Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift
(1880)–Jacob van Maerlant– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Van den riken vischer, ende van den Grale; waer dat hy quam.1735[regelnummer]
Die aventure zeghet, doe dese kinder
Van daer schieden alle ginder,
Riep Peter Josepe ende alle die ander,
Ende zeide: ‘dat is tijt, dat ick wander
Daer dat Onsen Here duncket goet’.
1740[regelnummer]
Doe quam in haerGa naar voetnoot1 alre moet
Dat si badenGa naar voetnoot2, dat hy noch bleve
TotterGa naar voetnoot3 tijt dat hem God gracie geve.
Peter sprack: ‘my en lustes niet,
Maer ombe dat ghy dat gaerne ziet,
1745[regelnummer]
So blive ick hier hudenmeer
Ende morgen zoe en scheideGa naar voetnoot4 ick nietGa naar voetnoot5 eer
Dan die dienstGa naar voetnoot6 es al gedaen’.
Dus bleef Peter, sonder waen,
Ende God, die dat al te voren wiste,
1750[regelnummer]
Eer dat gesciede met zijnre liste,
Zende hy tot Josepe enen bode,
Die hem zeide daer van Gode,
Ende sprack: ‘ick kome hier te dy stille,
God wil dattu doesGa naar voetnoot7 sinen wille.
1755[regelnummer]
Weetstu wanen quam dese moet,
Dat men Peter bliven doet,
Dat was ombe dat Onse Here woude,
Dat hy waerheit zeggen soude
Tot hem, die enwech gaen hoerreGa naar voetnoot8 strate;
1760[regelnummer]
Al dat koemt van dinen vate
Ende daertoe van anderen saken,
Die ick in wael condech sal maken;
Want alle die saken die beginnen,
Si moeten emmerGa naar voetnoot9 ende gewinnen.
1765[regelnummer]
Onse Here weet wel, dat Broen
EenGa naar voetnoot10 volmaeckt man es in zijn doen,
Want hy moet den visch noch vaen,
Die tot uwen dienstGa naar voetnoot6 sal staen.
Ick wille, dat hy al te male
1770[regelnummer]
Die hoede hebbe van den Grale;
Dijn leven saltu hem dan leren
HoeGa naar voetnoot11 hy hem sal te Gode keren,
Ende hoeGa naar voetnoot11 dy God minde entuGa naar voetnoot12 Gode,
Ende hoeGa naar voetnoot11 hy dy sende sine gebode.
1775[regelnummer]
Geboetscapet was hy an ene maget
Ende al dat dijn herte draget
An wijsheden, dat lere hem al,
Ende hoe dat hy geloeven zal;
Tel hem, hoe dat God tot dy quam
1780[regelnummer]
Ende hy dy wtenGa naar voetnoot13 kerker nam,
Ende hy dy gaf zijn heilge vat;
Ende daertoe leer hem al dat
Dat dy God leerde in stiller hale
Dat Sacrament van den Grale;
1785[regelnummer]
Kenlecke leer hem al dat,
Ende dan gefGa naar voetnoot14 hem dijn vat,
Dat moet hy honden ende dragen
Ende wieGa naar voetnoot15 dat hy hoert vragen,
SulneGa naar voetnoot16 den riken vischer nomen,
1790[regelnummer]
Ombe dat noch die tijt sal comen
Dat hy eenen visch zal vaen;
Ende dit moet wesen sonder waen,
Recht alse die werelt vaert
Van heginne ten eynde waert,
1795[regelnummer]
Dan moeten dine liede west
Daer hem dat herte draget best,
Ende tot ener stat daer Broen sal tyenGa naar voetnoot17
Moet hy zijns kindes kint entbyenGa naar voetnoot17
Ende die hoede van den vate,
1800[regelnummer]
Die hem komen es ter bate,
Sal hy dan al opgeven
Die van sinen zone es gehleven.
Dus wertGa naar voetnoot18 by iu drienGa naar voetnoot19 gereit
BeteekentGa naar voetnoot20 ene Dryvoudecheit;
1805[regelnummer]
Als hy dat vat hevet ontfaen,
Ende dyne leringe mede verstaen,
Ende du daeraf bist ontset,
So mach Peter seggen het,
Overwaer ende sonder waen,
1810[regelnummer]
So waer hy dan sal heneGa naar voetnoot21 gaen,
DatGa naar voetnoot22 hy den Grael besitten zach
Den rijcken vischer op enen dach.
Hier ombe bleef hy tot morgen vroe.
Ende als den vischer daer alsoe
1815[regelnummer]
Beset es die heilige Grael,
Over berch ende over dael,
Over zee ende over lant,
Sal hy gaen dan al te hant,
Ende den Grael dragen te zijnre zijden,
1820[regelnummer]
Entie Here, die tot allen tijden
Ende altoes es metten goeden,
Die sal hem herde wel behoeden.
Ende alstu dit heves gedaer,
Saltu die werelt wisselen saen,
1825[regelnummer]
Ende komen totten Paradyse,
| |
[pagina 18]
| |
Ende dat geslechte van Eugenise,
Dat emberGa naar voetnoot1 meer daer af sal komen,
Sal ick te mijnre bliscap nomen,
Ende wieGa naar voetnoot2 so hier af spreken kan
1830[regelnummer]
Sal zijn een geminnet man.
