Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijHoe die Duvele alle vergaderden, ende kosen enen procureere.Doe die Duvele zagenGa naar voetnoot2 daernaren
Dat zy aldus bespottet waren,
2015[regelnummer]
Doe riepen zi te samene gereede
Alle die hellesche quaethede,
Ende koren onder hem allen daer
Enen procureere scalck ende zwaer,
Die was geheten Masceroen;
2020[regelnummer]
Dien wart bevolen al hoerGa naar voetnoot3 doen
Ende dat hi soudeGa naar voetnoot4 varen mede
In Onses Heren jegenwordichede,
Gelijck dat procureere plegen.
Nu mochte ieman zeggen daer tegen,
2025[regelnummer]
Hoe een verdoemde hem mochte togen
In die jegenwordicheit des Scheppers ogen,
Daerop antworde ick in tweenGa naar voetnoot5 saken:
Dat eerste mach zijn met spraken
By gelijcken in enigen dingen,
2030[regelnummer]
Dat wy mogen zeggen zonderlingen,
Alse van boven tote beneden,
EsGa naar voetnoot6 dat al in ons Heren jegenwordicheden.
Die ander esGa naar voetnoot6, zijt zeker des,
Die pine, die in den Duvelen es,
2035[regelnummer]
Dat die van hem niet gaet in scijn
Sy en blivet met hem waer zi zijn
Gelijck dat die ziekeGa naar voetnoot7 niet hevet baetGa naar voetnoot8
Al waer hy in koniucklekerGa naar voetnoot9 staetGa naar voetnoot8
Sine pine en waer des miure niet;
2040[regelnummer]
Aldus es dat met den Duvele, nu ziet
Waer dat ze God gehenget te syne,
Altoes volget hem na hoer pyne.
Ende dit was die eerste procureere met,
Dien die Duvele nu hebben geset,
2045[regelnummer]
Die vor niet en was, maer na desen stonden
Hevet men procureere altoes gevonden.
Dese procureere treckede sonder beiden
In die jegenwordicheit Godes, ende zeideGa naar voetnoot10
‘Oschepper, ende aller dinge gerechtecheit,
2050[regelnummer]
Ick ben procureere alre quaetheit
Van der Hellen, dy moet genoegen des,
Want dy van der Gerechticheit angeboren esGa naar voetnoot5
My te hoeren, alse bode der Hellen’.
Onse Here antworde den fellen:
2055[regelnummer]
‘Bistu procureere, toge dine brieve nu’.
Masceroen zeide: ‘ick wille eer iu
Bevroeden op een punte wel hoge,
Die roert die geneGa naar voetnoot11 al onse vermoge
Die in der Hellen zijnGa naar voetnoot12, ende op dat
2060[regelnummer]
Beziet onse procuracie nu ter stat’.
Onse Here sprack: ‘hier vormaels wal
So kende ick dyne scalcheit al,
Ende onderwint in nu niet, gy,
Met uwen woerden te leidene my;
2065[regelnummer]
Want du en heves hier gene perty
Jegen my, dat duncket my;
Nu toge dyne procuracie al hier,
Of men sal dy wtwerpen scier’.
Dese ontsach den rechter doer das
2070[regelnummer]
Ombe dat hy des onwillech was;
Dus toende hy die procuracie, zijn tekenGa naar voetnoot13
Daer wy af gemeenleke spreken,
Dat herde wel gedichtet was dan,
Dat daer niet te beterne was an.
2075[regelnummer]
Doe zeide Onse Here: ‘wiltu ietGa naar voetnoot14 spreken,
So spreeck vaste op dijn teken’.
