa naar voetnoot52 den ander soude lyden,
Ende mettenGa naar voetnoot53 scilden ende mettenGa naar voetnoot53 lichamen
11150[regelnummer]
So anxtlikeGa naar voetnoot55 ende so sere te samen,
Dat die koninck Loth ter aerden vil daerGa naar voetnoot56
Ende averecht bleef liggende daernaer;
Maer Artur bleef in den gereide, des geloeft,
Maer sere was hi bedwelmet intGa naar voetnoot57 hoeft.
11155[regelnummer]
Hier wart die vergaderinge groet
In beiden siden, want dat conroet,
Dat metten ses koningen komen was,
Si pijnden hem doe sere ombe das,
Hoe siGa naar voetnoot58 den koninck Loth ter stede
11160[regelnummer]
Bescudden mochten ende VentresGa naar voetnoot15 mede;
| |
[pagina 123]
| |
Ende diegene die met Artur warenGa naar voetnoot1
Pijnden hem oec sere der karenGa naar voetnoot2,
Datsise behouden mochten ende vaen;
Te desen bescudde, sonder waen,
11165[regelnummer]
Wart gequetset menech man.
Sovele daden die barone nochtan
Ende diegene die met hem warenGa naar voetnoot1,
Datsi seGa naar voetnoot3 bescudden ende daernare
Hermonteerden, heb ick vernomen.
11170[regelnummer]
Ende binnen desenGa naar voetnoot4 was voerkomen
Die koninck Artur ende trackGa naar voetnoot5 sijn swaert
Ende voer weder te strydewaert,
Ende hem allen docht doenGa naar voetnoot6 das,
Dat zijn swaert so clare was
11175[regelnummer]
Of daer dertich tortisen ontsteken warenGa naar voetnoot7;
Ende dit was datselve swaert, twaren,
Dat hi wten anebelte trac,
EntieGa naar voetnoot8 letter die daerinne stont, die sprac:
‘Dit swaert heetGa naar voetnoot9 Caliburnus’.
11180[regelnummer]
Dat es hebreeschGa naar voetnoot10 ende spreeckt aldus,
Dat versniden mochte stael
Ende yser; dit was waer,
Als men proeven sal hiernaer.
11185[regelnummer]
Doe Artur hadde getogen dat swaertGa naar voetnoot14,
Sloech hi enen ridder ter vaertGa naar voetnoot14,
Daer die strijt ten meesten was,
Sine scouderGa naar voetnoot15 af, datsi nadas
Verre van den lichame stoet;
11190[regelnummer]
Die slach was so overgroet
Dat hi doersneet den ridder beide
Ende dat paneel van den gereide
Ende den rugge van den paerde,
Sodat si beide vielen ter aerde
11195[regelnummer]
Overhoop; ende alle die dat zagenGa naar voetnoot16,
Die tegen hem streden in den dagen
Waren gesconfiert ende sere vervaertGa naar voetnoot17
Van den slage, ende vloen achterwaertGa naar voetnoot17.
Doe sloech hi voert harentaerGa naar voetnoot18
11200[regelnummer]
Ende wracht wonder groet daernaer,
Ende vellede daerGa naar voetnoot19 vele ende sloech doet;
Si waren alle in anxsteGa naar voetnoot20 groet
Ende vloen alle vor hem ginder.
Daer enGa naar voetnoot21 was meerre noGa naar voetnoot22 minder
11205[regelnummer]
Die siner dorste ontbeiden nu;
Si makedenGa naar voetnoot23 hem plaetse, seggic iu;
Ende als die ses koninge sagenGa naar voetnoot16
Dat wonder ende die grote slagen,
Dat die koninck Artur ieGa naar voetnoot24 lanck so meer
11210[regelnummer]
Op hem dade, voeren si seer
Tongemake ende droegen groten nijt
Opten koninck, ende zeiden ter tijt:
‘Laet ons alle op hem varen
Tenen maleGa naar voetnoot25 al sonder sparen,
11215[regelnummer]
Ende laeten ons ter aerdenGa naar voetnoot26 werpen nu,
Anders en meesterwiGa naar voetnoot27 des niet, seggic iu’.
