Alle de brieven. Deel 4: 1683-1684
(1952)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekend*Berdmore, Thomas (1740-1785).Berdmore was in Nottingham als zoon van een predikant geboren. In 1762 werd hij lid van de ‘Company of Surgeons’, nadat hij als chirurgijn in het leger had gewerkt. In 1766 werd hij tot tandmeester van Koning George III benoemd. In 1768 gaf Berdmore Treatise on the disorders and deformities of the teeth uit, welk werk in 1806 een derden druk beleefde. Het werd in 1768 in het Nederlands vertaald en in 1777 in het Duits. Berdmore deed onderzoekingen aangaande den aard van de tandweefsels en vond dat in organische stof email minder goed kon worden afgescheiden van tandbeen en dat het door schuren kon worden afgeslepen. Hier was Berdmore een voorloper van W.D. Miller. Verder wist hij een nieuw soort veer voor kunstgebitten te construeren. Berdmore had een grote en winstgevende practijk en overleed diepbetreurd op 45-jarigen leeftijd aan een aanval van ‘maagjicht’. Hij werd in Nottingham begraven. [L.L.] | |
Blankaart, Stephen (1650-1702).Zie: Biographisch Register. Deel II. Literatuur: Nederl. Tijdschr. v. Geneesk. 86, blz. 3069-3075, 1942. | |
Bleijswijk, Hendrik van (1640-1703).Hendrik van Bleijswijk, behorend tot een Delfts regentengeslacht, zette de familietraditie voort. In 1669 werd hij schepen, in 1684 burgemeester van Delft, welk laatste ambt hij zes maal bekleedde. In 1700 nam hij als lid van de Staten-Generaal deel aan de onderhandelingen met den Fransen gezant d'Avaux, welke onderhandelingen aan den Spaansen successie-oorlog voorafgingen. van Bleijswijk was curator van de Leidse Academie, bewindhebber der Oost-Indische Compagnie en een verdienstelijk beoefenaar van de vaderlandse geschiedenis en oudheidkunde. | |
*Berdmore, Thomas (1740-1785).Berdmore, the son of a clergyman, was born at Nottingham. Having served as a surgeon in the Army, he became a member of the Company of Surgeons in 1762 and was appointed Dental Surgeon to King George III in 1766. In 1768 Berdmore published his Treatise on the disorders and deformities of the teeth, which went through a third edition in 1806. It was translated into Dutch in 1768 and into German in 1777. He studied the nature of dental tissues and found that in organic matter enamel cannot easily be separated from dentine and that it can be scoured off by sandstoning. In this respect, Berdmore was W.D. Miller's predecessor. He also has the invention of a new kind of spring for dentures to his credit. Berdmore had a large and profitable practice and died, deeply mourned, at the age of 45 from an attack of ‘gastric gout’. He was buried at Nottingham. [L.L.] | |
Blankaart, Stephen (1650-1702).See Vol. II, Biographical register. Nederl. Tijdschr. v. Geneesk. 86, pp. 3069-3075, 1942. | |
Bleyswyk, Hendrik van (1640-1703).Hendrik van Bleyswyk continued at Delft the traditions of the magisterial family from which he descended. In 1669 he became Alderman of Delft, and in 1684 Burgomaster. The latter function he occupied six times. As a member of the States General he took part in the transactions with the French ambassador d'Avaux, which succeeded the Spanish War of the Succession. He was Curator of the University of Leyden, Director of the East India Company and a meritorious student of Dutch history and antiquities. | |
*Cão, Diego (?-1486).Deze Portugese zeevaarder en ontdekkingsreiziger, van wiens leven weinig bekend is, werd in 1482 door Koning Johan II van Portugal uitgezonden om de Afrikaanse kust, die de Portugezen in 1475 tot 2o Z.B. hadden ontdekt, verder te exploreren. Cão kwam tot 13o 26′ Z.B. Hij ontdekte den Congo en voer deze rivier op. Teruggekeerd in Lissabon werd hij in 1484 in den adelstand verheven. Zijn tweede reis duurde van 1485 tot 1486, op welke reis hij de Afrikaanse kust tot op 21o 50′ Z.B. volgde. Of Behaim hem toen vergezeld heeft, is twijfelachtig. De plaats waar Cão stierf, is onbekend. | |
