[Lieve Veld-Goddinne]
Stem: Vlied heen droeve, &c.
Die het lust, uw koel gemoed
De zoete liefde te onthouwen;
In standvaste liefd gevoed,
Ontzegt gy schoon, doch wreedst der Vrouwen;
Waer toe is schoonheyd aen uw gegeven!
II.
Doet uw wreedheyd my, Godin!
Alleen om uwe schoonheyd lijen;
Gy verbod doet aen mijn min,
En dat ik staken zal mijn vrijen;
Gy kunt het minnen my niet beletten,
III.
Dat uw getrouwigheyd in min,
V tot het minnen zal bewegen;
Dat uw wederliefd, Godin!
Door liefde noch zal zijn verkregen;
Dies ik mijn keere langs d' Amstelstroomen,
IV.
Daer wel eer mijn liefde bleek,
Tot wellust van mijn Veld-Goddinne;
Geen meer vlieten, maer een beek,
Van tranen, tot getuyg mijns minne;
Om dat uw Telg jes bladerloos dorren,
Mijn liefde zoud verstaen.
|
|