Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijHoe Uter koninck wart, en hoe die sittene van der tafelronde gemaket worden.Aldus ende in deser manier
7070[regelnummer]
Was die strijt te Salesbier;
Daer bleef doet die koninck Pandragoen,
Dat rike bleef an Uter doen,
Dat recht was na des landes zede.
Nu hoert wat Uter nu dede:
7075[regelnummer]
Hi dade die KersteneGa naar voetnoot15 te gader dragen
Die daer doet verslagen lagen,
Ende hiet dat ele zinen vrient nameGa naar voetnoot16,
Ende groef hemGa naar voetnoot17 zinen lichame,
Ende leggen in ene hoge tombe
7080[regelnummer]
Van sconen stenen al ombe;
Op elken screef men hoe hi hiet;
Maer op den koninck en screef men niet;
Dien leideGa naar voetnoot18 hi hoger dan nieman elGa naar voetnoot19,
Hi zeide: ‘hine gevroedet niet wel
7085[regelnummer]
Die daer niet gelovet embermeer,
Dat hi was hoerreGa naar voetnoot20 alre Heer
Van dengenen die daer lagen’.
Uter bleef al zine levedagen
Des rikes geweldich genoech.
7090[regelnummer]
Als hi koninges crone droech,
So was hi comen te Lonnen,
Ende al zijn vole quam geronnen,
Daer hi hem koninck dadeGa naar voetnoot21 maken,
Dit warenGa naar voetnoot22 ember waer saken,
7095[regelnummer]
Abbete, papen, ende clerko,
Ende prelate van der kerke.
Dus wart Uter, na des koninges doet,
Coninck gekoren vor die genoet.
Als die manscap was gedaen
7100[regelnummer]
Van sinen mannen, daerna saen
Quam Merlijn opten vijftiendenGa naar voetnoot23 dach.
TierstGa naar voetnoot24 datton die koninck sach,
Was hi van Merline herde vro;
Merlijn zeide: ‘nu sech alzo
7105[regelnummer]
Den volke als ic lange tijt
Dy vorzeide desen strijt;
Ende Uter vertellede al die sake
Sonder allene van den drake,
Daeraf ne wisteGa naar voetnoot25 hi groet no cleneGa naar voetnoot26,
7110[regelnummer]
Want Merlijn haddet gesecht allene
Pandragoene, zinen broederGa naar voetnoot27.
Des zo makede hi Uter doc vroederGa naar voetnoot27
Wat die drake mochte bedieden;
Aldaer zo zeide hi den liedenGa naar voetnoot28,
7115[regelnummer]
Dat hi bediedeGa naar voetnoot28 des koninges doet,
Ende Uters ere vele groet.
Ombe dat die koninck hiet Pandragoen
| |
[pagina 77]
| |
So woude Merlijn ember doen
Dat Uters toename dat waerGa naar voetnoot1.
7120[regelnummer]
Doer des broeders wille openbaer
Ende doer dat tekenGa naar voetnoot2 van den drake,
Ende doer deser tweer sake,
DadeGa naar voetnoot3 hyne voertmeer vor die baroen
HetenGa naar voetnoot4 Uter-Pandragoen.
7125[regelnummer]
Van Merlijns rade haddiGa naar voetnoot5 grote ere,
Dus bleef hi werken voertmere,
Sodat die raet an hem al lach.
Doe gesciede op enen dach,
Dat die koninck in rasten sat,
7130[regelnummer]
Ende Merlijn zeide: ‘nu sech my dat:
Waerombe en doestu clene no groet
Te dinen broeder, die es doet
Ende lieht gegraven te Salesbiere’?
Die koninck zeide: ‘nu visiere
7135[regelnummer]
Dattu wilsGa naar voetnoot6, ende laet my horen.
Merlijn zeide: ‘du heves gesworen
Ende gelovet oeck zelve mede,
Dat wy zouden te dier stede
Sulc tekenGa naar voetnoot7 setten sonder waen,
7140[regelnummer]
Dat nembermeer en soude vergaen;
Loes dinen eet, ik lose mijn woert’.