*Darwin, Charles Robert (1809-1882).Charles Robert Darwin werd op 12 Februari 1809 te Shrewsbury geboren als zoon van een medicus. Hij studeerde te Edinburg in de medicijnen en daarna te Cambridge voor geestelijke. Hij bereikte het einddoel van deze laatste studie, maar trad nooit in dienst van de kerk. Hij maakte den tocht van de ‘Beagle’ mee en trok zich daarna op zijn landgoed te Down terug. Zijn beroemde boek The origin of species by means of natural selection or the preservation of favoured races in the struggle for life verscheen na een zeer langen tijd van voorbereiding (van 1837 af) op 24 November 1859. Het verwekte veel op- | |
*Cão, Diego (?-1486).This Portuguese navigator and explorer, about whose life we know but little, was sent out in 1482 by King John II of Portugal in order to explore the African coast, which the Portuguese had discovered in 1475 as far as 2o S.L. Cão went as far as 13o 26′ S.L. He discovered the Congo and sailed up the river. On his return to Lisbon he was elevated to the nobility in 1484. In the course of his second voyage, 1485 and 1486, he sailed along the African coast as far as 21o 50′ S.L. It seems doubtful whether Behaim accompanied him. We do not know where Cão died. | |
*Darwin, Charles Robert (1809-1882).Charles Robert Darwin was born February 12th at Shrewsbury, where his father was a physician. He studied medicine at Edinburgh and theology at Cambridge. He never entered the church. After making the voyage in the Beagle, he settled at Down in Kent. His famous book The origin of species by means of natural selection or the preservation of favoured races in the struggle for life appeared on November 24th 1859 after a long period | |
schudding en drukte een stempel op de gehele biologische wetenschap van de tweede helft der 19de eeuw. Behalve dit boek publiceerde Darwin vele andere onderzoekingen. Hij stierf op 19 April 1882 en werd in Westminster Abbey naast Newton begraven. Literatuur: Life and letters of Charles Darwin, by his son. London. 1888. | |
*Heister, Lorenz (1683-1758).Deze arts werd te Frankfurt a. Main geboren als zoon van een herbergier. Hij studeerde te Giessen, Wetzlar, en in 1706 bij prof. Ruysch te Amsterdam. Het volgende jaar trok hij met het Nederlandse leger naar Vlaanderen en volgde te Gent de colleges van Palfijn. Vervolgens studeerde hij te Leiden bij Albinus, Boerhaave en Bidloo; na zijn promotie te Harderwijk in 1708 werd hij weer Nederlands veldarts. In 1710 kreeg hij een professoraat in Altsdorf; in 1719 werd hij hoogleraar in de chirurgie te Helmstadt. In 1730 kreeg hij den leerstoel in botanie en theoretische geneeskunde erbij, in 1740 dien in de practische geneeskunde. Gedurende al dien tijd verzamelde hij een grote menigte boeken, planten en chirurgische instrumenten. Hij overleed in 1758 te Helmstadt. | |
of preparation (from 1837). The book made a great stir and put its impress on biology during the entire second half of the 19th century. Darwin wrote several other books on scientific subjects. He died on April 19th 1882 and was buried in Westminster Abbey by the side of Newton. (Life and letters of Charles Darwin, by his son. London, 1888.) | |
*Heister, Lorenz (1683-1758).This physician was born at Frankfort on the Main where his father kept an inn. He studied at Giessen, Wetzlar and Amsterdam, where he attended the lectures of prof. Ruysch in 1706. In the next year he joined the Dutch army to Flanders, and attended the lectures of Palfijn at Gent. He subsequently studied at Leyden under Albinus, Boerhaave and Bidloo. After taking his degree at Harderwijk in 1708 he rejoined the army as a surgeon. In 1710 he was appointed professor at Altsdorf, and in 1719 professor of surgery at Helmstadt. In 1730 botany and theoretical medicine were added and practical surgery in 1740. During all this time he collected numbers of books, plants and surgical instruments. He died at Helmstadt in 1758. | |
Door zijn talloze geschriften (het bekendste is de in 1718 verschenen Institutiones chirurgicae) werd hij de leermeester der chirurgie in Duitsland. Hij was geen baanbreker, maar een goed compilator en systematicus, die bovendien beschikte over een zeer uitgebreide algemene kennis. | |
