Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] Op het eerste verjaaren van jongkvrouwe Sara Maria Amia. Wie kan 't geluk van uw Geboortezon afmaalen, Nu gy, voor de eerstemaal, uw eersten leevensdag Verjaart, met zulk een blyde als vriendelyken lagch, En door de lonkjes van uw oogjes groet haar straalen? Zy zegent, met haar licht, in 't ryzen en in 't daalen, Veel schooner blinkende, u ter eeren, als zy plag, Uw 's levens dageraad, aanziende met ontzagh Uw schoonheid, en wat roem zy zal eerlang behaalen. O waarde, ô kleine Telg van zulk een grooten Stam, Wiens luister, deugd en eer vermaard is te Amsteldam! Wat kunt gy yder reeds behaagen en bekooren! De Hemel geeve op Aarde u een gezegend lot. Zo word uw lieve glans altoos bestraalt van God, En 't uur waar in gy wierd met zo veel hoop gebooren. Den XXVIIIsten. van Sprokkelmand, MDCLXXXXVIII. Vorige Volgende