Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijHoe die Sennes weder in dat land quamen, ende Pandragoens doet.Nu spreket Merlijn den koninck ter stede
Ende Uter sinen broeder mede,
Ende zeide: ‘ick pine my nu zeer,
Ombe iu gewin ende ombe iu eer’.
6805[regelnummer]
Deser woerde hadden si wonder beide,
Ende badenGa naar voetnoot8 dat hi ze dan zeide,
Ende algader dat hi met gebode.
‘Ick en heles iu nietGa naar voetnoot9’, sprack hi, ‘by Gode,
Ick sal iu tellen, iu twe bysonder
6810[regelnummer]
Des in sal hebben groet wonder;
Gedencket iu, dat gy hebbet verdreven
Die Sennes, die warenGa naar voetnoot10 gebleven
In uwen lande na Hangys doet?
Hangys liet geslechte groet;
6815[regelnummer]
Doe si sineGa naar voetnoot11 doet vernamenGa naar voetnoot12,
Ende swoerenGa naar voetnoot16, die jonge metten oudenGa naar voetnoot17,
Dat si sine doet wreken souden,
Ende si zijnGa naar voetnoot18 verzament altehant,
6820[regelnummer]
Alse om te winnen dat lant’.
Ende beiden wonderdes alsiGa naar voetnoot19 dat vernamen,
Ende zeiden: ‘hebben si groet volck te samen?’
‘Si hebben meer volkes dan gy,
Des moechdyGa naar voetnoot20 geloven my;
6825[regelnummer]
Si sullen iu u lant afgewinnen’.
Si zeiden: ‘konnewy dat bekinnen,
Wy en doen niet dan uwen raet’.
Merlijn zeide: ‘nu verstaet,
Welke tijt gy hoerGa naar voetnoot21 komst bewaent:
6830[regelnummer]
Des elften dages in WedemaentGa naar voetnoot22
Znllen si an uwen lande leggenGa naar voetnoot23
Ende dit en zuldyGa naar voetnoot24 nieman zeggen,
Ende dit en weet nieman dan gy.
Nu doet mynen raet daerby:
6835[regelnummer]
Doet alle uwe liedeGa naar voetnoot25 ontbieden
Ende gevet hen dan scone miedenGa naar voetnoot26,
Elken na dienGa naar voetnoot27 dat hi es weert,
Ende oeckGa naar voetnoot28 na dat hi verteert,
Ende oeckGa naar voetnoot28 kan decken sinen moet;
6840[regelnummer]
SietGa naar voetnoot29 dat gy ze dagen doet,
Ende dat si komen zekerlekeGa naar voetnoot30
In Wedemaent, in der eersterGa naar voetnoot31 weke,
In dat dal van Salesbire
In den mersch op die riviere,
6845[regelnummer]
Ende daer gereet zijn alte hant
Alse daer te bescermene iu lant’.
‘Raet gy dat’, sprack Pandragoen te handeGa naar voetnoot32,
‘Dat wy ze daer dan laten landen?’
‘Ja ick’, zeide hi, ‘van der rivieren
6850[regelnummer]
ZuldyGa naar voetnoot23 ze verreGa naar voetnoot33 laten logieren,
Sodat si uwes volkes niet en weten;
| |
[pagina 74]
| |
Ende alsiGa naar voetnoot1 dan zijn geseten,
So zendet een deel van ridderscepeGa naar voetnoot2
Tuschen hem ende hoerGa naar voetnoot3 scepe,
6855[regelnummer]
Inwer een sal medevaren;
Aldus zo moechdyGa naar voetnoot4 ze vervaren,
Ende vaert zo na in deser manieren,
Dat gyse verre van der rivieren
Houdt daer, drie dage al stille:
6860[regelnummer]
Si zullen hebben horen onwille.
Ten derden dage zuldyGa naar voetnoot5 vichtenGa naar voetnoot6,
Ende dat wil ick iu verplichten:
Gy hebbet den zege, doedy dat’.
Die koninck sprackGa naar voetnoot7 ter zelver stat:
6865[regelnummer]
‘Blivet onser enich daerin’?