*Hoole, Samuel (1758-1839).Zie: Biographisch Register. Deel III. Literatuur: Cl. Dobell, Samuel Hoole, translator of Leeuwenhoek's Select works. Isis, 41; blz. 171-180, Juli 1950. | |
Lansvelt, Adriaan Jansz. (plm. 1656-1686).De Lansvelts waren gezeten wijnhandelaren te Delft uit dezelfde maatschappelijke klasse als Leeuwenhoek. Vermoedelijk was het Adriaan die Leeuwenhoek hielp bij het vertalen van Engelse brieven. Het feit, dat de boedelbeschrijving van het familiebezit onder de boeken een Engels handboek vermeldt, zou dit vermoeden kunnen staven. [B-s.] | |
His numerous writings (of which the best known is Institutiones chirurgicae, 1718) made him the teacher of surgery in Germany. He was not a pioneer, but an excellent compiler and systematist and a man of wide knowledge. | |
*Hoole, Samuel (1758-1839).See Vol. III, Biographical register. Cl. Dobell, Samuel Hoole, translator of Leeuwenhoek's Select Works. Isis, 41; pp. 171-180, July 1950. | |
Lansvelt, Adriaan Jansz. (ca. 1656-1686).The Lansvelts were established winemerchants at Delft of the same standing as Leeuwenhoek. In all probability it was Adriaan who assisted Leeuwenhoek by translating English letters. The fact that a manual of English is mentioned among the books in the inventory of the family estate, might point in the same direction. [B-s.] | |
Mancini, Marie-Anne (1646-1714).Marie-Anne was één van de vijf beroemde zusters uit de Romeinse familie Mancini, die door haar verwantschap met Mazarin groten invloed in Frankrijk verwierf. Zij huwde in 1662 Maurice-Godefroy de la Tour, hertog van Bouillon, een neef van maarschalk Turenne. Haar salon te Parijs was een verzamelplaats van kunstenaars; Marie-Anne beschermde in het bijzonder la Fontaine. Met haar zuster Olympe werd zij in het proces van de giftmengster la Voisin betrokken, waarna men haar verbande (1680). Spoedig echter verscheen zij weer te Parijs. In 1687 bezocht zij Engeland en Italië. De laatste jaren van haar leven bracht zij te Parijs door, waar zij in 1714 overleed. | |
*Mendel, Johann Gregor (1822-1884).Johann Gregor Mendel werd te Heinzendorff bij Odrau in Silezië geboren. Bij zijn intrede in het Augustijner klooster te Brünn nam hij den naam Gregor aan. In 1846 werd hij officieel in de Orde der Augustijnen opgenomen en het volgende jaar ontving hij de priesterwijding. Daarna studeerde hij te Wenen in de natuurwetenschappen, waarop al spoedig een benoeming tot leraar aan de Stadtrealschule te Brünn volgde. In dien tijd verrichtte hij met erwten zijn fundamentele erfelijkheidsonderzoekingen, welke den grondslag vormen van de moderne genetica. In 1868 werd hij prelaat van zijn klooster; deze functie nam zo veel van zijn tijd in beslag, dat hij zijn wetenschappelijke werk moest opgeven. Behalve een werkzaam bioloog was hij ook een belangstellend meteoroloog. Literatuur: H. Iltis, Gregor Johann Mendel. Leben, Werk und Wirken. Berlin, 1924. | |
Mesmes, Jean Antoine de, Graaf d'Avaux (1640-1709).Jean Antoine de Mesmes, die in 1640 werd geboren, was een der bekwaamste diplomaten van Lodewijk XIV. Hij vertegenwoordigde zijn land bij de vredesonderhandelingen te Nijmegen (1678). Daarna werd hij tot Frans gezant te 's-Gravenhage benoemd. Zijn streven was erop gericht de Republiek af te houden van een coalitie tegen Lodewijk XIV. Hiertoe trad hij in verbinding met de regenten te Amsterdam, die zich ter wille van hun handelspolitiek verzetten tegen de oorlogspolitiek van Willem III. Het hoogtepunt van deze intriges valt in 1683/84. Naar aanleiding van onderschepte brieven speelden zich in de Staten van Holland hevige tonelen af tussen den Prins en Amsterdam. Enige jaren later brak de oorlog toch uit (1688-1689). In 1693 werd d'Avaux gezant bij het Zweedse hof. | |
*Morgagni, Giovanni Battista (1682-1771).Morgagni werd te Forli geboren en studeerde medicijnen te Bologna. In 1701 behaalde hij aldaar den doctorsgraad. Hij legde zich vooral op de studie der anatomie en der clinische wetenschap toe. Nadat hij in 1706 Adversaria anatomica had uitgegeven, verliet hij het volgende jaar Bologna en vestigde zich als arts in zijn geboorteplaats. In 1711 benoemde men hem tot hoogleraar in Padua, welk ambt hij tot zijn dood in 1771 vervulde. | |
