Pampiere wereld(1681)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op 't voorgaende. IVfvrouw, al is't dat gy mijn overtreft in goed, En acht dat ik daerom mijn liefde staken moet; Ey! neen, en denkt dat niet, maer stelt u na de reden, Gy kund in hooger winst uw rijkdom niet besteden; Als dat gy uwe schat aen liefd op woeker geeft, Die thienmael meerder zoet als wel de rijkdom heeft; Acht gy u gaven hoog, ik trouwheyd daer-en-tegen, Door't goed werd wellust wel, maer trouwheyd niet verktegen; Schoon gy, met goet begaeft, om 'tgoet een rijke mind. Wat is't zoo gy daer by geen trouwe liefde vind, Die zelver veel bezit, en rijkdom heeft op Aerde. Acht zich in liefdens dienst zomwijl te hoogh in waerde, Een van geringer macht een Vrouw meer vrundschap doet, Als een, die hem haer dienst acht waerdig om zijn goed. Vorige Volgende