Doe loefden si dat alle ende namen daer
Grote scachte, ende reden daernaer
Op hem alle met haren scachten,
11220[regelnummer]
Ende stakenGa naar voetnoot28 op hem met krachten,
Op sinen scilt aldaer ter stede
Ende op sinen halsberch mede;
Maer sijn halsberch was so goet,
Dat hi haer steken al wederstoet,
11225[regelnummer]
Ende Artur was stout in der weerGa naar voetnoot29;
Maer si liepen op hem daer so seer,
Dat sine ter aerden metten orseGa naar voetnoot30,
Velden met krachte inderGa naar voetnoot31 porseGa naar voetnoot30,
Ende si overreden hem daernaer
11230[regelnummer]
Ende bleven op hem houdenGa naar voetnoot32 daer
Ende sloegen hemGa naar voetnoot33 herde sere doe.
Keye, sijn drossate, quam daertoe
Ende Antor ende Ulfijn met snelre vaertGa naar voetnoot34,
Ende pongierden alle derwaertGa naar voetnoot34
11235[regelnummer]
Hem to bescuddene, seggic iu,
Van den ses koningen, diene nu
Daer sloegenGa naar voetnoot35; maer Keye quam te hant
Ende stack den koninck Anguissant,
Die des koninck Arturs neve was,
11240[regelnummer]
Ende staeken met siner glavie na das
Dor den halsberch in die scouderGa naar voetnoot36 mede
Dat hi ter aerdenGa naar voetnoot37 vil ter stede
Van sinen orse al verdovet;
Ende Antor stac, des gelovet,
11245[regelnummer]
Den koninck Carados op sine borst,
Dat dat yser dorginck sonder vorst
Over die syde; hi vil neder daernaer
Ende bleef in onmacht liggende daer;
Ende Ulfijn entieGa naar voetnoot38 koninck VentresGa naar voetnoot39
11250[regelnummer]
Reden met cracht te samen na des,
| |
[pagina 124]
| |
Sodat si beide ter aerden vallen
Ende haer orse op hem met allen.
Die koninck Ydier ende Bretel
Elck brac sijn speer op ander snel,
11255[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot1 koninck Loth was gerasteert
Opten koninck Artur, die hem weert
Ende onder hem opter aerdenGa naar voetnoot2 lach;
Daer gaf hem die koninck Loth menegen slach
Opten helm achter hovet,
11260[regelnummer]
Dat hine sere heeft verdovet;
Alse Keye, die drossate, dit gesach,
Dat sijn heer daeronder lach,
DattenGa naar voetnoot3 die ander so falgierde,
Ick segge iu, dat hi derwaert pongierde
11265[regelnummer]
Ende sloech den koninck Loth sonder beidenGa naar voetnoot4,
Dat hi boech in sijn gereide.
Hi sloechen daer so sere na das,
Dat hi en wiste waer hi was,
Ende hi ter aerden moesteGa naar voetnoot5 vallen doe.
11270[regelnummer]
Daer quamen si in beiden syden toe
Elck den sinen te bescuddene daer.
Daer wart die strijt groet ende swaer
Ende daer bleef doet in beiden siden
MenechGa naar voetnoot6 mensch in dienGa naar voetnoot7 tyden;
11275[regelnummer]
Ende Arturs liede dadenGa naar voetnoot8 so vele daer,
Dat sine weder brachten daernaer
Op sijn ors, entieGa naar voetnoot1 ander mede
Hermonteerden daer ter stede
Haren here, maer eer si diesGa naar voetnoot9
11280[regelnummer]
Toe konstenGa naar voetnoot10 komen, was haer verlies
Herde groet; want dat gemene volek al
Was op hem komen, groet ende smal,
Van der stat met cluppelen, met haken
Met glavien, met axenGa naar voetnoot11, met alrehande saken
11285[regelnummer]
Met yserenGa naar voetnoot12 gaffelen ende met bogen,
Ende tgeruchte wart groet daer si togen
Ende omberingedense ende sloegense doet,
Man ende paert, cleen ende groet,
Si en vermeden nieman daer;
11290[regelnummer]
Wat hem vorenGa naar voetnoot13 quam vorwaer,
Was dat koninck, was dat ridder mede,
Si sloegentGa naar voetnoot14 al doet, daer ter stede,
Met haren axeuGa naar voetnoot11 met haren colven daer;
Hem en dorste niemanGa naar voetnoot15 komen naer;
11295[regelnummer]
Het dadeGa naar voetnoot16 quaet onder hem komen.
