Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 330] [p. 330] Onschuld aan den eerwaarden godzaligen hooggeleerden heere Do. Wilhelmus Sluiter, herder en leeraar van Gods gemeinte Eibergen. 't Staat vast dat Jeremias Dicht Kwam in geen schyn voor myn gezicht, Toen ik het allerzoetste zoet Daar uit ontfing voor myn gemoed. Het moest ook geen inbeelding zyn, Of 't waar te slecht van Katharyn. Het heeft my waarlyk meer behaagt, Dan myn gedicht daar van gewaagt. Toegift. Ontfang myn onschuld, waarde Heer. Myn Zangster buigt zich voor u neêr, En dankt u voor al de eer en gunst, Die zy genoot van uwe kunst. Amsterdam, den Vden van Oegstmaand, MDCLXXII. Vorige Volgende