Mancini, Marie-Anne (1646-1714).Marie-Anne was one of the five notorious sisters of the Roman Mancini family. Through the family's relationship to Mazarin they were influential in France. Marie-Anne was married in 1662 to Maurice Godefroy de la Tour, Duke of Bouillon, cousin to Marshall Turenne. Her salon at Paris was a centre of artists. She particularly patronized la Fontaine. Together with her sister Olympe she was involved in the trial of Mad. la Voisin, the poisoner. She was exiled in 1680, but soon put in an appearance again at Paris. In 1687 she visited England and Italy. The last years of her life she spent in Paris, where she died in 1714. | |
*Mendel, Johann Gregor (1822-1884).Johann Gregor Mendel was born at Heinzendorff near Odrau in Silesia. On entering the Augustine monastery at Brünn he assumed the name of Gregor. In 1846 he was officially received into the order of the Augustines and in the next year he was ordained. After that he studied natural science at Vienna and was shortly after appointed as teacher in the Stadtrealschule at Brünn. In those days he did his fundamental research work on edible peas, laying the base of modern genetics. In 1868 he was made prelate of his monastery, a function which engrossed so much of his time that he had to abandon his scientific work. He was not only interested in biology, but also in meteorology. (H. Iltis, Gregor Johann Mendel, Leben, Werk und Wirken. Berlin, 1924.) | |
Mesmes, Jean Antoine de, Count d'Avaux (1640-1709).Jean Antoine de Mesmes, born in 1640, was one of Louis XIV's most capable diplomats. He represented France during the negotiations of peace at Nimeguen (1678), after which he was appointed as French ambassador at the Hague. His endeavour was to keep the Republic from joining a coalition against Lewis XIV. For this purpose he placed himself in communication with the Amsterdam regents, who opposed the warlike policy of William III for the sake of their commercial interest. The climax of these intrigues was reached in 1683/4. On account of intercepted letters there were violent scenes in the States of Holland between the Prince and Amsterdam. After all a war broke out a few years later (1688-1689). In 1693 d'Avaux was appointed ambassador at the Swedish Court. | |
*Morgagni, Giovanni Battista (1682-1771).Morgagni was a native of Forli, and studied medicine at Bologna, where he took his doctor's degree in 1701. He made a special study of anatomy and clinical science. In 1706 he edited Adversaria anatomica, and left Bologna the year after, settling as a practitioner in his native town. He was appointed professor at Padua in 1711, which function he accepted till his death in 1771. | |
Morgagni's grote verdiensten liggen op het terrein van de pathologische anatomie. De uitkomsten van zijn onderzoekingen beschreef hij in brieven, aan zijn vrienden gericht. Hij was de eerste die verband legde tussen de veranderingen, welke hij in het geseceerde lichaam waarnam, en de ziekteverschijnselen gedurende het leven van den patiënt. Op deze wijze werd hij de grondlegger der diagnostiek. Zijn naam is verbonden aan de ziekte van Morgagni, en o.a. aan de columnae rectales Morgagni, lacunae urethrales Morgagni en ventriculus laryngis Morgagni. Zijn voornaamste werken zijn: In Aur. Corn. Celsum et Q. Ser. Samonicum epistolae (Padua 1722, den Haag 1724, Leiden 1735 en nog vier latere drukken, waarvan de laatste verscheen in Leiden in 1785); zijn hoofdwerk De sedibus et causis morborum per anatomen indagatis libri V, Venetië 1761, van welk boek o.a. Italiaanse, Duitse, Franse en Engelse vertalingen verschenen, en Opera omnia (1762). | |
Morrison, Robert (1620-1683).Morrison werd in Aberdeen geboren en studeerde aldaar voor geestelijke. In den Engelsen burgeroorlog vocht hij aan de zijde van den Koning en werd ernstig gewond. Na zijn herstel studeerde hij te Parijs in de natuurlijke historie en wel vooral in de botanie. Van 1650-1660 werkte hij in Blois bij den hertog van Orleans. Daarna werd hij lijfarts van Koning Karel II en keerde als zodanig naar Engeland terug. Van 1669 tot zijn dood (hij overleed door een verkeersongeval gedurende zijn verblijf te Londen) was hij hoogleraar in de botanie te Oxford. Hoewel Morrison geen lid van de Royal Society was publiceerde hij zo nu en dan in de Philosophical Transactions. Hij gaf o.a. uit: Hortus Blosensis (1653), Plantarum umbelliferarum distributio nova (1672) en in 1680 Plantarum historiae universalis Oxoniensis pars secunda, dat 19 jaar na zijn dood door Jacob Bobart werd afgemaakt. | |
