Vermakelijcke uyren(1628)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] [Onlangs hadd' ick by my (Goddinne) voor-genomen] Stemme: Weet yemandt beter Saus. ONlangs hadd' ick by my (Goddinne) voor-genomen Te roepen u voor 't Recht daer Venus-wicht gebiet: Door d'over-swaere straf, die mijn is op-gekomen, Door onverdiende pijn, die mijn van u geschiet. De straelen uw's gesicht, die in den Hemel proncken Van 't hooghe voor-hooft wit, die hebben 't hert gewond; Dat sijn de gluurtjes van u lodderlijcke loncken Die branden in mijn borst, mijn soete Rosemond. Ick ben door't aensien (Nimph) van u gebloosde wangen, Ontsteecken met een brand: een soete brand van Min. U ooghjes hebben my gekluystert, en gevanghen; U lonckjes branden in mijn boesem, ô Godin! Wanneer ick coom voor 't Recht; dit sal de vraghe wesen: (Ten aensien dat mijn lust wt u haer oorsprongh nam) Waer dat de oorsprong van u straf wt is geresen. En of de schuldt by my, of eerst by u toe-quam. Indien men vonnis strijckt, dat ick de schuld moet dragen Ach! poeselighe Nimph; dit sal mijn antwoord sijn: De oorsaeck is mijn Lief; de schuld is mijn behaghen. Wat straffe oordeelt ghy dan waerd te sijn voor mijn? Vorige Volgende