Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] Op de geboorte van mejuffrouwe Sara Hardebol. Als Juno en Minerf noch blaakerden in tooren Op schoone Venus, om 't verkrygen van het ooft, Verëenden ze alle drie, het twistvuur wierd gedooft, Toen Sara, tot sieraad van 't aardryk, wierd gebooren. Zy dachen, kan die Zon in 't daagen elk bekooren; Verschynt ze in middagpracht, die zo veel glans belooft; Zo word onzer eer vertreên, onze oude roem gerooft. Dies spanden zy te zaam om haar, noch jong, te smooren. Maar vrouw Natuur droeg zorg voor dit bevallig Beeld, Waar in de staatigheid der Echtgodinne speelt, Diones schoonheid, en de schrand're Pallas zinnen. Men eer dan deezen dag met haar, zo eêl van jeugd, Den roem der schoonheid, eer en paerelkroon der deugd Versierd met gaaven van drie hemelsche Godinnen. Verjaard den XVIIden. van Sprokkelmaand, MDCLXXV. Vorige Volgende