Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Op het afsterven van jonkvrouw Katharyne Lescailje. - - post fata superstes. Treurt, Zanggoddinnen, treurt, en weest met druk beladen. Gy mist een' flonkerstar van 's Amstels Schouwtooneel. Die ed'le bloem is nu gerukt van haren steel, Die vaak vereeuwigt heeft der braaven Heldendaaden. Haar' Zangheldin, bekranst met onverwelkb're bláden, Heeft afgemaaldt, met een doorluchtig Dichtpenseel, De Wraak, de Liefde, Haat, en 't bitter Staatskrakkeel, 't Geen op het keurigst' kóst een ieders lust verzaaden. Dus heeft de onmydelijke en de al te wreede dood Ons van uw' Poëzy en wijs vernuft ontbloot, O Groote Katharyn! wiens roem altoos zal leeven, Daar in hoogachting is het Nederduitsch Gedicht: Uw naam zal op de tong der Kunstbeminnaars zweeven, Zo ver de gulde Zon den Waereldkloot verlicht. P:A: de Huybert. Hr. van Kruyningen. Vorige Volgende