Si seggen oec ende hem beromen,
Si wilden alle eer bliven doet,
Eer si den koninck Artur, cleen no groet,
Enege scade lieten doen nu;
11300[regelnummer]
Si sloegen so zere, dat seggie iu,
Die ses koninge ende haer liedeGa naar voetnoot17 na dienGa naar voetnoot18,
Dat si doe alle moesten vlien.
Dus waren siGa naar voetnoot19 verseamet seer,
Ende zwoerenGa naar voetnoot20, datsi nembermeer
11305[regelnummer]
Blide en worden noch ander saken
Daeraf en hegeerden thebbene terGa naar voetnoot21 wraken,
Dan dat hovet van Artur, seggic iuGa naar voetnoot22.
EntieGa naar voetnoot23 koninck Artur was verwermet nu
Ende herde erre om dese dinck medeGa naar voetnoot23,
11310[regelnummer]
Ende reet na hem nu ter stede
So verreGa naar voetnoot25 vor al sijn volc, dat hi
Den koninck Ydier verbaelde daerby;
Doe hiefGa naar voetnoot26 hi dat zwaert ende meendenGa naar voetnoot27 dat hovet
Daer ter stede nu hebben geclovet,
11315[regelnummer]
Maer sijn ors droech hem vorwaertGa naar voetnoot28
So verreGa naar voetnoot25, dat die slach ter vaert
Op des koninges Ydier paert quam daer,
Ende sloechen den hals af daernaer;
Doe vielGa naar voetnoot29 ter aerden man ende paert.
11320[regelnummer]
Doe worden herde sere vervaert
Des koninck Ydiers mage aldaer,
Ende meenden dat hi gequetset waerGa naar voetnoot30,
Ende keerden weder te bescuddene daer.
Doe wart echt die strijt groet ende swaer
11325[regelnummer]
Want sine haddenGa naar voetnoot31 gaerne bescut nu;
Ende Arturs liede, dat zeggic iu,
Haddene gaerne gevangen oec mede.
Daer namenGa naar voetnoot32 die ses koninge ter stede
Van den liedenGa naar voetnoot33 scade groet,
11330[regelnummer]
Want Artur sloecher vele doet,
Ende menechGa naar voetnoot34 ors met sinen swaerde
Dade hi vallen daer ter aerdeGa naar voetnoot35,
Sodat hi al bebloedet was mede,
Ende sijn ors ende sciltGa naar voetnoot36 ter stede
11335[regelnummer]
Ende alle sine wapene ontrint gehende,
Sodat men daer geen teken an en kende;
Maer doch was bescut Ydier, die koninck,
| |
[pagina 125]
| |
Ende hermonteert na dien dinck.
Dus reden si enwech al gesconfiert;
11340[regelnummer]
Die koninck Artur niet en viert,
Hi en volgede na, ende jagedese daer,
Maer si ontvloen hem al vorwaer,
EntieGa naar voetnoot1 ses koninge namen scade groet:
Sonder die daer bleven doet,
11345[regelnummer]
Verloren si al haerGa naar voetnoot2 harnasch dierGa naar voetnoot3.
Dat daer verbernde an den vierGa naar voetnoot3
Sonder dat facelment van goudeGa naar voetnoot4
Ende van silver, dat men gewondeGa naar voetnoot4.
Die koninck Artnr hem trackGa naar voetnoot5 naer
11350[regelnummer]
Des daer vele bleef vorwaer.
Dus wart geindet die scoffelture;
Nu sult gy voert horen ter ure
Van Merlijns prophecien ter stede,
Ende van den koninck Artur mede.
|
|