Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijHoe Merlijn des koninges rael wart, ende hoeneGa naar voetnoot2 een ridderGa naar voetnoot3 verraden woudeGa naar voetnoot4.Nu es Merlijn al raet gebleven,
6510[regelnummer]
Doe dieGa naar voetnoot5 Sennes dat lant hadden begeven;
MettenGa naar voetnoot6 koninck Pandragoene
Was hi van herde groten doene;
Vor den koninck helt hi die tale.
Dit en bequam niet wale
6515[regelnummer]
Enen barone die dit zach;
Degene merkede zinen slach
Ende zeide: ‘Here, tes vremdeGa naar voetnoot7 dinck
Dat ghy houdet desenGa naar voetnoot8 vondelinck:
Al dat hi weet koemt hen van den Viant;
6520[regelnummer]
Dat wil ick proeven al te hant
Daer gy zelve toe zult zienGa naar voetnoot9,
WildyGa naar voetnoot10 dat, Here, laten gescienGa naar voetnoot11’.
Die koninck sprack: ‘zijdyGa naar voetnoot12 zo vroet,
Opdat gyne niet vertoernenGa naar voetnoot13 doet,
6525[regelnummer]
Dat gyneGa naar voetnoot14 proevet, wil ick welGa naar voetnoot15’.
Ende ick en wilneGa naar voetnoot18 niet doen erren’.
Die ridder en woude doe nietGa naar voetnoot19 merren,
Doe hem die koninck des oerlof gaf.
6530[regelnummer]
Hi was herde blide daeraf.
Die zelve man was herde vroet
Ende herde quaet in sinen moet,
Verrader, ende oeckGa naar voetnoot20 wel geboren;
Tenen tydeGa naar voetnoot21 quam hi voren
6535[regelnummer]
In des koninges hof onder die baroene
Ende pijnde hem Merlijn ere te doeneGa naar voetnoot22;
Hi nam hem te rade vor den koninck
Daer gesciede doe deseGa naar voetnoot23 dinck:
Daer waren tiene des koninges man.
6540[regelnummer]
Ende hi sprack den koninck an:
‘Heer koninck’, zeide hi, ‘zekerlike
Dit es die vroetsteGa naar voetnoot24 van eertrike;
Hi vorseide Vertegier
Te stervene van uwen vierGa naar voetnoot25;
6545[regelnummer]
Hierombe bid ick hem zekerlekeGa naar voetnoot26,
Ombedat ick ben dus tongereke,
Dat hi my zegge myneGa naar voetnoot27 doet
Of hi daeraf weet cleyne of groet,
Want wil hi, hi zalt wael doen’.
6550[regelnummer]
Doe batsGa naar voetnoot28 hem die koninck Pandragoen
En 'e alle die daer waren ginder,
Ende Merlijn, die zine felheit kinde,
Hi zeide: ‘gy doet bede groet,
Ombe te wetene uweGa naar voetnoot29 doet:
6555[regelnummer]
Gy zult vallen van enen paerde
Ende breken den hals boven der aerde:
Dus zuldyGa naar voetnoot30 uwen ende doen’.
Die ander zeide: ‘Here Pandragoen
Merket nu van enen vroeden,
6560[regelnummer]
God moetGa naar voetnoot31 my daer vor behoeden’!
Mittien leide hi den koninck wt.
Ende sprack tot hem al overluet:
‘Gedenket, Here, wael der woert,
Die gy van Merline hebt gehoert,
6565[regelnummer]
Ick zalneGa naar voetnoot32 proeven herde seier
Noch in ener ander manier’.
Doe ginck hene die man
Ende dade ander cleder an,
Ende keerde so hi eerst mach
6570[regelnummer]
Toter stede daer die koninck lach,
Hi makede hem sieck ende bat te handeGa naar voetnoot33,
Datten die koninck soude vanden,
Ende hi Merline brachte met liste
Sodat hi siner niet en wiste.
6575[regelnummer]
Die koninck zeide, hi zoude daer gaen;
Merline en dade hi des niet verstaen.
Die koninck zeide: ‘Merlijn, gawy
Tot enen ziecken, ick ende gy,
Die hier leget iu der poert’.