Uter-Pandragoen antwoert:
‘Sech dinen wille, ick en does niet node’.
Merlijn sprack: ‘ick wil, by Gode,
7145[regelnummer]
Dat gy in Irlant nu sindet
Ombe grote stene, die men daer vindet,
Ende doetse brengen met ballingen;
Men kanse niet so groet gebringenGa naar voetnoot8
Ick en salse wel allene oprechtenGa naar voetnoot9,
7150[regelnummer]
Sendet enwech, ick vare mettenGa naar voetnoot10 knechten’.
Die koninck Uter-Pandragoen
Hiet al sinen willeGa naar voetnoot11 doen,
Ende dade daer vele scepe varen;
Ende alsi ginder comen waren,
7155[regelnummer]
Togede hem Merlijn grote steneGa naar voetnoot12,
Ende zeide: ‘dit zijn zi, die ik meneGa naar voetnoot12
Die gy in Engelant zult voerenGa naar voetnoot13’.
Si zeiden alle ende zwoerenGa naar voetnoot14,
Dat die werelt gemene
7160[regelnummer]
Niet en verbenrde die stene:
‘Wy en voerense niet, wat des gesciet’.
Merlijn zeide: ‘zo es dat ombe niet
DatGa naar voetnoot15 gy zijt komen in dit lant’.
Si keerden weder al te haat,
7165[regelnummer]
Ende zeiden den koninge, harenGa naar voetnoot16 heer,
Si meenden dat nembermeer
Man gedadeGa naar voetnoot17 dat Merlijn hiet.
Die koninck zeide: ‘dat en zegget niet
Eer dat Merlijn komen zy;
7170[regelnummer]
Sciere daerna so quam hyGa naar voetnoot18;
Die koninck zeide hem gereit
Wat die scipliedeGa naar voetnoot19 badden geseit.
‘Koninck’, zeide hi, ‘nadien dat zyGa naar voetnoot20
My breken trouweGa naar voetnoot21, so heb ickGa naar voetnoot22 my
7175[regelnummer]
Van mynen gelove gequijt’.
Doe dade Merlijn in corter tijt
Die grote stene bringenGa naar voetnoot23
Mit liste, sonder ander dingen,
In dat dal van Salesbire;
7180[regelnummer]
Daer leide hi den koninck scire
Ende oeck vele ziner liede
Te siene wat daer gesciede.
Ende doe si zagen die stene,
Si zeiden, dat die werlt gemene
7185[regelnummer]
Die stene niet verporren mochte,
Hem hadde wonder wiese daer brochte
Want nieman haddese zien komen.
Merlijn sprack: ‘dat zoude iu vromen,
MochtyGa naar voetnoot24 die steneGa naar voetnoot12 doen gestaen,
7190[regelnummer]
Dat waren die scoenste, sonder waen,
Die men iergen mochte vinden,
Nu wil ick mine tale enden’.
Doe zeide Uter-Pandragoen:
‘Dit enGa naar voetnoot25 mochte nieman doen
7195[regelnummer]
Dan God zelve’; ende Merlijn zeide:
‘Nu gaet enwech ende rumet die heide,
Ick wil quijten mijn gelof;
Ick hebbe gedaen daer men of
Also lang sal spreken, sonder waen,
7200[regelnummer]
Alse dese werlt sal staen’.
Doe rechteGa naar voetnoot26 Merlijn gene stene
Ende dade daertoe dinck negene
Dan sine bedeekede aertGa naar voetnoot27;
Doe ginck hi ten koningewaertGa naar voetnoot28,
7205[regelnummer]
Dien hi mynde ende diendeGa naar voetnoot29 wel.
Op ener tijt zo gevel,
Dat Merlijn was wel zeker das,
Dat hem die koninck houdGa naar voetnoot30 was,
Ende hi hem wol geloven zoude
| |
[pagina 78]
| |
7210[regelnummer]
Van al dat hi hem zeggen woude.
