Op het verjaaren van jongkvrouwe Alida de Les.
Wat komt ons deeze dag een dubb'le vreugd te geeven,
O Alida! waar op ge ontfingt het lieve leeven,
Met zo veel gaaven, die versieren uwe jeugd,
Tot elks verwondering, en uwer oud'ren vreugd!
Uw levensmorgenstond, die yder kan behaagen,
En reeds zo aangenaam en heerlyk is in 't daagen,
Belooft noch meer; wyl gy, ô lieve Lentespruit!
Munt boven elk in geest, in glans en schoonheid uit,
Waar meê gy yder kunt vernoegen en bekooren:
Men roem dan deezen stond, waar op gy wierd gebooren,
En eerstmaal zaagt het licht. De Hemel geev' dat gy
Voorspoedig leeven moogt, vernoegd, verheugd en bly.
De goede Vrydag dien men viert met welbehaagen,
En uw Geboortedag komt op het voorhooft draagen,
Werd al uw levenstyd met goeden dag op dag
Vervolgt, en hou u vry van rampspoed en geklagh.
Den . . . van Lentemaand, MDCLXXXII,
voor de tiendemaal verjaard.