Overkamp, Heidentrijk (1651-1693).Deze geneesheer werd in Coevorden geboren en studeerde aan de Leidse Universiteit. In 1677 promoveerde hij tot doctor in de medicijnen. Hij vestigde zich als arts te Harlingen, maar vertrok in 1683 naar Amsterdam, waar hij tot zijn dood in 1693 als arts werkzaam was. Hij schreef verschillende destijds vrij bekend geworden werkjes, o.a. Nieuwe beginstelen tot de genees- en heelkonst, steunende op de gronden der fermentatie (1681); Nieuw gebouw der chirurgie of heelkonst (1682); Verhandeling van de pokken en haar genesinge (1685). Na zijn dood gaf zijn broer in 1694 uit: Alle de medicinale, chirurgicale en philosophische werken. Literatuur: Biographisches Lexicon hervorragender Aertze. IV. Berlin, Wien. 1931. | |
Morgagni's great merits lie in the domain of pathologic anatomy. He communicated the results of his research in letters to his friends. Morgagni was the first to see a link between the dissected body and the symptoms during the patient's life. This made him the founder of diagnostics. His name is for ever connected with Morgagni's disease, the columnae rectales Morgagni, the lacunae urethrales Morgagni and the ventriculus laryngis Morgagni. His principal writings are: In Aur. Corn. Celsum et Q. Ser. Samonicum epistolae, Padua 1722, The Hague 1724, Leiden 1735, and four later impressions, the last of which appeared at Leiden in 1785; De sedibus et causis morborum per anatomen indagatis libri V, Venice 1761, translations of which appeared in Italian, German, French and English, and his Opera omnia (1762). | |
Morrison, Robert (1620-1683).Morrison was born at Aberdeen, where he studied theology. During the English civil war he fought on the King's side and was seriously wounded. After his recovery he studied natural history - especially botany - at Paris. From 1650-1660 he worked at Blois in the service of the Duke of Orleans. After that he returned to England as courtphysician to Charles II. From 1669 till his death, in consequence of a streetaccident in London, he was professor of botany at Oxford. Although Morrison was not a member of the Royal Society he occasionally published his writings in the Philosophical Transactions. Among other publications he wrote Hortus Blosensis (1653), Plantarum umbelliferarum distributio nova (1672) and in 1680 Plantarum historiae universalis oxoniensis pars secunda, finished nineteen years after his death by James Bobart. | |
Overkamp, Heidentryk (1651-1693).This physician was born at Coevorden and studied at Leyden University. He took his doctor's degree in 1677. He bought a practice at Harlingen, but removed to Amsterdam in 1683, where he practised till his death in 1693. He wrote several books, to which a fair amount of publicity was given at the time, including Nieuwe beginselen tot de genees- en heelkonst, steunende op de gronden der fermentatie (1681) (New principles of therapeutics based on the fundamentals of fermentation); Nieuw gebouw der chirurgie of heelkonst (1682) (The new structure of surgery); Verhandeling van de pokken en haar genesinge (1685) (Essay on smallpox and its cure). After his death his brother published Alle de medicinale, chirurgicale en philosophische werken in 1694 (Collected medical, surgical and philosophical works). (Biographisches Lexicon hervorragender Aerzte. IV, Berlin, Wien. 1931.) | |