Doe gevel in ener tyde
Dat hi hem riep an ene zyde,
Ende zeide: ‘ick wil my ontdecken nu
Van nuwenGa naar voetnoot1 rade tegen iu;
7215[regelnummer]
Gy zijt een jonck man ende een nuweGa naar voetnoot1
Ende al dit koninckrike is uwe,
Ende hebbet al zovele in uwe hant
Als enech koninckGa naar voetnoot2 doet zijn lant.
Hierombe zeggic in een dinck:
7220[regelnummer]
Gedenket iu ietGa naar voetnoot3, dat Angys ginckGa naar voetnoot4
By nachte allene omb uweGa naar voetnoot5 doet,
Ende ick losede iu wterGa naar voetnoot6 noet?
Hierombe duncket my goet recht,
Dat gy my gelovet echt’.
7225[regelnummer]
‘Ick doe gerne’, sprack die koninckGa naar voetnoot2,
‘Want ick gelove dy alre dinckGa naar voetnoot7
DattuGa naar voetnoot8 my hetes wil ick doen’.
‘Twaren, Hore Uter-Pandragoen,
Die vrome es uwe zonder sceren;
7230[regelnummer]
Dat zal iu herde luttel deren
Dat ick iu zal te voren bringen,
Ende gy en moecht in genen dingen
Zo lichte gewynnen dat Hemelrike’.
Hi zeide: ‘ick zal dat doen zekerlike,
7235[regelnummer]
Al zoudet my werden t'ongemake’.
Merlijn sprack: ‘dat es ene sake
Die vremdeGa naar voetnoot9 scijnt, ick salt dy seggen,
En wilstu dat nieman te voren leggen,
Ick wille dat die eer entieGa naar voetnoot10 vrome
7240[regelnummer]
Altemale iu daeraf kome’.
Die koninck sprac: ‘dat en es geen man,
Die dat van my geweten kan’.
Merlijn sprac: ‘nu proevet hier in,
Dat my hieraf den groten zin
7245[regelnummer]
Die Duvel gevet onde anders niet,
Dat ick weet al dat es gesciet;
Maer God, die alle dinck mach geven,
HeeftGa naar voetnoot11 my gegeven daer beneven,
Dat ick weet dat gescien sal.
7250[regelnummer]
Hierby bin ick ontfonden al
Den Duvele ende der Hellen toe,
Want ick horen wille niet en doe.
WeettyGa naar voetnoot12 wanen my komet die macht,
Die ick hebbe vorgeacht
7255[regelnummer]
In te zeggene wat God gebiet?
Ende als gy dat wetet, en latet niet
Gy en doetGa naar voetnoot13 Onses Heren wille.
Nu hoert my ende zwiget stille:
God quam dor onsen wille hareGa naar voetnoot14
7260[regelnummer]
Ombe te verlosene die sondareGa naar voetnoot14,
Hi sprack terGa naar voetnoot15 tafelen, daer hi sat,
Met sinen jongeren ende at:
My hevet verraden uwer een;
Als dat waer was ende wael sceen,
7265[regelnummer]
Die sculdege hi ginck henen saen.
Doe Onse Here was verdaen
An den cruce, dor onsen wille,
Doe dadeneGa naar voetnoot16 af een ridder stille,
Die onsen Here hadde liefGa naar voetnoot17.
7270[regelnummer]
Hi was gehangen als een diefGa naar voetnoot17
An den cruce dor onse zonden,
Hi verrees in korten stonden
EntieGa naar voetnoot18 ridder, dieneGa naar voetnoot19 af dede,
Voer wonen in ene woeste stede,
7275[regelnummer]
Ende sine mage ende sine liede,
Tote dat hem ene plage gesciede
Ende van honger groet mesval.
Doe clagedensi dat den ridder al.
Doe bat hi Gode, dat Hi vertogede,
7280[regelnummer]
HoeGa naar voetnoot18 zijn vole dat leet gedogede.