6580[regelnummer]
Merlijn zeide: ‘koninck, nu hoert:
NegeenGa naar voetnoot34 koninck en zal in aertrike
Nergen gaen so hemelike,
Dat en zij dat dertich met hem gaen’.
Doe riep die koninck tot hemGa naar voetnoot35 saen
6585[regelnummer]
Dertich ridder, ende mettienGa naar voetnoot36
Gingen zi den ziecken besien.
Si quamen daer ende vonden die vrouwe,
Alse of si hadde groten rouwe;
Si zeide: ‘Here, dor iu oetmoede,
6590[regelnummer]
Vraget Merline, uwen vroede.
Of mijn man ietGa naar voetnoot37 zal genesen’.
| |
[pagina 71]
| |
Op Merline zach hi met desen
Ende zeide: ‘vrient, weetdyGa naar voetnoot1 ietGa naar voetnoot2 dit
Daer my die vrouwe ombe bit?’
6595[regelnummer]
‘Here’, sprack Merlijn, ‘ick bin des wedde,
Hi en stervet niet in dit qualebedde’.
Doe versterckedeGa naar voetnoot3 hem die man,
Ende zeide: ‘hoe zal ick sterven dan’?
Ende Merlijn die antworde weder:
6600[regelnummer]
‘Du zalsGa naar voetnoot4 sterven op ende neder,
Want du zals verhangen wesen’.
Ende Merlijn ginck enwech met desen,
Ende geberde of hi ware gram;
Ende alse die ander dat vernam,
6505[regelnummer]
Sprack hi totten koninge gereit:
‘Hoert wat dese zot nu zeit!
Proevet dat hi hevet gelogen:
Hi zeide twe dinge vor uwen ogen
Dat nieman also en starf,
6610[regelnummer]
Ick zalne proeven derdewerf,
Ende ick wil in ene abdieGa naar voetnoot5
Gaen liggen in ene fermerieGa naar voetnoot6
Ende bi den abbete in ontbieden,
Die zal zeggen toten lieden,
6615[regelnummer]
Dat ick een zieck broeder zy,
Ende zo zieck dat men my
Menet zullen versceidenGa naar voetnoot7
Ende gy zult Merlyne met in leidenGa naar voetnoot7
Ende ick en proeve hem nember bet dan nu’
6620[regelnummer]
Die koninck sprack: ‘ick kome tot iu
Ende brenge Merline oeck mede’.
Degene ginck te gener stede
Ende dade doe aldus dese dinck
Ende zende doe ombe den koninck.
6625[regelnummer]
Die koninck quam ende Merlijn mede.
AlsiGa naar voetnoot8 quamen te gener stede,
Hoerden zi misse ende doe saen
Quam die abbet tot hem gegaen
Ende vijf ende twintich monicke mittienGa naar voetnoot9
6630[regelnummer]
Ende badenGa naar voetnoot10 dat hi ginge besienGa naar voetnoot11
Genen zinen ziecken broeder
Ende brenge Merline, ‘hi es vroeder
Daeran dan al dit volck is al’.
Die koninckGa naar voetnoot12 sprack: ‘gerne ick sal’.
6635[regelnummer]
Merlijn, hi en wil des laten niet
Hine wil, al daer die koninckGa naar voetnoot12 toe ziet,
Uter zinen broeder spreken
Ende ondecken hem dese treken.
‘Nu duncketGa naar voetnoot13 my’, zeide hi, ‘in mynen synne
6640[regelnummer]
So ick iu tweGa naar voetnoot14 bet bekinneGa naar voetnoot15
So gy my duncketGa naar voetnoot13 dulre wesen.
MeendyGa naar voetnoot16 ick en wete wael van desen,
Die my proevet, hoe hi sal sterven
Ick salne noch enerwerven
6645[regelnummer]
Seggen, dat iu sal wonderen meer,
Dan dat noch dadeGa naar voetnoot17 van desen heer’.
Die koninck sprack: ‘mochsetGa naar voetnoot18 waer wesen
Dattu hevesGa naar voetnoot19 geseght van desen’?
Merlijn zeide hem daernaer:
6650[regelnummer]
‘Men hange my en es dat niet waer;
Ende dat zeggickGa naar voetnoot20 Uter mede
Dat zal zulck horen hier terGa naar voetnoot21 stede,
Die daervan en scheidet niet
Eer hem dit al es gesciet’.
