Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Deel 4 en 5
(1939)–Jan Huyghen van Linschoten– Auteursrecht onbekendDe ‘vraghen ende antwoorden’Van de thans volgende lijst van ‘Sommighe vraghen ende antwoorden, seer nut ende oirbaer te weten voor alle Zee-varende luyden’ (pp. 371-376) is de schrijver niet met zekerheid bekend. In tegenstelling met de meeste andere, heeft de titel van dit hoofdstuk geen enkele aanwijzing hieromtrent, en het staat dan ook geenszins vast, dat Jan Huygen er voor verantwoordelijk is; mogelijk heeft de uitgever, Cornelis Claesz, het op eigen gezag in den bundel doen opnemenGa naar voetnoot1) . Ook heb ik niet nader kunnen vaststellen, waaraan de inhoud van dit hoofdstuk is ontleend; belangrijk voor de kennis van het standpunt der theoretische zeevaartkunde op het einde der 16de eeuw is hij echter niet, daar alles wat er in wordt verteld, reeds voorkwam in de Nederlandsche uitgaven, van 1580 en 1589, van Pedro de Menida's ‘Arte de navigar’, al zij het in een geheel andere redactie. Verder was de vorm, vragen en antwoorden, evenmin nieuw in ons land: in de uit het Engelsch vertaalde ‘Const der Zee-vaerdt’ van William Bourne, die Michiel Coignet voegde bij de door Cornelis Claes uitgegeven Medina-vertaling van 1589, was hij reeds toegepast, en vermoedelijk kwam hij reeds veel eerder in | |
[pagina LXIX]
| |
Spaansche en Portugeesche zeevaartkunde-leerboeken voor. Oorspronkelijk Nederlandsch werk is deze lijst dus zeker niet, noch wat den inhoud, noch wat den vorm betreft. Merkwaardig van dit hoofdstuk is eigenlijk alleen het gebrekkige en onbevredigende van sommige der antwoorden. Na de vraag ‘Wat dinck is longitudo ende latitudo?’ lezen wij ‘Longitudo is de lenghte vanden wegh diemen doet, ende latitudo is de breete’; op ‘Wat dinck beduyt het Astrolabio?’ luidt het antwoord ‘Het vierendeel van de Werelt, 'twelcke zijn 90 graden’. Van het antwoord op de laatste vraag: ‘Waer sullen u de Naelden ofte Lelien van de Compassen ficx ende ghelijck comen?’ maakt de schrijver zich af met ‘Onder de Meridiaen, etc.’, wat een aanwijzing kan zijn, dat de oorspronkelijke verhandeling hier niet in haar geheel is afgedrukt. Als handleiding voor den zeevarende is de lijst volkomen ongeschikt, en als zoodanig zal zij ook wel niet zijn bedoeld; wij doen m.i. beter, haar te beschouwen als een verzameling examenvragen, met de antwoorden, die de schoolmeester daarop verlangde. Zóó gezien moge zij dan ook geen nieuw licht werpen op het standpunt der stuurmanskunst in Jan Huygens tijd, op dat van het toenmalig zeevaartkunde-onderwijs doet zij dat toch wel. |
|