Van de Schelde tot de Weichsel. Deel 3: Friesland
(1882)–L. Leopold, Joh. A. Leopold– AuteursrechtvrijHe langdGa naar voetnoot(45).De glemeGa naar voetnoot(46) stond önt westen
JintGa naar voetnoot(47) anerGa naar voetnoot(48) Fresklönd hen;
De hewe-t dag am besten,
Der jinner inneGa naar voetnoot(49) sen.
Ja, menning togeGa naar voetnoot(50), menning
LökkGa naar voetnoot(51) ik er westertorGa naar voetnoot(52);
De gleme skint dört wenning,
Ik he nin hertrümmGa naar voetnoot(53) mor.
Her hir ik eg dat brüssinGa naar voetnoot(54)
Fon ebeGa naar voetnoot(55) an fon flödd;
Ik hir din hefGa naar voetnoot(56) eg süssinGa naar voetnoot(57),
Sin barningGa naar voetnoot(58) an sin möddGa naar voetnoot(59).
Man smukke muddersprekke
Hir ik man ünferwansGa naar voetnoot(60),
Ik mött man bai an sekkeGa naar voetnoot(61)
Hôg krölleGa naar voetnoot(62) ton likkraus.
Dat klengert for min ure
Jüst as en swunesong;
Ik galGa naar voetnoot(63) min salte tureGa naar voetnoot(64)
Al menning jerre lung.
M. Nissen.
|
|