Doe geboet hem Onse Here,
Dat hiGa naar voetnoot20 makede, iu der ere
Der tafelen daer hi toe sat,
Ene ander ende zette daerop sijn vat,
7285[regelnummer]
Ende deckede dat met enen clede reyneGa naar voetnoot21
Al omb ende ombe, sonder alleneGa naar voetnoot21
An ene zyde, die tegen hem waerGa naar voetnoot22;
Daer zoude hy kennen by die scaer
Die behoerden terGa naar voetnoot23 goeder straten.
7290[regelnummer]
Diegene die terGa naar voetnoot23 tafelen saten
Hadden horen wille daermede.
Daer was altoes ene ydele stede,
Daer was die stat betekent mede
Daer Judaes hem selven wt dede;
7295[regelnummer]
Want hi track hem selven achter,
Ende verriet Gode, des hadde hi lachterGa naar voetnoot24.
Echter zuldyGa naar voetnoot25 weten hiernaer,
Dat die Apostelen koren daer
Enen die der stat waerdich was,
7300[regelnummer]
Dat es van Triere Mathias.
Here, dit zijn tafelen twe,
| |
[pagina 79]
| |
Die concorderen myn no mee
Over een onder hem beiden.
Alle die liedeGa naar voetnoot1 die haer lijf leiden
7305[regelnummer]
Met Josepes tafele telkenmale
Gaven hem den nameGa naar voetnoot2 van den Grale.
Gelovet gy my van desen saken,
Gy doet die derdeGa naar voetnoot3 tafele maken
In die ere der Dryvoudecheit:
7310[regelnummer]
Ende ick gelove in oeck gereit,
Dat in grote ere daeraf zal komen
Ende dat zal in toter zielen vromen,
Oeck sal iu uwen tyden gescien
Groet wonder, daer gy too zult zienGa naar voetnoot4,
7315[regelnummer]
Ende ick iu helpen wil, Heer koninck.
Daer sal oeck wesen een dinck,
Daer vele talen af zal gaen
Want grote gracie zullen ziGa naar voetnoot5 ontfaen
Die daer af wel spreken konnen;
7320[regelnummer]
Entie den Grael hebben gewonnen,
Entie dien oeck hebben twaren
Sijn ten westenwaertGa naar voetnoot6 gevaren,
Also als dat Onse Here geboet;
Ende een ander geselscap groet,
7325[regelnummer]
Die niet en weten van den vate,
Gaen westwaert die rechte strateGa naar voetnoot7.
GeloefdyGa naar voetnoot8 des my, gy zultGa naar voetnoot9 doen maken
Dor dese dinck al ander saken;
DoedyGa naar voetnoot10 dit, gy werdes vro’.
7330[regelnummer]
Merlijn sprac tenGa naar voetnoot11 koninge so,
Ende dat dochteGa naar voetnoot12 den koninge goet:
‘My is lief dat men dit doet,
Ick wil al dat wil Onse Here’.
Die koninck sprac te Merlyne mere:
7335[regelnummer]
‘Ick legge den last al op dy,
Du en moges nietGa naar voetnoot13 geheten my,
Ic en wille dat algader doen’.
Dat sprac Uter-Pandragoen,
Ende liet hem al gewerden das;
7340[regelnummer]
Des Merlijn wel blyde was.
Fier wart Merline dat berte binnen,
Hi sprack: ‘Here, helpet bekinnen,
Waer men best doe dese dinck’.
‘Daer dy best duncket’, sprack die koninck,
7345[regelnummer]
‘Ende daer du Gode best betalesGa naar voetnoot14’.
Merlin sprack: ‘te Caredo in WalesGa naar voetnoot14,
Daer zuldyGa naar voetnoot15 te SinxenGa naar voetnoot22 hoven,
Weset daer blyde, men sal in loven,
Ende gevet daer scone gichtenGa naar voetnoot16;
7350[regelnummer]
Ick ga vor, die dat sal dichten;
Gevet my tymberman ende liedeGa naar voetnoot17,
Die dat doen dat ick gebiede’.
