Van de Schelde tot de Weichsel. Deel 3: Friesland
(1882)–L. Leopold, Joh. A. Leopold– Auteursrechtvrij
[pagina 255]
| |
De wunter.De wunter het en fresenGa naar voetnoot(1) nôs,
He draid üt tureGa naar voetnoot(2) heileGa naar voetnoot(3);
He farft de ure wen ét spasGa naar voetnoot(4),
He fréget egGa naar voetnoot(5): kôst fèle?
He-s stiff allhil fon haudGa naar voetnoot(6) to fètt,
Sin bukkslingeGa naar voetnoot(7), de stönne;
TrinnamGa naar voetnoot(11) ön al üs lönde.
He kamt ton bawne del to üss
Me pikkstok, skorre, slâtheGa naar voetnoot(12);
Dag tiught-erGa naar voetnoot(13) ok fon hüss to hüss
Me frost an warkGa naar voetnoot(14) for lâtheGa naar voetnoot(15).
Ark wenningGa naar voetnoot(16) jaget he ön top,
Behangd et hüss me jöggleGa naar voetnoot(17);
Smukk maget he de bumetop;
Dag stat er del de föggleGa naar voetnoot(18).
Aw ale feneGa naar voetnoot(22) böneGa naar voetnoot(23);
For ham-sGa naar voetnoot(24) de neisteGa naar voetnoot(25) wei likkto!
He set san fött me dröneGa naar voetnoot(26).
He tiught san witte rukk der ön,
Besmatt üss ale wege;
He laptGa naar voetnoot(27) aw döneGa naar voetnoot(28) dör üs lönd,
Wèll ön de kôartste degeGa naar voetnoot(29).
Dü kammst am mernamGa naar voetnoot(30) üt et bed,
An haghestGa naar voetnoot(31) ön din wenning;
Dü kikest üt; wat siughst? Ik wed!
He laket: barningGa naar voetnoot(32)? teringGa naar voetnoot(33)?
De wunter es en stringen mon,
He let ham nenteGa naar voetnoot(34) tingeGa naar voetnoot(35).
An kône ham eg twingeGa naar voetnoot(39).
En jongeGa naar voetnoot(40) kamt am PeddersdeiGa naar voetnoot(41),
An smattGa naar voetnoot(42) en stin önt wather,
En warmen stin, - we fue heiGa naar voetnoot(43)! -
He wrastGa naar voetnoot(44) de frost to wather.
M. Nissen.
|
|