Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 207] [p. 207] Op het verjaaren van mejuffrouw Catalina Bargeus, weduwe van den heere en mr. Joan Busschof. Nu God zo lang den draad gerekt heeft van uw leeven, En uw vernoegde ziel heeft wederom gegeeven Dien zegen dat gy kunt, met een verheugd gelaat, De zon aanschouwen, die uw 's leevens dageraad, Voor de allereerstemaal verlichtte, met haar straalen, Zo kan my Zangeres haar blydschap niet bepaalen; En voelende zich aan uw vriendschap dier verpligt, Verwellekomt ze aan 't Y meê dat geliefde licht; Welks weêrschyn schittert langs de hoog verheeven transsen Der Bisschoplyke Stad, braveerende alle glanssen; Daar yder voor uw deugd geboortekroonen vlecht, Waar heen myn vaerzen, langs den Aemstel en de Vecht, Gelukkig vloeijen, uw geboorte en naam ter eeren, Om uwe gaaven en uw deugden te waardeeren, En op te zetten in den dag voor elk ten toon, Wiens straalen blinken zo behaagelyk, zo schoon Als uw geboortezon, om elk een baak te strekken Met zo gantsch ongeveinsd een leeven zonder vlekken, [pagina 208] [p. 208] Gelyk als 't uwe, dat, te vreden met uw lot, Niet voor uzelve is, maar uw evenmensch en God, Als of de Hemel u, zo lang een reeks van jaaren, Alleen om wel te doen op aard' had willen spaaren, En waardig maaken zou den nooitvolpreezen Stam Waar uit uw leeven eerst, naast God, zyn oorsprong nam, Die 't Euangelylicht ontvouwde aan yders ooren; En Christus Boetbazuin, die zich alöm liet hooren, Gelyk een yv'rige en getrouwe Godsgezant, Die de eerste deugd u diep heeft in de ziel geplant, Welke onweêrspreeklyk blinkt in uw gelaat en oogen, De tolken van het hart die nimmermeer bedroogen, Maar blyken geeven van het rustige gemoed, Dat steeds standvastig bleef in voor- en tegenspoed. Zo streeft gy onvermoeid Gods heirbaan op naar boven: Zo geeft ge stof om uw geboortedag te looven: Zo vloei u yders groet en gulle wenschen toe. De Hemel werde nooit van u te zeeg'nen moê: Hy kroone jaar op jaar, met zynen vollen hooren Van overvloed den dag waar op gy wierd herbooren. Zo slyt gy vrolyk, vry van tegenspoed en druk, Uw daagen, maanden en uw jaaren met geluk, Tot dat uw leevenszon, gedaald aan de avondkimme, Met nieuwe heerlykheid herbooren, opwaarts klimme Door alle kreitzen, tot in 's hemels hoogsten trans, Ver boven zon en maan en starrelichten glans. Vorige Volgende