Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Op het droevig afsterven van de geestige en zinryke poëterse Katharyne Lescailje. Het Negental dat treurt, en is met druk bewogen, Om dat Kathrynes geest het aardryk is ontvlogen; Haar geest die yder een verschafte groot vermaak, Haar geest (zeg ik noch eens) die liefde, haat, en wraak, Trouwloosheid, en bedrog, zoo zoet wist af te malen. Apolle zelve kan zyn droefheid niet bepalen, Om dat wy van haar geest en pen thans zyn ontbloot. Het Schouwtoneel, het geen door Mariamnes dood, Verheerlykt was, kan zich van weenen nauw onthouwen Om hare dood, de roem en parel aller vrouwen. ô Dood! ô wreede Dood! dat gy niet beter ziet Waar dat gy uw vergif en bittre pylen schiet! Maar schoon haar vlugge ziel het aardryk heeft begeeven, Haar naam zal eeuwiglyk in Eereschriften leven, Hoewel wy van haar pen voor eeuwig zyn beroofd. En schoon haar levenslamp te vroeg is uitgedoofd, Nog zal de vlugge Faam haar lof alom verkonden, En maken dat zy leeft en sweeft in alle monden: Zoo word Kathrynes lof nu overal verbryd, Die daaglyks op de pen van vele dichters ryd. D: Steenwinkel. Vorige Volgende