Die viant clagede ende antworde mede
Als een procureere van zijnre heerlichede:
‘Want ick, ende degene daer ick voer spreke,
2080[regelnummer]
Hebben gehat wel ende stillekeGa naar voetnoot15,
Ja, by ongeëndeden tyden, sonder verlaten,
Ende alle gescrevene achter gelaten,
Alse in rasten te hebbene mede
Te pinene ende te tormenten gerede
2085[regelnummer]
Ende te berechtene, al onse Helle duere,
Alle menschelike creatuere;
Ende nu niewinge es achtergelaten
Alle rechte ende alle baten
Ende negeneGa naar voetnoot16 partye es geropen daertoeGa naar voetnoot17,
2090[regelnummer]
Ende wy zijn berovet, wie en weten hoeGa naar voetnoot17,
Met crachte van onser hebbinge nu;
Dat clagewy wenende voor in;
Waerby of dy genoege onse elage,
Ende du beriepes tenen zekeren dage,
2095[regelnummer]
Dat menscheleke geslechte te komene zaen,
Tantwordene hierop sonder ontgaen;
| |
[pagina 21]
| |
Want ick eerst toge, dat men ons es
Sculdech te doene restoer van des,
Van den zielen volcomeleke mede,
2100[regelnummer]
Die in den Hemele zijn, ende gerede,
Die in Purgatorien nu zijn genomen
EntieGa naar voetnoot1 voer hem waren, ende na hem komen,
Ende hoer kinder, ende tot desen
Al dat van hem geboren sal wesen’.
2105[regelnummer]
Onse Here sprack: ‘ick hore wel dy,
Du begeres enen dach daer by’.
Die procureere antworde daernaer:
‘Die zake is groete ende anxtlikeGa naar voetnoot2 zwaer,
Ende oeck ontfermelike in allen hove,
2110[regelnummer]
Gelijck ener sake van groten rove;
Ende ombe dit begcer ick dy haeste daertoe
Men legge den dach morgene vroe’.
Doe sprack Onse Here ende zeideGa naar voetnoot3:
‘Sone des viants ende alre quaetheide,
2115[regelnummer]
Verdomede scalck, al vallende onwaerde
Hevestn gemeten tusscen hemel ende aerde,
Ick legge dy dach alse procureere gerede,
Ende den menscheliken geslechte te komene mede
Vor mi als tot enen zekeren dage
2120[regelnummer]
Alse in den heilgen vrydage,
Op den welcken ick gecrucet was’.
Masceroen antworde te hant na das:
‘Dien dach ick niet ontfangen sal
Want dien dach viert men overal’.
2125[regelnummer]
Onse Here sprack: ‘ick makede dat recht
Ende ick latet hierop nu ende echt;
O, Gabriel, roep des menschen diet
Dat zi komen tesen dage; en komen siGa naar voetnoot4 niet,
Men sal voert dat recht doen scinen’.
2130[regelnummer]
Doe keerde die viant te hant totten sinen,
Ende toende sinen gesellen dese dinge,
Dat zi hem bedroevedenonderlinge,
Want zi zagen wel in datGa naar voetnoot5,
Dat hem die rechter was gehatGa naar voetnoot6
2135[regelnummer]
Doe sprack Lucifer te dier stat:
‘En ontsiet iu niet dor dat
Men zecht Cristus Gerechticheit wesen,
Dat valsch is, duncket my in desen;
Want hi es gerecht, zo sullen wy dan
2140[regelnummer]
Onse sake behouden, ende proeven voertan
Wt sijns selves monde, zijt seker des,
Dat hy niet Gerechticheit en es,
Ende du zals weder ten dage varen’.
Masceroen zeide: ‘ick hadde liever twaren
2145[regelnummer]
Hier met iu werden gepynet voerwaer,
Dan weder te gane voer hem daer,
Daer alle blijtscap is van vroudenGa naar voetnoot7,
Ende daer ick niet af mach vervroudenGa naar voetnoot7,
Maer meer my bedroeven hierby
2150[regelnummer]
Ombe hoer blijtscap die nietGa naar voetnoot8 mach in my;
Maer ick moet gehoersaem wesen,
Ende oeck doen dat staet te desen.