6655[regelnummer]
Hier lieten si die tale staen
Ende volgeden den abbete saen.
Die abbet sprack: ‘vraget koninckGa naar voetnoot12, Heer,
Of dese man nembermeer
Van desen oevele genesen mach’.
6660[regelnummer]
Merlijn geberde als hineGa naar voetnoot22 zach
Genoech alsof hi ware erreGa naar voetnoot23:
‘Die doet’, sprack hi, ‘es hem noch verreGa naar voetnoot24,
Dat es ombe niet, dat hi my bekoert,
Al dat gy van my hebbet gehoert,
6665[regelnummer]
DatGa naar voetnoot25 es wonderlike taleGa naar voetnoot26
Want als hi stervet, wetet dat wale,
Dat zijn hals zal breken ontwe,
Verdrinken ende hangen, dit es wonder mee,
Hier es zule die zien sal die saken,
6670[regelnummer]
Hi en darf hem niet zo zieck maken
Want ick kenne zijn herte wal,
Ende zine gedachtenGa naar voetnoot27 valsc al’.
Die man zat op ende sprack: ‘koninck,
Here, nu merke deze dinck
6675[regelnummer]
EntieGa naar voetnoot28 dulheit van desen
Hoe dit waer mochte wesen,
Dat ick breken zoude den hals,
Verdrincken ende hangen, dit es vals,
Dit es dat niet gescienGa naar voetnoot29 en kan
6680[regelnummer]
Van my noch van anderen man.
Merket hoe gy wijs mochtetGa naar voetnoot30 wesen,
| |
[pagina 72]
| |
Dat gy iu houdtGa naar voetnoot1 an desen’.
Die koninck zeide: ‘ick en doe daertoe niet
Dat ieGa naar voetnoot2 zo vremdeGa naar voetnoot3 dinck gesciet’.
6685[regelnummer]
Dese dinck bleef te dierGa naar voetnoot4 stont
Ende dat wort den liedenGa naar voetnoot5 kont,
Dat Merlijn zeide van desen man.
MenechGa naar voetnoot6 leideGa naar voetnoot7 den zin daeran
Te proevene, hoe dat mochte wesen
6690[regelnummer]
Dat Merlijn hadde gezeit van desen.
Onder die liedeGa naar voetnoot5 liep die sage.
Doe gesciede in enen dage,
Dat die man quam gereden
Met velen liedenGa naar voetnoot5 tener steden
6695[regelnummer]
Op ener rivier, die was diepGa naar voetnoot8,
Daer ene brugge overliep,
Sijn paert was vaerdich ende snel,
Ende dat snevede ende hi vel,
Ende brack also den hals entwe,
6700[regelnummer]
Sijn voet voer noGa naar voetnoot9 min no meGa naar voetnoot10
In een gat van der bruggen gereide,
Dus verdronk hi ende braek den hals beide.
Dat hovet ende scouderGa naar voetnoot11 hinck hem in die beke
Ende bi den bene oeck sekerlekeGa naar voetnoot12
6705[regelnummer]
Bleef hi hangende te zelver wyle,
Daer waren zi twe, zonder gyle,
Dit dit al verzagen beide,
Dat Merlijn te voren zeide.
Seiere was daer groet gekry
6710[regelnummer]
Van enen dorper, woende daerby.
Doe quam al dat volck geloepen toeGa naar voetnoot13,
Ende namenGa naar voetnoot14 den doeden ridder alsoeGa naar voetnoot13.
Die liedeGa naar voetnoot5, die hoerden dese sproke
Vrageden: ‘es hem die hals tebroken?
6715[regelnummer]
Die dorper antworde: ‘ia, hi’.
Doe si dit hoerden sprakenGa naar voetnoot15 si:
‘Twaren Merlijn en zeide niet vals,
Hi zeide: ‘du zalsGa naar voetnoot16 breken den hals,
Ende hangen mede ende verdrineken;
6720[regelnummer]
Hi mach ons herde wel nu dinckenGa naar voetnoot17
Dul, die hem mestrouwet hiernaer,
Want hi zeidet ons al vorwaer’.
Den man groef men in korter stont.