Merlijn sprack: ‘haddy begin,
So koemt daer emberGa naar voetnoot8 ende naer;
NegeenGa naar voetnoot9 man zal hebben vaer
Tegen dieGa naar voetnoot10 doet, of hy dieGa naar voetnoot10 ontfaet,
6870[regelnummer]
AlsoGa naar voetnoot11 dat nu gescapen staet,
Want ende moetwyGa naar voetnoot12 emberGa naar voetnoot8 doen’.
Doe sprackGa naar voetnoot13 die koninck Pandragoen:
‘Du heves gezeghtGa naar voetnoot14 wonder groet,
Dattu wetes also wael mineGa naar voetnoot15 doet,
6875[regelnummer]
Alse die zine, die van den paerde velGa naar voetnoot16
Want dat wistes du harde wel;
Hierombe toech hier die waerheit dine,
Ende zech my dan die mineGa naar voetnoot17’.
Merlijn sprackGa naar voetnoot13: ‘ick wil, dat gy
6880[regelnummer]
Die Heilge bringetGa naar voetnoot18 vor my,
Ende gy my doet enen eet,
Ende dat zuldy doen wael gereet,
Dat ick rade doer iu goet.
Ick sal minen bedeckeden moet
6885[regelnummer]
Vor iu ontdecken saen’.
Als dit die Heren hadden verstaen,
Zeiden zi: ‘wy hebben gozworenGa naar voetnoot19,
Wat zalstu zeggen, laet ons horen’.
Hi sprackGa naar voetnoot13: ‘ick doe al sonder miedeGa naar voetnoot20,
6890[regelnummer]
Swert, dat gy zult zijn goede liedeGa naar voetnoot21
Ten stryde, dien men sal vichten nu
Tegen Gode ende tegen iu;
Ick wil dat gy gebichtet zijt,
Gy hebt des te doene op deser tijt
6895[regelnummer]
Bet dan op een ander vaertGa naar voetnoot22,
Want gy op uwe viande vaertGa naar voetnoot22
Ende zijt gy zulc als ick gebiede,
Gy zult verwinnen al die liedeGa naar voetnoot21,
Want zi hem an Gode niet en keren,
6900[regelnummer]
Ende verweertGa naar voetnoot23 iu lant met eren;
Wat manne dat stervet in een gevecht
Ombe te behondeneGa naar voetnoot24 zijn recht,
Hy es versoent jegen ousen Heer,
Ende hy en zal dieGa naar voetnoot25 doet niet vruchten zeer.
6905[regelnummer]
Ick zegge iu oeck, sint dat in dit lant
KerstenheitGa naar voetnoot26 ierst wart bekant,
So en was nieGa naar voetnoot27 so bitter strijt
No en wertGa naar voetnoot28 hierna in langer tijt;
Gy, Uter ende gy, Pandragoen,
6910[regelnummer]
ZweertGa naar voetnoot29 dat gy zult in beste doen;
Ick en zegge iu meer noGa naar voetnoot30 goet noGa naar voetnoot30 quaet,
Eer ick zie, hoe dat vergaet.
Die ene van den tweenGa naar voetnoot31 sal hier sterven,
EntieGa naar voetnoot32 ander die hier sal erven,
6915[regelnummer]
Die zal maken te Salesbiere
Enen kerchof rike ende diereGa naar voetnoot33,
Algader na mynen raet;
Also lange als die werlt staet
Sal mijn werck daer ane bliken.
6920[regelnummer]
Ick hebbe gesecht, gy en kont des ontwiken,
Dat die ene van iu tween hier blyven moet;
Nu zijt stoutGa naar voetnoot34 ende vroet
Also als ick u hebbe geseit;
Elc man sal zijn gereit
6925[regelnummer]
So hi scoenst mach emberGa naar voetnoot35 meer
TeGa naar voetnoot36 komene vor Onsen Heer,
Juwer een dieGa naar voetnoot37 moet daer varen,
Doet iu bychte zonder sparen,
Ende toget uwen volke scoenGa naar voetnoot38 gelaet,
6930[regelnummer]
Ende secht hem dan hoe dat staet;
Dus koemdyGa naar voetnoot39 in dieGa naar voetnoot40 hemelsce sale’.
