Pampiere wereld(1681)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Gelijk den dauw verspreyd] Stemme: Soo lang is 't Muysjen vry. GElijk den dauw verspreyd, Op rooze blaedjes leyd; Gelijk de Sonne-schijn, voor wien het Roosje buygt. De zoete morgen douw, van Rooze bladen zuygt. Gelijck een bloempjen zoet, Door Zon en douw gevoed, Een levendige ziel in levens wellust brengt, Wanneer zijn jeugdig bloos is met kristal vermengt. Mijn zieltje wellust schept, Als gy uw lipjes rept, Wiens rood korael, mijn Lief! is als een Roos die bloeyd, Waer op kristalle douw van Hemels Nectar vloeyd. Wat wellust kreeg mijn ziel, Als 't oog hier op verviel; Ik dacht, dat ik nu mocht mijn Engels Zonne zijn, Ik zoog mijn Zieltje vol, op klipjes van Robijn. Wat Beek stort zoeter vloed, Als Heunig-beek jen doet? Die uyt een Hemels grond de Nectar drupjes haelt, En schietze op korael met wit Yvoor bepaelt. Daer 't ruyschen van haer keel, Veer boven het gespeel, Oft stemmen van Muzijk, tot vreugd de Goden dwingt, Wanneer haer lieve keel een minne deuntje zingt. Vorige Volgende