Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 285] [p. 285] Op het afscheid van jongkvrouwe Ida Hochepied naar Oostindië. Gy gaat dan heen, gy gaat, roemwaardige, en verdwynt Van daar uw held're glans voor eeuwig blyft en schynt; Van daar uw vriendlykheid met uw bevalligheden, Uw deugd, uw schranderheid en ongemeene zeden, Een schoone geur verspreid, en die u overal, Gelyk uw schaduw, waar gy heen trekt, volgen zal. Het magtig Amsteldam, daar u het lieve leeven Met zo veel gaaven van den Hemel is gegeeven, Ziet uw Vertrek ten noode; en droef en bang te moê, Reikt voor het laatste aan u zyn beevende armen toe; En zucht u driemaal na, daar gy, vooruit gevaaren, Noch achterwaarts beschouwt hoe dat het met de baaren Zyn traanen mengelt, daar het luidkeels roept: Vaar wel! Tot dat ge uit zyn gezicht gedreeven word, zo snel, Gelyk een Vogel, die, vast hangende op zyn pennen, Zyn wieken moedig klapt, daar hy in 't vaardig rennen De lucht van een snyd, en streeft over alles heen, En, alles boven zich beschouwende en beneên, [pagina 286] [p. 286] Niet eerder rust voor hy zyn oogmerk heeft verkreegen: Zo vliegt gy heen van daar u elk was toegeneegen, Daar elk erkennende uw beleefdheid, braave Maagd, Uw voortgang zegent, schoon men uw vertrek beklaagt. Gy zyt dan, ach! gy zyt voor ons gezicht verdweenen, Gelyk de zon, die, als zy 't aardryk heeft bescheenen, In 't west aan de avondkim niet meer zo heerlyk staat Wanneer zy in de zee verdwynt met haar sieraad, Van waar zy weder met een schoonen glans komt daagen. Ik zie alreede uw licht met vrolyk welbehaagen Verwelkomt in het oost, daar ge als het zonnelicht Den dag verheugen zult met uw volmaakt gezicht. De Hemel spoede uw reis, en wil u staag bewaaren, En veilig brengen langs het spiegelglas der baaren. De winden, die God sluit in zyn ontzaghb're hand, Die de ongemeete zee zo wel regeert als 't land, Zyn eeuwig bezig om uw voorspoed aan te blaazen: En uw gerust gemoed bedaar 't onrustig raazen Der watergolven van het ongestuime vlak: Dat wiege u zacht in slaap: zo moogt ge op uw gemak In al de wond'ren van den hemel u vermaaken. Terwyl de wind vast speelt in 't opgespannen laken, Volg ik gestaag, met al de wenschen van myn ziel En myn geneegenheid, het zoch van uwe kiel. Vorige Volgende