Dus endede Merlijn zine tale,
EntieGa naar voetnoot41 twe broeder hebben dat verstaen,
Ende onthoden hoer volck saen;
6935[regelnummer]
Doe zi daer waren, zeghet dat gedichte,
GavenGa naar voetnoot42 zi menege scone gichteGa naar voetnoot43,
Den hogen lieden zi doe badenGa naar voetnoot44
Dat zi hem ten wapenen dadenGa naar voetnoot44,
Ende geboden in hoer lant,
6940[regelnummer]
Dat vole met gewapender hant
Te wesene al gemeenlekeGa naar voetnoot45
| |
[pagina 75]
| |
In Wedemaent in der ierster wekeGa naar voetnoot1
In den plaen te Salesbiere,
Op die Teemse, die scone riviere,
6945[regelnummer]
Ombe te bescermene dat lant;
NieGa naar voetnoot2 en was dat manne bekant,
Hi en zeide dat hijtGa naar voetnoot3 gerne dade;
Dus quam dat totenGa naar voetnoot4 dage by rade,
Daer dat volc op ontboden was.
6950[regelnummer]
Die Heren beloveden hem das,
Ende daden dat Merlijn hiet.
Te SinxenGa naar voetnoot5 en lieten zi des niet,
Si en hilden hof op die riviere
In dat dal van Salesbiere.
6955[regelnummer]
Menege gave gavenGa naar voetnoot6 zi daer.
Sciere quam die niemaer vorwaer,
Dat die Heidene in dat lant quamen;
Ende als die Heren dat vernamen,
Daehtenzi ombe Merlijns gewach;
6960[regelnummer]
Dat was op Sante Barnabas dach.
Te dien tiden geboet Pandragoen
Dat zi hem bichte zouden doen,
Ende elck, bi zines priestersGa naar voetnoot7 rade,
Vergeve den andren sine mesdade.
6965[regelnummer]
Die Heidene ontscepeden met lusteGa naar voetnoot8
Ende daden hem op die ruste,
Over negen dagen begonsten zi rydenGa naar voetnoot9;
Pandragoen sprack Merline ten tyden,
Ende vragede wat hi zoude doen.
6970[regelnummer]
Merlijn zeide: ‘Here Pandragoen.
Sendet Uter nu derwaert
Met vele ridders toter vaert.
TierstGa naar voetnoot10 dat zi komen op dat velt,
Daer si hebben hoer geteltGa naar voetnoot11,
6975[regelnummer]
Sal hi hem die scepe ontryden,
Ende salse dwingen toten tyden
Te wesene verre van der rivieren,
Ende houdense kort in der manieren,
Dat zi daer blyven wienGa naar voetnoot12 lief wienGa naar voetnoot12 leet;
6980[regelnummer]
Dan so porret dat heerGa naar voetnoot13 gereet;
Des morgens alsiGa naar voetnoot14 willen ryden
Dan sal hi zere op hem stryden,
So dat si nergen mogen varenGa naar voetnoot15,
Daer en wert niemanGa naar voetnoot16 so koene twarenGa naar voetnoot15,
6985[regelnummer]
Hi en woude te landeGa naar voetnoot17 weder wesen;
Twe dage houdtse in desen,
Des derden dages koemt met uwen heerGa naar voetnoot18,
Ende zet u daertegen te weerGa naar voetnoot18.
Die dach zal zijn claer ende scone;
6990[regelnummer]
Gy zultGa naar voetnoot19 dan zienGa naar voetnoot20 onder den trone
Ende in der lucht enen drake,
Die sal bedieden uwe sake,
Ende dan vechtet zonder vaer,
Die zege sal iu wesen zwaer’.
6995[regelnummer]
Dit en hoerde neGa naar voetnoot21 geen baroen
Dan Uter ende Pandragoen;
Si waren blide doe zi dat hoerden.