Ende met al den lieden lief;
Dus tellet die historie ende die briefGa naar voetnoot3’.
Langer en sprack die Ingel niet,
Ende Joseph was die nietGa naar voetnoot4 en liet
1835[regelnummer]
Algader dat hy hem beval.
Des morgens quamen si ten dienste al,
Ende Joseph zeide hem gereitGa naar voetnoot5
Al dat die Ingel hadde geseitGa naar voetnoot5;
Sonder die heymelike woert,
1840[regelnummer]
Daer gy nu af hebbet gehoert;
Den rijcken vischer hevet hy dieGa naar voetnoot6 gegeven
Alsoe als mense hem gaf hescreven,
Ende hy leerde se hem heimelike.
Doe si hoerden gemeenlike,
1845[regelnummer]
Dat si van Josepe zouden varen,
Bedroeveden zi hem des twaren;
Ende tenGa naar voetnoot7 eersten dat Peter sach dat,
Dat Joseph opgaf sijn vat,
Daer God sijn leste mael wt at,
1850[regelnummer]
Ende zine gracie mede ombe dat,
So stont hy op ende nam oerlof,
Ende rumede doe Josephs hof;
Te dien gescheede was groet geween,
Ende versuchten mede over een,
1855[regelnummer]
Ende oetmoedecheit ende bede;
Ende Joseph bleef noch toter stede
Met den riken vischer drieGa naar voetnoot8 dage,
Ten vierdenGa naar voetnoot9, dat en es gene sage,
Seide hy tot Josepe: ‘lieve Heer,
1860[regelnummer]
My lustet nu te wanderne zeer
Es dat iu lief?’ Hy zeide: ‘jaet,
NadienGa naar voetnoot10 dat es Ons Heren raet;
Ende wetegy wat gy draget daer,
Ende wat iu sal volgen naer?
1865[regelnummer]
Nyeman en weet dat also welGa naar voetnoot11
Als gy ende ick ende nyeman el.
Nu gaet alset iu duncket goet
Ick ben, dieGa naar voetnoot12 hier blyven moet’.
Aldus schieden zi ginder beide.
1870[regelnummer]
Die rijcke vischer ginck enwech gerede
Ende hoerGa naar voetnoot13 covent hoerreGa naar voetnoot14 straten,
Daer menech scone woert wtermaten
Seder af vertellet was;
Ende Joseph, zijt zeker das,
1875[regelnummer]
Die bleef dns in vremden lande.
Ick wane, men nye man bekande
No wijf, die dat lant genomen konde.
Dus scrivet Robrecht wt zinen monde,
Mijn Heer Robrecht van BorroenGa naar voetnoot15,
1880[regelnummer]
Die in dat Walsch screef al dit doen,
Ende sonder rime algader dichte;
Die seghet, dat men nietGa naar voetnoot16 mach lichte
Al verstaen dese aventure,
Hy en moet dat weten wel ter cure
1885[regelnummer]
Waerheen ginck Aleyn die groteGa naar voetnoot17,
Broens zone, ende sine genoteGa naar voetnoot18,
En wat geslechte van hem quam,
Ende wat levene hi an nam,
Ende wat daer oeck afkomen sal
1890[regelnummer]
Van Peter ende sijn leven al,
Ende in wat steden men hem vant,
Ende waer Moyses was bewant;
Want hy die den Grael ontfinckGa naar voetnoot19
Van Broene, dat es ware dinck,
1895[regelnummer]
Hi vant Moyses onverscheidenGa naar voetnoot20.
Hiertoe sal ons Robrecht leidenGa naar voetnoot21,
So dat wy dat sullenGa naar voetnoot22 verstaen.
Oeck moet hy weten sonder waen,
Waer die rijcke vischer ginck,
1900[regelnummer]
DeseGa naar voetnoot23 redene ende deseGa naar voetnoot23 dinck
Hevet hy al in viven gedeelt,
Ende tGa naar voetnoot24 enen boke al verheelt,
Ende enGa naar voetnoot25 mach nyeman, zeghet hy,
Geweten hy en wareGa naar voetnoot26 daerby,
1905[regelnummer]
Dat hy overleze dan al te male
Dat grote boeck van den Grale.
Ende eer dat van hem wert geopenbaert,
Wetick wel, datterGa naar voetnoot27 pinen waertGa naar voetnoot28,
Ende zo ne wiste nyeman twint die tale,
1910[regelnummer]
Dan in dat grote boeck van den Grale.
Aldus hevet hy ze een deel bescreven
Des dankede hy Gode die dat al mach geven.
Hier laet hy dat blyven van desen vieren
Toter wilen dat hy by manieren
1915[regelnummer]
Weder sal komen an die tale,
Dan sal hy dat openbaren waleGa naar voetnoot29
Ende liete hy dat, en waer nye manGa naar voetnoot30
| |
[pagina 19]
| |
Die dat wel geopenbaerde dan
Waer heen al dat volck quam;
1920[regelnummer]
Ende Jacob, die te dichtene nam,
Secht, vint hy dat also veer in dat Walsch,
Dat hy dat in ryme sonder valsch
Also verre oeck dichten zal,
Dat dit boeck wert versamelt al,
1925[regelnummer]
Want hem der pinen nie verdroet.
Aldus so endet dat ierste boeck.
|
|