Dat dadeGa naar voetnoot18 die koninck al te hant
Ende ontboet in al sijn lant,
7355[regelnummer]
Dat hi te Caredol, zonder sage,
Hof woude houdenGa naar voetnoot19 in SinxendageGa naar voetnoot20,
Ende Merlijn visierde in die poert
Dat toter Tafelronden behoertGa naar voetnoot21;
Ende die koninck quam daer corteleke
7360[regelnummer]
Vor SinxenGa naar voetnoot22, in der ierster wekeGa naar voetnoot23,
Ende vragede Merlijn wat hi doet.
‘Wel’, sprack hi, ‘dat es al gespoet’.
MettienGa naar voetnoot24 mochte men ginder scouwen
Ridder komen ende Vrouwen;
7365[regelnummer]
Doe vragede Uter-Pandragoen:
‘Wat liede zalstu daer sitten doen
Te derre tafelen’? - ‘Dat zuldy zienGa naar voetnoot25
Morgen’, sprack Merlijn mettien,
‘Dat gy niet en wanet gescieden:
7370[regelnummer]
Ic sal nemen in corten tyden
Vijftich ridder zekerlike
Die besteGa naar voetnoot26 van al desen rike,
Alsi terGa naar voetnoot27 tafelen zijn geseten,
Zi en zullen hem niet vermeten
7375[regelnummer]
Weder te kerene tharenGa naar voetnoot28 hove;
Dat zullen zijn Ridder van love.
Als gy die ydele stede ziet,
Ne vergeetGa naar voetnoot29 der tafelen niet
Daer dese was gemaket naer’.
7380[regelnummer]
Aldus dadeGa naar voetnoot18 Merlijn daer,
Als hi bier zeideGa naar voetnoot30 overluet:
Des anderen dages koes hi wt
Vijftich ridder alle by namen,
| |
[pagina 80]
| |
Ende hat hem, dat zi sitten quamen
7385[regelnummer]
Tote gener tafelen ende aten,
Zi zeiden: ‘gerne wtermaten’.
Merlijn, die vele wijsheit konde,
GinckGa naar voetnoot1 alombe die tafelronde,
Die den koninck riep daertoe mede
7390[regelnummer]
Ende wijsde hem die idele stede.
Hi sachse, ende menech ander man,
Maer nieman en wiste wat daeran
Gelach, al sach hi se wael idel staen,
Dan Merlijn, al sonder waen.
7395[regelnummer]
Dat werck hadde Merlijn voldaen;
Den koninckGa naar voetnoot2 hiet hi eten gaen.
‘Ick en doe des niet’, zeide hy, ‘lieve vrientGa naar voetnoot3,
Eer desen Heren es voldient;
Ende doeGa naar voetnoot4 men hadde voldient den heren
7400[regelnummer]
Doe ginck die koninckGa naar voetnoot2 eten met eren.
Al die achte dage hieltGa naar voetnoot5 hi hof
Ende gaf vele, des hadde hi lof,
Beide Heren ende Vrouwen,
Genoech, des moechdyGa naar voetnoot6 my getrouwenGa naar voetnoot7.
7405[regelnummer]
Doe die Heren danenGa naar voetnoot8 schieden
Vragede die koninck den liedenGa naar voetnoot9
Die te Merlijns tafele zatenGa naar voetnoot10
Wes dat zi hem vermatenGa naar voetnoot10:
‘Here’, zeiden zi, ‘onser alre wille
7410[regelnummer]
Dat es hier te blivene stille;
Wy en willen niet henen sceidenGa naar voetnoot11
Wy en mogen te Sinxen gereiden
Hier te syne te tercietyde,
Ende hier dan te wesene blyde;
7415[regelnummer]
Wy willen ontbieden onse masseniede
Ende leven hier alse goede liedeGa naar voetnoot12’.
‘Es dit iu wille’? sprack die koninck,
‘Ja’, spraken zi, ‘waerlike dinck;
Ons wondert wat dat bediedenGa naar voetnoot13 mach,
7420[regelnummer]
WantGa naar voetnoot14 onser negeen nieGa naar voetnoot15 ander sach
Ende elc den ander nu dus mynt,
Of hy waer sijns selves kint;
Dat en doe die doet, wy en scheidenGa naar voetnoot11 niet’!