Merlijn sprack na desen woerden:
‘Sijt zonder vaer, ick wil gaen,
7000[regelnummer]
Dit es waer, dat ick iu doe verstaen,
Denket omb te wesene goede man
Ende stoutGa naar voetnoot22, dit rade ick iu dan’.
Aldus scheden doe die dryGa naar voetnoot23.
Uter voer, dat zeghet men my,
7005[regelnummer]
Tuschen die heydene entieGa naar voetnoot24 scepe
Met ziner stouter ridderscepe.
Merlijn beval ze Gode beide,
TUter keerde hi ende seide:
‘Ick zegge dy al vorwaer,
7010[regelnummer]
Du machsGa naar voetnoot25 wel zijn al zonder vaer,
Dune stervesGa naar voetnoot25 niet in desen stryde,
Du machsGa naar voetnoot25 met rechte wesen blyde’.
Merlijn voer in Nortomberlant
Aldaer hi Blasise vant.
7015[regelnummer]
Blasys hevet al dit bescreven,
Ende van hem est ons noch bleven.
Uter dade die Heidene seier
Verre logieren van der rivierGa naar voetnoot26,
Ende en lietseGa naar voetnoot27 niet te scepe varen;
7020[regelnummer]
So zere dwanck hi ze, zonder sparen,
Dat zi op dat dorre velt
Hoers ondankes langenGa naar voetnoot28 met gewelt,
Ende makede hem so sterck dat striden
Datzi nergen dorsten riden;
7025[regelnummer]
Aldus dwanck hise twe dage.
Ten derden dage, zonder sage,
Quam Pandragoen met zinen heerGa naar voetnoot18,
Ende sach waer si met groter weerGa naar voetnoot18
LagenGa naar voetnoot28 op dat dorre velt,
7030[regelnummer]
Ende waerGa naar voetnoot29 zi doe met gewelt
Scaerden hoer heerGa naar voetnoot18 te dienGa naar voetnoot30 tyden
| |
[pagina 76]
| |
Ende wouden op Uter striden.
Tierst dat hi den koninck sach
Scaert hi zijn heerGa naar voetnoot1 al dat hi mach,
7035[regelnummer]
Ende liet lopen totenGa naar voetnoot2 vianden.
Doe dat die Heidene becanden,
Dat zi allenthalven waren bestaen,
Worden zi herde zere ontdaen;
Zi en mochten niet nu ter tijt
7040[regelnummer]
TenGa naar voetnoot2 seepen keren zonder strijt.
MettienGa naar voetnoot3 sach men in der lucht
Enen drake komen met groter vlucht,
Merlijn haddetGa naar voetnoot4 vorgesecht alhier;
Die drake worpGa naar voetnoot5 vlamme ende vierGa naar voetnoot6
7045[regelnummer]
OptieGa naar voetnoot7 scepe wt ziner kele.
Dat zagen liedeGa naar voetnoot8 herde vele,
Die daeraf hadden groten vaer.
Pandragoen riep daernaer:
‘Slaet met sporen’! Ende Uter mede
7050[regelnummer]
Sach wat zines broeder heerGa naar voetnoot9 dede,
Ende haeste hem alzo teGa naar voetnoot10 meer.
Des koninges heer versamende eer,
Des scamede hem Uter aldaer;
Dat zeggic iu al vorwaer.
7055[regelnummer]
Ginder gesciede in elker zide
Grote moert in genen stride;
Die Heidene namenGa naar voetnoot11 die meerreGa naar voetnoot12 scade.
Ick en hebbe te seggene gene stade,
Wie daer best dade metter hant;
7060[regelnummer]
Want ietGa naar voetnoot13 in dat Romans niet en vant;
Maer dat zeide hi, die dat bescreef,
Dat daer Pandragoen doet bleef,
Ende met hem ziner liede vele;
Uter wan in den nijtspele.
7065[regelnummer]
Den zege tellet ons die ieeste,
Nie en las ick, no en vreesteGa naar voetnoot14,
Dat der Heidene ienich ontstoet,
Si en mosten alle bliven doet.
|
|