Pampiere wereld(1681)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 416] [p. 416] T' samen-gesang, Tusschen Lavra en Tyter. Stemme: Van Katryntjen. Laur. WAs ik een Koninginne, Hier op der Aerd; Zoud gy my dan uw Minne Wel achten waerd? Zoud gy my dan wel willen, zeg Tyter? Tyt. Trouwe min heeft zulken kracht; Dat zy Hoogheyd niet en acht; Waerder is mijn uw perzoon, Als koningrijk, oft Keyzers kroon, Laur. Tyter het zijn maer praetjes, Ik achtze niet. Tyt. Laura, d'elzen-blaedjes, Die gy hier ziet, Ritzelend aen de Telg jes, getuygend. Laur. Tyter, swijgt; ey! swijgt doch stil, Laura weet met hoeze wil. Tyt. Zet u, lieve Laura, neêr; En boet met Tyter uw begeer. Laur. 'k Weet niet oft het zoud voegen. Tyt. Och! ja't mijn Lief. Laur. Dat ik door mijn vernoegen, Vmaekt een dief; Wat zoud men dan zeggen, zeg Tyter? Tyt. Laura, schoone Veld-Godin; Tyter zal door trouwe min. Vverlaten nimmermeer; Dus draegt geen zorge voor u eer. Laur. Tyter, of het dan faelde; Wat ging my an? Tyt. Of den Hemel daelde, 't Geen niet zijn kan; Dus Laura laet vry varen uw zorge. Laur. Tyter, och! ik ben begden. Tyt. Laura, laet het zorgen staen, En boet met Tyter uw begeer, Die zorg zal dragen voor uw eer. Vorige Volgende