Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 301] [p. 301] Aan den heere Cornelis Elias, bevestigd tot leeraar der kerke van Amstelveen. Zo zyt gy dan de Kerk tot Leeraar ingewyd, Daar gy met yver, door een heilig vuur gedreeven, De gaaven, u zo mild ten Predikämpt gegeeven, Eens zult doen kennen, al Gods haateren ten spyt. Gy leerde al overlang, met onvermoeide vlyt, Gods wyze Orakelen en Wond'ren, hoog verheven, Op vleugelen van uw geleerdheid na te zweeven, En klaar ontvouwen als een Kerkbaak van uw tyd. Godvruchte Elias, gy, gy zyt van God verkooren, Om met uw Boetbazuim te klinken in alle ooren, Daar Hy u zalfde, en met zyn zegen overgoot. Wat zal uw wyze mond al goude lessen zaaijen, Gy voor de zuiv're Kerk een Oegst van zielen maaijen! Zo blinkt ge als Gods Propheet, uw groote Naamgenoot. Vorige Volgende