Als die koninck dat gesiet,
7425[regelnummer]
HeetGa naar voetnoot16 hi dat men hem dade eer
Alsof hi dat selverGa naar voetnoot17 waer ende meer.
By Merlyns sinne, die vele konde,
Was gemaket die tafel ronde,
Ende d'hof scheed al te male.
7430[regelnummer]
Die koninck sprack dese tale:
‘Merlijn, du dades my verstaen
Waerby gelove ick des sonder waen,
Dat Gode doch bequameGa naar voetnoot18 zy
Dese tafele, wistick doch by dy
7435[regelnummer]
Wat bediedet deze idele stede;
Ick zoude gerne vragen mede
Wie dat daerinne sitten sal’.
Merlijn zeide: ‘ick zegget dy al:
In dinen tyden en wert zi niet
7440[regelnummer]
Vervullet, wat dat des geschiet;
Hi en es gewonnen no geboren
Die te dier stede is verkoren,
Ende dat sal wesen, gelove des my,
In des koninges tyden na dy;
7445[regelnummer]
Ende die vervullet dese stat,
Hi sal oeck vervullen dat.
Dat ten Grale idel es bleven;
Entie den Grale zijn beneven,
En zagen die stat vervullet nieGa naar voetnoot19.
7450[regelnummer]
Voert zo bid ick oeck mere dy,
Dat du houdesGa naar voetnoot20 in dese poert
Dinen hof; nu hoert voert:
Dine getyde zalstu hier doen
Ende alle dine hoge baroen
7455[regelnummer]
ErenGa naar voetnoot21 die tafele die hier staet’.
Hi zeide: ‘ick doe dinen raet’.
‘Here’, sprack Merlijn, ‘ick moet gaen,
Du en ziesGa naar voetnoot22 my niet, zonder waen,
In langer tijt’, ‘Waer zalstu dan’?
7460[regelnummer]
Antworde doe die edel man.
‘Ick hebbe hier mine feeste genomen,
En zalstu hier niet weder komen’?
Hi zeide: ‘ick en wil hier niet toven,
Ick wil dat si des geloven
7465[regelnummer]
Diegene, die daer zullen toezienGa naar voetnoot23,
| |
[pagina 81]
| |
Wat sake dat hier zal gescien,
Dat ick hier zelve niet en ben’.
Aldus scede hi doe van hen,
Ende Merlijn ginckGa naar voetnoot1 daer Blasys was,
7470[regelnummer]
Ende zeide hem die waerheit das,
Hoe die tafele was gestichtGa naar voetnoot2.
Lange beide hi, zeghet dat gedicht;
Meer dan drie iaer, als ietGa naar voetnoot3 vernam,
WastGa naar voetnoot4 eer Merlijn wederquam.
7475[regelnummer]
Ende vele die Merlijn wouden myden,
Quamen doen, in corten tyden,
Tote Caredole in den hove
Met menegen van love,
Ende vrageden ombe die idele stat,
7480[regelnummer]
Wat bedieden mochte dat,
Ende waerom be daer sate negeenGa naar voetnoot5 goet man,
Die tafele waer vervullet dan.
Die koninck sprack: ‘Merlijn my zeide
Daeraf wonder ende vremdecheideGa naar voetnoot6,
7485[regelnummer]
Dat zi onvervullet bleve
Also lange als ick leve,
EntieGa naar voetnoot7 daertoe zal zijn gekoren,
Dat hi noch niet en es geboren’.
Si zeiden dat enGa naar voetnoot8 waer niet,
7490[regelnummer]
Ende hi loge als een bose diet,
‘Gy zijt zelver alzo goet
Als ieman die na in komen moet,
Ende gy hebt iu uwen lande binnen
Also goede liede, wildijt bekinnenGa naar voetnoot9,
7495[regelnummer]
Alse die ter tafelen eten’.
Hi zeide: ‘ick en dar my des niet vermeten
Van al dat gy nu zegget hieraf’.
‘Nu en doechdy niet een kaf,
Gyne proevet die idele stede’.
