Vermakelijcke uyren(1628)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 162] [p. 162] [Die de Wereld wel in-siet] Stemme: Schoonste Nimphe in het Wout, &c. DIE de Wereld wel in-siet: Sy is niet Als een woeste Zee vol baeren. Ach! de Wereld is een klip, Die het Schip Na de duyst're grondt doet varen. 't Schip gelijck ick by de Mensch Die sijn wensch Gaet in 's Werelds lust gebruycken. 's Werelds wellust is de klip Die het Schip Na de duyst're grondt doet duycken. 't P'rijckel dat sijn ziele wond Is de zond. Zonde sijn de woeste baren. Rijckdom is haer eb, en vloet, Die't gemoet Met haer golven komt beswaren. Hoe verkeerlijck is den Mensch In sijn wensch: Soeckt op Aerden 's Werelds lusten; Maer de wisse doodt ons leert: Het verkeert Als de ziele soeckt te rusten. Hemels-Prins, gunt my alleen Te betreen Weghen, die my moghen leyden Door 't geselschap van de Deught Na de vreught Van des Hemels eeuwigheyde. Eynde des derden Deels. Vorige Volgende