Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– AuteursrechtvrijHier begint dat boeck van Merlyne. Ende hoe die Duvele benyden, dat God die Helle tebrack, ende syne vrient daerwt verlosede.Nu hoert, gy Heren, al bysonder
Van onsen Here een groet wonder
Want na ziner pine ende ziner doet
1930[regelnummer]
Voer Onse Here totterGa naar voetnoot1 Hellen oeck;
Hieraf spreket dit boeck voertmeer.
Hy dade den Duvelen groet onneer;
Want hy hem hoerGa naar voetnoot2 zielen nam,
Des worden zi wonderlike gram,
1935[regelnummer]
Ende hadden des wonder herde groet;
Doe makeden zi onder haerGa naar voetnoot3 genoet
Ene sameninge, des gelovet;
Zi zeiden: ‘wieGa naar voetnoot4 hevet ons berovet,
Ende onse veste aldus tebroken,
1940[regelnummer]
Wy en meenden nietGa naar voetnoot5, al was dat voersproken,
Dat hy van wive mochte komen,
Die onse macht hevet genomen;
Wy meenden hebben alle die liedeGa naar voetnoot6;
Maer dese, daer ons dat af gesciede,
1945[regelnummer]
Hoe es hy ter wereltGa naar voetnoot7 komen,
Wy en hebben nietGa naar voetnoot5 vernomen,
Dat sijn moeder nie gewan
Wille of lust tGa naar voetnoot8 ienigen man,
Alse daer vrouwen kint af ontfaen’.
1950[regelnummer]
Doe antworde daer een Duvel saen:
‘Dat wy tot onser vromen daden
Is ons komen al teGa naar voetnoot8 scaden;
Gedenket iu niet, dat die Propheten
Lange wile hebben beheten,
1955[regelnummer]
Dat God sal zijn geboren
Ende verlosen dat oeck verloren
Hevet gewesen menech jaer;
Die dit zeiden, vorwaer
Dien dadewy alremeest verdriet;
1960[regelnummer]
Maer zi en achtent met alle niet,
Ende zi troesteden die sondaren,
Ende zeiden, al sonder sparen,
Dat hi emmer zoudeGa naar voetnoot9 komen
Dese Here, tot hoerderGa naar voetnoot10 vromen.
1965[regelnummer]
So lange zeiden zi dat es gesciet,
Ende hevet ons alle, als gy wel ziet,
Berovet al met sinen listen;
Hoe quam dat wy des niet en wisten?
Nu doet hi die sondaren dwaen
1970[regelnummer]
In een water, sonder waen,
Als zi komen van vrouwen leden,
In die ere der Drievoudicheden;
Dus hebbewy die kinder verloren,
Die onse waren hier te voren,
1975[regelnummer]
Dat en zij, dat zy in sonden vallen.
Noch heeft hy meer ontrecket ons allen,
Want hy hevet papen gelaten
Die ze gewissen ter rechter straten,
Zi en mogen nietGa naar voetnoot11 zoe vele sneven,
1980[regelnummer]
Maer willen zi der sonden begeven
Ende doen dat zi castien horen
Wy en hebben ze al verloren;
Seer hadde hi dieGa naar voetnoot12 menschen lief
Dat hine vaen liet als een dief
1985[regelnummer]
Ombe te quitene den man,
Ende menschenforme dade an
Sonder man van eener maget;
Ick wane, gy dat provet ende saget,
In al dien, dat gy proven mochtetGa naar voetnoot13;
1990[regelnummer]
Gy wetetGa naar voetnoot13 wel, dat gy besochtet
Sine manier in menigen stonden,
Ende ghy en vondetenGa naar voetnoot14 nye in sonden;
Maer dor dieGa naar voetnoot15 man koes hi dieGa naar voetnoot15 doet,
Als hi woude ende geboet.
1995[regelnummer]
O wi!’ (zeiden die viande dan)
‘Nu hadde hi herde lief dieGa naar voetnoot16 man
NadienGa naar voetnoot17 dat hi dat dor hem dede;
Wy mogen gerne pinen mede
Ombe dieGa naar voetnoot15 menschen teGa naar voetnoot8 hebbene echt.
2000[regelnummer]
Hy zeghet dat hi geen onrecht
Ons an den menschen en doet;
Wy moeten setten onsen moet
Ombe den mensche teGa naar voetnoot8 werpen neder
Zo dat hi nemmerGa naar voetnoot18 meer weder
2005[regelnummer]
Van onsen diensteGa naar voetnoot19 moge keren
Noch gespreken dieGa naar voetnoot20 kercheren,
DieGa naar voetnoot20 hem raden van den sonden’.
| |
[pagina 20]
| |
Doe sprakenGa naar voetnoot1 ander die daer stonden:
‘Machmen lieden aldus vergeven
2010[regelnummer]
Hoer misdaet als zi sneven
By rade van der heilger kercken,
So verliesen wy al onse wercken’.
|
|