Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 152] [p. 152] Op het verjaaren van jongkvrouwe Katharina Maria Dommer. Maria, zo volmaakt, zo schoon van leest als deugd Die alle gaaven van den Hemel hebt verkreegen; Met welk een licht komt uw Geboortezon my tegen, Bekoorlyk blinkende in het blaakenst van uw jeugd? Elk viert uw Jaargety met uitgelaaten vreugd Zo schoon, zo blyd een dag, bezwangerd met veel zegen, Toejuigchende, tot u en uw geluk geneegen; Daar ge alles met den glans van uw gezicht verheugt. Men hoeft geen bloemekrans te vlechten om uw hairen: De roos en lely, die op uwe kaakjes paaren, Als gaaven van Natuur, verstrekken u een kroon. Wie roemt niet uw verstand, uw schoonheid, geest en zeden? Indien de Hemel hoort myn wenschen en gebeden Zo zult gy lang op aard gelukkig zyn en schoon. In Herfstmaand, MDCCVII. Vorige Volgende