Op den dage, die daer geset was,
Quam Mascheroen, sijt zeker das,
2155[regelnummer]
Recht in den dageraet, ende ginck
In eenen winkel na die dinck
In dat pleidoen, want hi wiste dat
Wel, dat des eyschers stat
Eerst ende gestadiger moet wesen,
2160[regelnummer]
Dan die men eyschet tot desen;
Ende daerombe quam hi vroe, God weet,
Ende hadde beide sine oren gereet
Ende sine ogen opgedaen oeck wyde,
Ombe te hoerne ende zieneGa naar voetnoot9 in elke zyde;
2165[regelnummer]
Ende doe t den middage begonsteGa naar voetnoot10 naken
Quam Masceroen voert met sinen saken
In die jegenwordicheit Godes, ende zeide:
‘Heilge vader! ick quam voer ende naeGa naar voetnoot11 beide;
Nu doe my recht, ick beide te lanck’.
2170[regelnummer]
Doe zeide Cristus: ‘Duvel, nu ganck,
Want al dese dach ten rechte staet’.
Doe keerde hy weder tenGa naar voetnoot12 winckel, die quaet.
OntrentGa naar voetnoot13 Vespertyde gafhy doe wt hede?’
Enen vreesliken, gruweliken geluet,
2175[regelnummer]
Ende sprack: ‘God, waer es Dyne gerechtic-
Onse Here antworde hem ter stede:
‘Ja, en zeide ick dy niet, vule quaet,
Dat al dese dach ten rechte gaet?’
Doe keerde hy weder in den winckel daer,
2180[regelnummer]
Ende wachtede bet der nacht wel naer;
Doe riep hy: ‘waer es die gerechtichede?
Si gebreket my in den Hemel mede’.
Onse Here dadenGa naar voetnoot14 doe roepen voert;
Doe sprack Masceroen dese woert:
2185[regelnummer]
‘Al desen dach heb ick gebeit
In dat rike der Gerechticheyt,
Ende en vonde gene gerechtichede’.
Onse Here antworde daer ter stede
Masceroene, ende zeide: ‘nu zie,
2190[regelnummer]
Wat du eyschende bist hierby’.
| |
[pagina 22]
| |
Masceroen zeide: ‘die sitacie siet,
Want al dat menschelike diet
Hier is gedaget tantwordene my
Alse procureere, merket waerby,
2195[regelnummer]
Is hier ieman die daertoe hoert,
Dat hi vor alle menschen komen wil voert?’
Ende nyeman en quam te desen doene.
Doe sprack Onse Here tot Maseeroene:
‘Wat wilstu dat men nu doe echt?’
2200[regelnummer]
‘Ick begeer, Here, een gemene recht,
Dat men eleken sculdech te doene es,
Ende ick begeer oeck letterenGa naar voetnoot1 des,
Dat alle menschen waren voer dy
Gedaget, hier tantwordene my,
2205[regelnummer]
Ende ick hebbe den dach al wt gewacht,
Ende nyeman en quam hier van hoereGa naar voetnoot2 macht,
Ende ombe dit begeer ick vorwaert nu wesen,
Ende eysche myne letter van desen’.
Doe woudeGa naar voetnoot3 Onse Here met desen dingen
2210[regelnummer]
Meer voertgaen met effeningen,
Dan hy woude met gerechticheden;
Hy wiste wel Masceroens doen ende zeden.
‘Du’, zeide hy, ‘die vele weetsGa naar voetnoot4 ende heves gehoert,
Du weetsGa naar voetnoot4 wel, dat bewilen voert
2215[regelnummer]
Een recht gaet tusscen tween partien,
Ende bewilen in effeningen belien,
Also alset hem duncket best;
Want ick nu wille, dat zij gevest
Alle dese stucke in effeningen,
2220[regelnummer]
Ende wil den dach tot morgen verlengen
In denselven punte, dat huden was,
Tot primetijt durende, zijt seker das’.
Dus stont op Onse Here daer naer,
Ende Masceroen ginck totten sinen daer,
2225[regelnummer]
Ende vertellede dit sinen gesellen,
Die dat zwaerlicke verdroegen in der Hellen;
Ende Lucifer sprack tot hem saen:
‘Du zals morgen weder gaen
Totter rechter uren’; ende also houdeGa naar voetnoot5
2230[regelnummer]
Leerde hy wat hy zeggen zoudeGa naar voetnoot5.
|
|