Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdNederlandse Spectator, De-,weekblad, opgericht in 1860, door samengaan van het sinds 1856 door *M.P. Lindo uitgegeven tijdschrift de Nederlandsche Spectator van den ouden heer Smits, met twee andere in Den Haag verschijnende tijdschriften, nl. de Konst- en Letterbode (R.C. Bakhuizen van den Brink), De Witte (Citters en Campbell) en De Tijdstroom (Cremer, Keller en Vosmaer). De Nederlandsche Spectator werd het orgaan van de liberalen en modernen. Medewerkers waren onder meer Bakhuizen van den Brink en *C. Vosmaer. Vosmaer nam in 1864 in dit blad de rubriek ‘Vlugmaren’ over van Keller alsook diens pseudoniem Flanor. Aanvankelijk was Bakhuizen van den Brink de hoofdredacteur, na zijn dood in 1865 nam Vosmaer de leiding over. Het tijdschrift bestond tot 1908. Tot verbazing van m. verscheen van de hand van *Robidé van de Aa in juni 1860 een negatieve recensie van de Max Havelaar in De Nederlandsche Spectator. Mimi vermeldt dat m. vlak voor de verschijning van deze recensie aanwezig geweest was bij een vergadering van De Nederlandsche Spectator. Men had hem daar behandeld als een ‘invité’ en had hem verscheidene complimenten over zijn boek gemaakt. Op die vergadering had hij Lindo en Robidé van der Aa ontmoet (Brieven wb iv, p. 97-98). In de rubriek ‘Pluksel’ van het tijdschrift van 18 augustus 1860 verscheen het artikel ‘Een huishoudelijke zaak’ over de Max Havelaar. In dit artikel reageert de redactie op 99 binnengekomen brieven over de Max Havelaar. Hieronder waren 8 klachten van bewoners van de Lauriergracht, 27 van makelaars in koffie en 21 van makelaars in suiker. De adressanten verzochten ‘eerbiedig rehabilitatie hunner gracht en hunner personen’. De redactie meent dat m. ‘vry staat zyne typen te kiezen waar hy het noodig acht in het belang van de zaak’, suggereert de adressanten ‘een anonyme vennootschap tot bevordering van eigenliefde en verrronseling van de waarheid’ op te richten en bedankt m. voor ‘het uitstekende werk, waarmede hy de nederlandsche letterkunde heeft verrykt’ (opgenomen in Brieven wb iv, p. 94-97). m. stuurde op 19 augustus een exemplaar van dit nummer naar Tine. Hij noemt het stuk ‘pikant’ en verwacht dat het nog meer opschudding zal veroorzaken dan de bespreking van *Veth in De Gids (vw x, p. 286). Op 7 augustus 1874 schrijft m. aan J.A. Bientjes, die met plannen rondloopt een nieuwe ‘Spectator’ op te richten, dat De Nederlandsche Spectator z.i. zijn beste tijd gehad heeft: ‘'t Is net 'n produkt van snipperuurtjes, wat dus ook klopt met den geringen omvang. Ik begryp 't program van den Spectator niet. Mag ik 't ding meten aan den titel, dan lijkt het naar niemendal.’ (vw xvi, p. 648) De Nederlandsche Spectator bleef, vooral onder aanvoering van Vosmaer, een trouw verdediger van m. Bijv. in 1884, toen m. werd aangevallen in het artikel ‘Tegen Multatuli’ in *De Protestant. Vosmaer reageerde hierop met het artikel ‘De Protestant contra Multatuli’ (De Nederlandsche Spectator, 1884, p. 423). *Beets |
|