Rhijne, Willem ten (1646-1700).ten Rhijne, die afkomstig was uit Deventer, studeerde te Franeker en Leiden, in welke laatste plaats hij een volgeling van den chemiatricus de le Boë Sylvius werd. Hij promoveerde in 1669 en vertrok in 1673 in dienst der Oost-Indische Compagnie naar Batavia. Hij bekleedde in Indië verschillende medische functies, was van 1675-1676 in Japan en van 1679-1680 op Sumatra. Veel tegenwerking bemoeilijkte hem zijn arbeid. Van zijn hand verschenen verschillende werken, o.a. Dissertatio de arthritide, Mantissa schematica. De acupunctura et Orationes tres (1683), waarin de moxa en de acupunctuur worden beschreven. In 1687 gaf hij Verhandeling van de Asiatische melaatsheid uit, dat op veel ervaring berust en als een eerste-rangswerk mag worden geroemd. In zijn bijdrage tot Jacob Breynius' Centuria prima maakte hij de Japanse thee bekend; ook werkte hij mee aan het botanische werk van van Reede Hortus Malabaricus. Hij overleed te Batavia. | |
*Steno, Nicolaas (1638-1687).Nils Steensen, die later zijn naam verlatijnste, werd te Kopenhagen geboren, als zoon van arme ouders. Hij werd streng godsdienstig (Luthers) opgevoed. Aan de universiteit van zijn geboortestad studeerde hij in de medicijnen en volgde o.a. de beroemde colleges van Bartholinus. Van 1660-1664 reisde hij in Nederland. Hij studeerde in Amsterdam onder Blasius en ontdekte daar den later naar hem genoemden ductus Stenonianus. Na een twist over de prioriteit van deze vondst vertrok Steno naar Leiden en promoveerde daar bij van Horne op een proefschrift getiteld De glandulis oris. Ook zijn studies over de traanklier zijn beroemd. In 1664 keerde hij naar Kopenhagen terug, waar hij De musculis et glandulis observationum specimen uitgaf. Steno bewees dat het hart een spierorgaan was. Gedurende zijn verblijf te Parijs in 1665 kwam Steno met Swammerdam samen in het huis van Thevenot. Later vertrok hij naar Florence, waar hij in 1667 tot het Katholicisme overging. Hij gaf in 1669 Discours sur l'anatomie du cerveau uit. Hij begaf zich nu ook op ander gebied en bestudeerde fossiele haaientanden, met welke studie hij den grondslag voor de geologie legde. In 1672 keerde Steno opnieuw naar Kopenhagen terug, en wel als anatomicus regius. Hij bleef echter slechts twee jaar en verliet toen zijn vaderland voor goed. Hij werd in 1675 tot priester gewijd en gaf sedertdien al zijn krachten aan de vervulling van zijn godsdienstige plichten. Hij overleed als bisschop in 1686 te Schwerin. | |
Sterre, Dionystus van der (1642/43-1686/87).van der Sterre werd te Delft in 1642/43 uit een Katholiek geslacht geboren; hij liet zich 20 Mei 1664 te Leiden als medisch student inschrijven. Waarschijnlijk promoveerde hij plm. 1670 tot doctor in de medicijnen te Leiden. Daarna was hij van ongeveer 1671 tot omstreeks 1686 geneesheer te Uitgeest; hij deelt namelijk zelf mede, dat hij ongeveer 15 jaar te Uitgeest heeft gepractiseerd, in zijn belangwekkende ervaringen als plattelandsdokter: Verhandeling der genees- en heelkonstige praktijk der medicijnen (Amsterdam, 1687). In 1686 vertrok hij naar Curaçao, wellicht als scheepsarts. In Curaçao overleed hij òf in 1686, çf in 1687; zijn Tractatus novus de generatione ab ovo (Amstelodami, 1687) verscheen namelijk posthuum. | |
Rhyne, Willem ten (1646-1700).ten Rhyne, a native of Deventer, studied at Franeker and Leyden, becoming at the latter a disciple of de le Boë Sylvius. He took his degree in 1669 and went to Batavia in the service of the East India Company in 1673. He took up various medical appointments in the Netherlands East Indies, was in Japan from 1675 to 1676 and in Sumatra from 1679 to 1680. His work was impeded by a good deal of opposition. He wrote several books, including Dissertatio de arthritide, Mantissa schematica. De acupunctura et Orationes tres (1683), in which moxa and acupuncture are described. In 1687 he published Verhandeling van de Asiatische melaatsheid, a treatise on Asiatic leprosy based on much experience and a work of the first rank. In his contribution to Jacob Breynius' Centuria prima he brought Japanese tea to public notice. He also collaborated in the botanical work of van Reede, Hortus Malabaricus. He died in Batavia. | |