7500[regelnummer]
Hi zeide, dat hi des niet en dede:
‘Ick vruchte Merlijns oevelen moet’.
‘Wy en willen niet, dat gy dat doet;
Gy zegget dat Merlijn al weet
Wat tale dat van hem geet;
7505[regelnummer]
Es dat waer, zo weet hy wale
Dat wy van hem nu hebben tale.
Moyet hem dat niet, hoe dat gaet
Hi komet, want hise niet proeven laet;
En ombe zine logentlicke tale
7510[regelnummer]
Willewy dat proeven wale;
Gevet ons oerlof, gy moget zienGa naar voetnoot10,
Wat daeraf mach gescienGa naar voetnoot10’.
Die koninck zeide: ‘maer dat ick vrnchte
Dat hem Merlijn toernen mochte,
7515[regelnummer]
Ick en dade zo gerne gene dinck’.
Doe zeidenzi weder: ‘Heer koninck,
Levet Merlijn, hi en laet des niet geseienGa naar voetnoot10,
Laetet ons proeven, gy moget zienGa naar voetnoot10’.
‘Te SinxenGa naar voetnoot11’ zeide hi, ‘doet alzo’.
7520[regelnummer]
Si dankeden ende warens vro.
In groter hope waren zi das
Totedien dat SinxenGa naar voetnoot11 was,
Ende Merlijn, die dat wel wiste ter kuerGa naar voetnoot12
Telde Blasise die aventnerGa naar voetnoot12,
7525[regelnummer]
Ende wat zi nu zoudenGa naar voetnoot13 bestaen.
Daerombe en woude hi daer niet gaen,
Ombedat zi proeven woudenGa naar voetnoot13 die stede;
Hi sprack: ‘my es liever mede,
Dat zi proeven nu die quade
7530[regelnummer]
Dan ieman goeders daeran mesdade,
Quame ick daer oeck, dat men my soudeGa naar voetnoot13
Tyen dat ick dat benemen woudeGa naar voetnoot13,
Si en zullen geloven niet
Eer zi zienGa naar voetnoot14 wat daer gesciet;
7535[regelnummer]
Hierombe wil ick daer niet varen’.
Aldus bleef daer Merlijn twaren,
Tote na SinxenGa naar voetnoot11 vijftien dage.
Uter-Pandragoen, die gerno zage
Die proeven wonde die idele stat,
7540[regelnummer]
Entie zeide oeck den koninge dat,
Dat Merlijn doet waer geslegenGa naar voetnoot15
Van dorpers die hem quamen tegen,
Ende dat die koninck hilt vor waer,
Ombdat Merlijn niet quam daer.
7545[regelnummer]
Op den SinxenGa naar voetnoot11 dach was die koninck
Te Karedoel, ende een iongelinck
Ontboet dat hi komen zoudeGa naar voetnoot13,
Die die edel stat proeven woudeGa naar voetnoot13;
Die koninck sprac al openbaer
7550[regelnummer]
Ende vragede, wele diegone waer?
Doe zeide een, die stont daerby:
‘Coninck, men zalse proeven met my’,
Ombedat hi wael metten konioge mochte,
Ende hi was die dat ierst op brochte;
7555[regelnummer]
Ende hi was herde wael geboren
| |
[pagina 82]
| |
Die des hem dade aldns te voren.
Met hem hadde hi bracht aldaer
Clerke, die zeiden openbaer,
Dat Merlijn doet wesen zoude
7560[regelnummer]
Ombdat hi die stat besitten woude.
Die hof was groet, zi gingen eten;
Die ridder waren alGa naar voetnoot1 geseten;
Hi sprac: ‘ick kome tot iu nu’.
Si zwegen alle, dat zeggickGa naar voetnoot2 iu,
7565[regelnummer]
Ende zagenGa naar voetnoot3 wat hi zoudeGa naar voetnoot4 doen.
Daer stont Uter-Pandragoen
Ende vele ziner liede daer mede.
