Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] Op het verjaaren van den hooggeleerden heere dr. Jacob Jongbloed. Wat onwaardeerb're glans verschynt voor myn gezicht, Die alle nevelen al tevens op kan klaaren? Bedrieg ik my? O Neen! 't is dat gezegend licht Van uw geboortezon, vernieuwende uw verjaaren; Dat licht, dat uur, die dag, welke yder een verheugt, Waar op de Waereld u voor de eerstemaal zag leeven. Myn zangeres neemt deel aan deeze groote vreugd, Geleerde Jongbloed, van uw gaaven aangedreeven; Het zy de vlugge Faam volmondig uittrompet Uw edelmoedigheid, met al de uitmuntenheden Van uw volmaakt verstand, en deugden zonder smet, Die dubbelwaard zyn om staatsämpten te bekleeden: Of dat gantsch Groeningen u toejuigcht, roemt en eert, Als uw welspreekenheid op 't Raadhuis zich laat hooren, En gy, zo voegchelyk, zo deftig als geleerd, Verbind aan uwe tong elks aandacht, hart en ooren; [pagina 194] [p. 194] Wat lief'lyke Aganip', die nergens weêrgaâ vind, Zo schoon, zo zacht, zo zoet u komt ten monde uit vloeijen, Daar gy voorstaande 't recht, gerechtigheid bemind, En als voorheen doet in een eed'len luister bloeijen: Of dat uw feniksveer, met een verheven zwier, Gelyk een Arend, die het alles door kan straalen, De Rechtsgeleerdheid, op het veld van uw papier, Een baake stelt om niet van 't rechte spoor te dwaalen. Dus hoort, dus kent men hier uw waarde te Amsteldam: Dus word uw naam, uw lof steeds op geleerde tongen, O roemryk Licht! ô eer en glory van uw Stam! Met al 't sieraad van uw geboortezon gezongen, Terwyl dat Themis u met lauwerkroonen siert. Zo moet dan deeze dag, met vrolyk welbehaagen, Alom noch lang geroemd, geächt zyn en gevierd, Gelyk de wellekomste en waardigste aller daagen, En gy voorspoedig in een wenschelyken stand, Het recht handhaavende van Weduwen en Weezen, Roemruchtig leeven tot een steun van 't Vaderland, Daar gy onsterfelyk bemind zyt en gepreezen. Den ... van Sprokkelmaand, MDCLXXXVII. Vorige Volgende