Pampiere wereld(1681)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 377] [p. 377] Schoonheyds Minne-voedzel. LIef Rosette, 'k ben gevangen Van de Min, Ziele voesteres Goddin; Schoone wangen, welbehangen, Ach! waer meê, Zijn uw kaekjes wit als snee? Haertjens blond, Hangen weemelend om uw mond. II. In uw oogjes zijn twee Goodjes, Die de min Schieten tot mijn boezem in; 't Zijn, Rozette, Cupidootjes, Die haer brand Stooken in mijn ingewand; Ach! hoe zoet Gaen uw lonkjes door mijn bloed. III. Roodelipjes, schoone bloosjes, Staen zoo wel, Op uw wit en blanke vel; Als de çierelijkste Roosjes, Die na wens, Bloeyden oyt aen schoon provens; Bloosjes, ach! Die geen Roos beschamen mach. IV Ach! wat zijn uw kleene tandjes? VVit Yvoor; Blaeu we aders speelen door 't Blanke vel, en witte handjes; Korte kin, Daer een geestig kloofjen in; Noch al meer, Zoete min, dwaeld niet te veer. Vorige Volgende