Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Ter gedagtenisse van mejuffrouw Katharyne Lescailje, voortreffelyke dichteresse. Klinkdicht. Doorluchte Katharyn, van 't sterf'lyk Deel ontslaagen, Verlaat de Waereldstad, die om haar Saffo zucht; En heft zich boven de aarde, en ademt Zonnelucht, Op vleug'len van haar Deugd ten starren ingedraagen. 't Waar vrucht'loos by haar Graf enLykbus droef te klaagen: Haare Asch spreit roozegeur: zy eischt geene ongenucht. Haar schoone Ziel herleeft, den boey van 't vleesch ontvlucht: Zy wisseld eeuwig Heil voor brosse leevensdaagen. ô Eeuwlicht! Fenixgeest! Neêrduitsche Zanggodin! Apolloos Koor-Non, en gewyde Priesterin! Sneeuwwitte Pindus-Zwaan, al zingende verscheyen! Tydwonder! Guldemond! Aartsdichteres van 't Y! Myn Amstel eert uw Naam, en kust uw Poëzy; Nu ge, als een nieuwe Star, bestraalt der Dicht'ren Reyen. M. Bode. Vorige Volgende