Diegone die ginck toterGa naar voetnoot5 stede
Ende sat dat men zine dienGa naar voetnoot6
7570[regelnummer]
Ene korte wyle niet en conde zienGa naar voetnoot6,
Doe sanck hi neder in derGa naar voetnoot7 manier
Als een loet in een rivierGa naar voetnoot8.
Noch kerstenGa naar voetnoot9 mensche, dat zecht men my,
En was zo snel verzoncken nie.
7575[regelnummer]
Die liede, die dat zagen gescien
Worden versaget alle mettien.
Alsi den man hadden verloren,
Quamen die anderGa naar voetnoot10 ende haddensGa naar voetnoot11 toren,
Ende wouden sitten oeck op die stat;
7580[regelnummer]
Maer die koninck verboet hem dat,
Ende hiet die ridder alGa naar voetnoot12 op staen,
So en zoude men niet bekinnen saen
Die stede daer die man versanck.
Dat daden si alle eer iet lanck.
7585[regelnummer]
In den hof was rouwe ende zeer,
Den koninge was therte verzeert teGa naar voetnoot13 meer
Ombdat Merlijn hem dat zeide te voren
Dat ter stat niemanGa naar voetnoot14 en was geboren,
Ende hevet den edelen man becroent;
7590[regelnummer]
Hi hilt hem zelven vor gehoent,
Al hilt hi dat vor gedroch;
Hiermede ontsculdegede hineGa naar voetnoot15 noch.
Ende Merlijn quam opten vijftienden dach.
Doe des die koninck hoerde gewach,
7595[regelnummer]
Quam hi jegen hem gegaen;
Doe hineGa naar voetnoot15 sach, doe zeide hi saen
Dat hem dulheit was gesciet
Dat hi zoude gedogen iet,
Dat men proevede didel stede.
7600[regelnummer]
Hi zeide: ‘ick ben gehoent daermede’.
Merlijn sprack: ‘dit es dicke gesciet:
Men vint menegerhande diet
Die die liedeGa naar voetnoot16 willen beliegen
Ende hen selven meest bedriegen.
7605[regelnummer]
Du machs (dat) weten oeck daerby
Dat zi zeiden dat dorpers my
Vor wilt sloegen toter doet’.
Die koninck zeide: ‘dat es waerheit groet’.
Doe zeide Merlijn: ‘koninck, heer,
7610[regelnummer]
Die stat enGa naar voetnoot17 proevet nembermeer,
Daer zonde afGa naar voetnoot18 komen groet onvrede;
Die stat entieGa naar voetnoot19 tafele mede
Seggick dat noch bediedenGa naar voetnoot20
Sal grote ere vele liedenGa naar voetnoot20
7615[regelnummer]
Die in desen koninckrijke zijnGa naar voetnoot21’.
Die koninck zeide: ‘lieve Merlijn,
Ick hebbe wonder groet twaren,
Waer dese man zij gevaren’.
‘Here’, zeide hi, ‘dat en zalstu niet vragen,
7620[regelnummer]
Want dat en moechdyGa naar voetnoot22 niet voertdragen
Al wistestu dat wael, koninck heer,
Maer omb te doene al eer
Dengenen die terGa naar voetnoot23 tafelen horen;
Ende ick zegget iu te voren,
7625[regelnummer]
Al dine feeste nu meer voert
Salstu houdenGa naar voetnoot24 in dese poert
Dor die tafele die hier esGa naar voetnoot25,
Des zijt zeker ende gewesGa naar voetnoot25,
Dat zy es waerdichGa naar voetnoot26 groter eer.
7630[regelnummer]
Nu doe voert dat ick dy leer;
lck moet hene miner straten,
Ick zal dy dienenGa naar voetnoot27 gerne wtermaten’.
Merlijn ginck enwech na desen saken
Ende hiet den koninck daer huse maken,
7635[regelnummer]
Ende sine feeste driewerfGa naar voetnoot28 in dat iaer
HoudenGa naar voetnoot24 teGa naar voetnoot29 Caredole binnen daer.
Doe zeide Uter-Pandragoen,
Hi zoudeGa naar voetnoot30 zinen wille doen.
|
|