*Steno, Nicholas (1638-1687).Niels Steensen, who afterwards latinized his name, was born at Copenhagen. His parents who were very poor, gave him a strict Lutheran education. He studied medicine at the local university, attending i.a. the lectures of Bartholinus. From 1660 to 1664 he travelled in the Netherlands and attended the lectures of Blasius. Here he discovered the ductus Stenonianus, named after him. After a priority quarrel about this discovery he went to Leiden where he took his degree under van Horne. The subject of his dissertation was De glandulis oris. His treatises on the lachrymal gland are famous. In 1664 he returned to Copenhagen, where he published De musculis et glandulis observationum specimen. Steno proved that the heart is a muscular organ. During a stay in Paris in 1665 he met Swammerdam at Thevenot's. Afterwards he went to Florence where he was converted to Catholicism in 1667. In 1669 appeared his Dissertatio de cerebri anatome. He now turned to other subjects and studied fossile sharks' teeth, thus founding geology. In 1672 he returned once more to Copenhagen, this time as anatomicus regius. However, he only remained there for two years, leaving his native country for good. He was ordained in 1675 and devoted all his energy to his religious duties. In 1686 he died as bishop of Schwerin. | |
Sterre, Dionysius van der (1642/43-1686/87).van der Sterre was born into a Catholic family at Delft in 1642/43 and was enrolled as a medical student at Leyden on 20th May 1664, probably graduating there as an M.D. in approximately 1670. From about 1671 to about 1686 he practised medicine at Uitgeest, for he himself states in his noteworthy memoirs of a country doctor - entitled Verhandeling der geneesen heelkonstige praktijk der medicijnen (Amsterdam, 1687) - that he practised at Uitgeest for roughly fifteen years. He left for Curaçao in 1686, possibly as a ship's doctor. Since his Tractatus novus de generatione ab ovo (Amstelodami. 1687) was published posthumously, he must have died at Curaçao either in 1686 or in 1687. | |
Verdere geschriften zijn: Voorstelling van de noodsaakelijkheid der keijserlijke snee (Leijden, 1682; Latijnse vertaling achter J.J. van Hasselt, De muliere praegnante mortua, Amstelodami 1756). Literatuur: A. Geyl, Dionysius van der Sterre. Ned. Tschr. v. Geneeskunde. 26. 1890. [Wij.] | |
Thevenot, Melchisedec (plm. 1620-1692).Thevenot was Parijzenaar van geboorte. Hij legde zich vooral op de studie der Oosterse talen toe, maar was evenzeer op de hoogte van de mathematische, aardrijkskundige en geschiedkundige wetenschappen van zijn tijd. Hij verzamelde velerlei gegevens uit allerhande reisbeschrijvingen over vreemde, vooral Oosterse landen en gaf in 1663/72 Relations de divers voyages curieux uit en in 1681 Recueil de voyages. Lodewijk XIV benoemde hem in 1684 tot zijn bibliothecaris. Ten huize van Thevenot werden regelmatig bijeenkomsten van binnen- en buitenlandse geleerden gehouden. Hier verschenen o.a. Swammerdam en Steno. Later groeiden deze vergaderingen uit tot de bijeenkomsten der Académie française. Thevenot overleed in Issy, bij Parijs. | |
*Vries, Simon de (± 1630-1708).de Vries werd waarschijnlijk voor 1630 te Culemborg geboren, als zoon van Lucas Siemenszn. de Vries en Luytgen Aert Roelofs. Hij wordt in een acte van 4 Februari 1656 ‘boeckverkoper’ genoemd. Hij is bekend door tal van oorspronkelijke werken, vertalingen en gedichten, alsook door grote en kleine werken, samengesteld uit die van andere schrijvers. Hij stierf 30 April 1708. [v.Ca.] | |
*Wharton, Thomas (1614-1675).Deze geneesheer werd te Winster on Tees (Durham) geboren. Hij studeerde te Cambridge en later te Oxford, waar hij in 1647 promoveerde. Hierop vestigde hij zich als arts te Londen. In 1650 werd hij lid van het Royal College of Physicians en in 1659 volgde zijn benoeming tot arts aan het St. Thomas-Hospitaal. Wharton was een der weinigen die gedurende de pest-epidemie in 1665 op hun post bleven. Ondanks zijn uitgebreide practijk vond Wharton nog tijd zich aan anatomische onderzoekingen te wijden, waarbij hij in het bijzonder aandacht aan de klieren schonk. In 1656 gaf hij Adenographia: sive glandularum totius corporis descriptio uit. Hij ontdekte den naar hem genoemden uitvoergang van de speekselklier in de onderkaak, bestudeerde het pancreas en beschreef de geleimassa der navelstreng (gelei van Wharton). Hij overleed in 1675 te Londen. | |
