Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 284] [p. 284] Aan den heere Henrik de Roo; op zyn vertrek naar Spanje. Zo gaat gy eind'lyk, van uw Koopzorg aangedreeven, Het Vaderlyke Strand, verlaaten, u zo waard! Daar uwe schrand're geest, uw heusche en edele aart Blyft in 't geheugen van uw Vrienden opgeschreeven. Zy volgen, met hun hart, waar dat ge ook heen moogt zweeven, Het zoch van uwe Kiel, en haar gevlerkte vaart; Daar een gewenschte wind, voordeelig en bedaard, In arbeid gaat om u behouden reis te geeven. De voorspoed draage u in haar armen over zee: Ze ontwyke u nooit, zelfs niet aan uw beöogde reê, Daar alle zegen u van zelve toe mag stroomen. Bedoel, beschiet uw wit in 't hart der Koopvaardy: Zy voer, met winst op winst, u van en aan het Y. Zo mag myn Zangster u verheugd verwellekoomen. Den XXXsten van Grasmaand, MDCLXXXVIII. Aan den zelfden heere. Terwyl dat gy de Koopvorstin Omhelst, en volgt langs lucht en baaren, Zo wil somtyds, by deeze blaâren, Gedenken aan myn Zangheldin. Vorige Volgende