Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 205] [p. 205] Op het verjaaren van den hoog edelen heere den heere Jacob Cleyburg, kapitein van het edel Mog: Collegie ter Admiraliteit te Amsteldam. Myn Zangeres, aan uw geboortedag verpligt En eed'le deugden, viert dat aangenaame licht, In blyde schaduw van uw oorlogslauwerbladen, Daar 't blinkend opryst met doorluchtige sieraaden; Terwyl uw braave borst van heldenyver brand, Gereed zynde, om, ten dienst van 't lieve Vaderland, Zich zelf te waagen en de Koopvorstin, in lyden, Van Zeeschoffeerderen belaagd, alöm te vryden; En, als een Perzeus, kloek de schoone Andromedé, 's Lands dierb're Vryheid, te verdaadigen op zee, Manhafte Cleyburg, die al vroeg op Nereus plassen, Zyt tegen't krygsgevaar grootmoedig opgewassen, [pagina 206] [p. 206] Als of gy waart aan Mars, van uw geboortedag En eed'le heldenwieg, tot glory van 's Lands Vlag, Op 't plegtigst toegewyd; 't zy dat gy met de baaren En barsse winden stryd, of moedig in komt vaaren Den wreev'len Aardstieran van 't menschelyk geslacht, En de yz're klaauwen van dat Monsterdier veracht, Of 't, als een Herkules, poogt in zyn nest te stooren. O Held, tot nut des Staats en voor 't gemeen gebooren! Geen wonder dat u elk, om deezen dag verheugd, Bejuigcht, en alle heil wenscht aan uw heldendeugd, Dat uw Geboortezon nooit opryze, als met zegen. De Krygsfortuin blyve u onwakelbaar genegen, Waar dat uw Zeekasteel door 't zoch zich wend of keert: Zy geeve altyd dat gy doorluchtig triomfeert, Daat 't krygsvuur blixemt by het dond'ren der kartouwen. Zo moet de heldenfaam de waereld door ontvouwen Deez' grooten dag, uw naam, uw deugd en dapp're daân: Zo vlecht myn Zangster palm in uwe lauwerblaân. Amsteldam, den XIVden van Zomermaand, MDCCVI. Vorige Volgende