His other writings were Voorstelling van de noodsaakelijkheid der keijserlijke snee (Leyden, 1682) (Cases demanding a caesarean section); Latin translation after J.J. van Hasselt, De muliere praegnante mortua, Amstelodami, 1756. (A. Geyl, Dionysius van der Sterre. Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 26, 1890). [Wij.] | |
Thevenot, Melchisedec (ca. 1620-1692).Thevenot was a native of Paris. He made a special study of Oriental languages, but was also well-read in the mathematics, geography and history of his day. He collected many data concerning foreign, especially oriental, countries from a variety of books of travel, and edited in 1663-1672 Relations de divers voyages curieux and in 1681 Recueil de voyages. In 1684 Lewis XIV appointed him as his librarian. French and foreign scientists and scholars regularly met at his house, among them Swammerdam and Nicholas Steno. These meetings developed into the sessions of the Académie française. Thevenot died at Issy near Paris. | |
*Vries, Simon de (ca. 1630-1708).Simon de Vries was probably born at Culemborg before 1630, as son of Lucas Siemenszn. de Vries and Luytgen Aert Roelofs. He is named ‘bookvendor’ in an act of February 4th 1656. He was the author of a number of original writings, translations and poems; also of books, large and small, made up of the works of other writers. He died April 30th 1708. [v.Ca.] | |
*Wharton, Thomas (1614-1675).This physician was born at Winster on Tees (Durham). He went to Cambridge and Oxford, where he took his degree in 1647. He settled as a medical practitioner in London. In 1650 he was made a member of the Royal College of Physicians and in 1659 he was appointed surgeon of St. Thomas's. Wharton was one of the few medical men who remainded at their post in 1665 during the plague. In spite of his large practice he found time for anatomical research, being especially interested in glands. In 1656 he published his Adenographia: sive glandularum totius corporis descriptio. He discovered the duct of the salivary gland in the lower jaw, called after him, studied the pancreas and described the gelatine of the umbilical cord (Wharton's jelly). He died in London in 1675. | |
*Zinn, Johann Gottfried (1727-1759).Zinn studeerde in zijn geboorteplaats Anspach en vervolgens te Göttingen, waar hij in 1749 promoveerde onder A. von Haller, tot wiens meest bekwame leerlingen hij behoorde. Daarna wijdde hij zich gedurende enige jaren te Berlijn aan de studie der botanie en anatomie. In 1753 werd hij te Göttingen benoemd tot o.a. Hoogleraar in de Geneeskunde en Directeur der botanische tuin. Hij stierf op den zeer jeugdigen leeftijd van nog geen 32 jaar. Onsterfelijk is hij geworden door zijn werk: Descriptio anatomica oculi humani (Göttingen, 1755), hetwelk ongetwijfeld tot de klassieke werken der medische literatuur behoort. De zonula (ciliaris) Zinni en het ligamentum Zinni zijn naar hem genoemd, hoewel hij niet de ontdekker ervan is. Hij was de eerste, die een nagenoeg juiste beschrijving heeft gegeven van den vorm van den bulbus en het corpus ciliare. Literatuur: Biographisches Lexicon hervorragender Aerzte. V. Berlin, Wien. 1934. | |
*Zinn, Johann Gottfried (1727-1759).Zinn studied at Anspach, his birthplace, and later at Göttingen, where he graduated in 1749 under A. von Haller, who considered him to be one of his ablest students. Zinn subsequently devoted several years to the study of botany and anatomy in Berlin. In 1753 he was appointed to the Chair of Medicine at Göttingen University and Director of the Botanical Gardens. He died at the early age of 31. His monumental work entitled Descriptio anatomica oculi humani (Göttingen 1755), which undoubtedly ranks among the classics of medical literature, placed him among the immortals. The zonula (ciliaris) Zinni and ligamentum Zinni have been called after him, although he did not discover them. He was the first to give a nearly accurate description of the shape of the bulbus and corpus ciliare. (Biographisches Lexicon hervorragender Aerzte. V. Berlin, Wien. 1934.) |
|