Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 190] [p. 190] Ter verjaaringe van den heere Joan vander Smisse. Wie zou met vreugde niet uw Jaargety ontmoeten, En 't heug'lyk licht van uw geboortezon begroeten, O vander Smisse, die steeds aan der Dicht'ren ry Strekt een Mecenas, en de ziel der Poëzy! Zo ge aan deeze eed'le Kunst besteeden woud uw gaaven, U mild geschonken van Natuur; wat zoud gy draaven Langs 't spoor van Vondel, en op Helikon geleid, In Dicht uitmunten als in edelmoedigheid! Op, Febus Zoonen, op! vlecht kranssen; brengt laurieren, Om naar zyn waarde hem te kroonen, en te vieren Het vrolyk uur, waar in hy eerst aanschouwde 't licht. Vereeuwigt zyne deugd en heusheid in uw Dicht; Die heusheid, die elk een verpligt, en kan ontvonken. De berkemeijer zy tot schuimens vol geschonken, En ga in 't rond om, op 't geluk van deezen dag: Zy strekke een Lethes stroom, waar in men veilig mag De zorg, die kanker van de vrolykheid, versmooren, Steeds roemende den stond waar op hy wierd gebooren. Vorige Volgende