Al dit was Merlyne wael kont,
6725[regelnummer]
Ende zeide dat Uter in hemelicheden
Ende zeide dat hytGa naar voetnoot18 den broeder zeide
Ende Uter vertelde dat den koninck,
Doe sprack die koninck: ‘dese dinck
Hevet Merlijn al vor gezeitGa naar voetnoot19,
6730[regelnummer]
Ende es dat dus worden waerheit?
Vraget hem, zeidiGa naar voetnoot20 ‘weleke tijt dat was’.
Ende Uter hi vragede hem das.
‘Gisteren’, antworde Merlijn,
‘EntieGa naar voetnoot21 boden zullenGa naar voetnoot22 hier zijn
6735[regelnummer]
Van nu over den sesten dach,
Ende ich ga henen al dat ick mach,
Want ick en wil hier niet wesen
Als die mare koemtGa naar voetnoot23 van desen,
Want men my vele vragen soude
6740[regelnummer]
Des ick node antworden woude;
Ick en spreke vor dat gemene diet
Vorwaert meer nemberGa naar voetnoot24 niet’.
Dus sprack Merlijn Uter toe,
Ende Uter zeidetGa naar voetnoot25 den broeder doe
6745[regelnummer]
Die koninck meende dat hi waer erreGa naar voetnoot26,
Ende sprack: ‘es hi noch iet verre,
Ende weetdy werwaert dat hi geet?’
Uter zeide: ‘Here, ick en weet,
Maer hi wonde hier niet wesen
6750[regelnummer]
Als die mare quam van desen’.
Merlijn ginck Blasyse soeckenGa naar voetnoot27,
Ende doet dat scriven in den boeeken,
Ende Pandragoen ontsach hem das,
Dat Merlijn verbolgen was.
6755[regelnummer]
EntenGa naar voetnoot28 zesten dage na desen,
Quamen si, die hadden gewesen
Al daer gescietGa naar voetnoot29 was dat wonder.
Die koninck sprack ende siGa naar voetnoot30 bysonder
Ende zeide doe, al daer hi stoet:
6760[regelnummer]
‘Nu en es nieman also vroet
Alse Merlijn es, weet ick wale;
Nembermeer en zegget hi tale,
Ick en zal dat al bescriven doen’.
Aldus began daer Pandrugoen
6765[regelnummer]
Een boeck te scrivene in der manier
Van Merlijns prophetien scier
Ende van den koninge van Engelant,
Dat menegen es onbekantGa naar voetnoot31.
Dat boeck en zegget niet das
| |
[pagina t.o. 72]
| |
[Photo Lithographie v. Kierik & Hinger]
| |
[pagina 73]
| |
6770[regelnummer]
WieGa naar voetnoot1 dese vroede Merlijn was;
Want hi en brenget niet voert
Anders dan bedeckede woert.
Te dienGa naar voetnoot2 tiden was Merlijn al heer
Over al den raet met groter eer
6775[regelnummer]
Boven Aurelius AmbrosiusGa naar voetnoot3
Die die meeste was van den hnes;
Maer doe si wouden sine woert
Scriven, ende hi heeft dat verhoert,
Zeide hi Blasyse die saken.
6780[regelnummer]
Blasys zeideGa naar voetnoot4: ‘zullen si maken
Sulc een boeck alse es dat mijn?’
‘Neen si, niet’, sprac Merlijn,
‘Si on scriven niet, al zonder waen,
Dan dat si niet en konnen verstaen,
6785[regelnummer]
NoGa naar voetnoot5 niet geweten, hoe dat gesciet’.
Hierna so en liet Merlijn niet,
Hi quam te hove; men zeide hem daer
Van den manne al die maer,
Hoe hi waer bleven doet,
6790[regelnummer]
Alsof hi des en wiste eleine no groet.
Quijt was die koninck alles rouwen,
Doe hi Merlijn mochte scouwen,
Ende makede met hem grote feeste.
Hier spreket van Merline die jeeste,
6795[regelnummer]
Dat hi die bedeckede woert
Alre ierstGa naar voetnoot6 begonste brengen voert,
EntieGa naar voetnoot7 propheciëu oeck al
Die nieman bekinnen en zal
Eer dat si vorspellet zijn
6800[regelnummer]
So en mach nieman weten den fijn.
|
|