Vermakelijcke uyren(1628)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] [De soete dertelheden] Stemme: Si tanto gratiosa. DE soete dertelheden (Met schijn van lust) begoochelen de ooghen, En gheven smaeck'lijckheden De Ieught, die door die schijn-lust wert bedroghen. Men weet nau schier,, hoe dat men hier Op prachtigher manieren Langher de leden,, met hovaerdy van kleeden Wil vercieren. Men weet niet op wat wijse Men trotsheyd wil toonen in overdade. Men weet niet met wat Spijse De leckere Tongh 't herts lusten wil versade. Wat mal gelaet. Wat zotter praet, Onnutte ydelhede, Yeder in het sijne,, den tijd wil doen verdwijne, In besteden. Broot-dronckenschap wanlatigh Door ongebondentheyd van wufte sinnen Ghebruyckt men nu onmatigh: De losse Tongh en houd gheen reden binnen. Neemt overhand,, van het verstand, En hold van redens-paden. Met watte grille,, siet men brood-droncken wille Lust versaden. Siet toe, siet toe in weelde, Ach! minst ge-acht, wert dickwils meest verlooren, Het meest verlies, meest teelde De grootste smert, wt het verlies gebooren, Bind niet te seer,, 't gulsigh begeer Aen onversade lusten. Denckt waer u ziele,, na doodes wreed verniele Denckt te rusten. Vorige Volgende