Aan jongkvrouwe Joanna Louize van Zon; op haar eersten verjaardag.
Zo ziet men op de komst van uw Geboortestraalen,
Den barren Noordewind gebuigzaam en gedwee:
Het Zuidewindje blaast, en brengt alom den vreê,
En voert in zyn lievrei een vlucht van Nachtegaalen;
Die deezen blyden Dag met veldmuzyk onthaalen;
De boomen, bloemen en de kruiden, 't veld en 't vee
Verfrisschen: Doorneburg gevoelt die vreugde meê.
En pronkt met uw Geboorte, als Koningin der daalen.
Met welk een groot geluk ontfing 't u in zyn schoot,
Toen 't veldgodinnendom uw Moeder bystand bood,
En haar, bezwangerd van de Zon, hielp heilzaam baaren!
Wat zegen proeft gy niet, ô driemaal zalig Kind!
Daar gy, noch naauwelyks geschaapen, alles vind
Voor u geschaapen, en verheugd om uw verjaaren!
Gebooren op Doornburg, den XVIden.
van Bloeimaand, MDCLXXXVIII.