‘Indien ik hier blijf,’ zei de Italiaansche signora met eene poging om door vleierij de strengheid harer rechters te vermurwen, ‘is het om der wille van uw gezelschap, dat ik op zoo hoogen prijs stel; want er valt mij hier nog iets anders tegen: de gang naar mijne kamer is zeer smal.’
‘Heeft men het ooit geweten,’ riep mijnheer de Poortere verontwaardigd, ‘dat men eene dame van uwen rang in eenen vleugel van het gebouw huisvest, waar de gang zoo smal is, dat men er schier niet door kan! Ik ben zeker, dat, indien de hertog nog leefde, hij dat niet dulden zou.’
‘De hertog? och hij was zulk een goede man, hij....’
‘Om het even: gij zijt beleedigd en moet handelen ingevolge.’
‘Helaas ja,’ bevestigden de twee dames.
Madame di Luciola nam afscheid, zij was als bedwelmd over de wending, welke de zaak nam. Het was blijkbaar, dat ze niet den minsten lust had de Pension Cosmopolite voor eene andere te verruilen; zij zou er eens op nadenken, beloofde zij in 't henengaan, maar waagde, zich omkeerend, nog eene onderstelling: ‘In geval men mij alle voldoening gave, in geval men...’
‘Neen, neen,’ onderbrak weder mijnheer de Poortere, ‘niets kan uw slechten indruk uitwisschen; en’ voegde hij er glimlachend bij, ‘men zal voor u immers de gang niet wijder maken.’
Dat was een argument, waartegen zij niets scheen te kunnen inbrengen.
‘Hoor,’ ging hij voort, ‘ik heb reeds uw karakter bestudeerd,’ - zij sloeg gevleid met halven glimlach de oogen neder - ‘gij zijt eene zeer gevoelige dame....’