Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 170] [p. 170] Op het verjaaren van den heere Francois vander Schagen. Zo groet myn Zangheldin verheugd 't eerwaardig licht, Dat de eerstemaal bestraalde uw jeugdig aangezicht, Toen 's Hemels milde gunst zyn zegenryke straalen Met zo veel gaaven op uw hoofd liet nederdaalen, Die in den daag'raad van uw leeven en uw jeugd Den lust tot wysheid, tot geleerdheid, eer en deugd, Met een onlesbaar vuur van yver heeft gegooten In uw gemoed, daar 't diep zyn wortels heeft geschooten. Dit blykt, wanneer uw geest, van aardsche zorg ontlast, Zo onvermoeid al 't een rechtschapen Christen past, Aandachtig opwaards vaart, daar ze in bespiegelingen Des hemels, kennen leert den Oorsprong aller dingen, Die alles schiep uit niet door een verborgen vuur: Of 't zy gy wyders dringt door 't harte der natuur, En met een ander oog ontdekt de rechte waarde Van 't onberisplyk schoon der schepselen op de aarde, En al Gods wonderen in zyn verborgen heên. Ja alles boven u beschouwende en beneên, [pagina 171] [p. 171] Scheid gy voorzichtig en oprecht den schyn van 't wezen. Waar door gy word alöm geächt, geroemd, gepreezen, Daar gy, in 't bloeijen van uw lente, loflyk praalt Met bloeijender verstand, dat uit uw aanschyn straalt. Wat rype vruchten moet elk van uw geest niet wachten, O vander Schagen! zo 't u lustte om uw gedachten Te laat weiden in de Duitsche Poëzy? Gy streefde elk een in kunst en voegb'ren toon voorby; En ik zong stouter op den weêrklank van uw snaaren, Met aangenaamer wys, het licht van uw verjaaren; Dat licht 't geen eeuwig blinke en blaak' zo waard en schoon. Maar, nu de deugd u strekt voor een geboortekroon, En dat gy zelve, met een vrolyk welbehaagen, Den dag eert die uw naam op 't voorhoofd komt te draagen, Waar toe Gods goedheid u verschaft een ruime stof; Hang ik een lover aan uw onbesprooken lof, In welkers schaduw dat des Hemels milde zegen, Tot uw geluk en uw geboortestond geneegen, U toe mag vloeijen, in een wenschlyke overvloed, Die jaar op jaar u met een grooter aanwas groet; Daar gy vernoegd, gerust, gebonden aan de reden, Blyft altoos met uw lot en 's Hemels wil te vreden. Vorige Volgende