Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] Op de Zede- en Harpgezangen van den heere Abraham Alewyn; met zangkunst verrykt door David Petersen. Zie hier de ziel verrukt door keur van hemelwyzen. Het lust Heer Alewyns vernuft, zo vlug, zo ryk Als zacht van toon en trant, op Davids schoon muzyk, Alom geroemd, zyn God te bidden en te pryzen. Zo blinkt de Dichtkunst als een diamant in 't goud, 't Heelal verlichtende met ongewoone straalen. Zo kwam zy eertyds van den Hemel nederdaalen, Gelyk Gods Dochter, die het Kerkgeheim ontvouwt. Hier kan zy rotsen zelfs beweegen en verzachten. Was ooit de Kunst geroemd in Bybelpoëzy, Hier vliegt zy hoog van de aarde alle and'ren ver voorby, Op godlyk snaarenspel, en heilige gedachten. MDCXCIV. Vorige Volgende