Pampiere wereld(1681)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 376] [p. 376] Kracht der liefde, Vergeleken met de Zon. I. MOet de Maen haer bleeke stralen, Vyt de gulde Toortze halen, Vyt de Toortze, uyt dat licht, Van des Hemels aangezicht; 'k Meen de Zon, van wie de Maen 't licht Moet genieten, En door zijn kracht, In 't duyster van de nacht, Haer flaeuwestraeltjes op het Aerdrijk schieten, II. Rosemond mijn tweede leven, Gy moet my mijn voedzelgeven; Even als de Zon de Maen, Doet ten Hemel omme gaen, Moet van u, gelijk mijn Zon, mijn luyster dalen; Laet uyt het licht, Van Rozemonds gezicht, Mijn moedelooze Ziel dan azem halen. III. Oogen, die mijn Ziel kund voeden, En door 't derven water vloeden Vyt kond trekken; oogen ach! Die men Toortzen noemen mach; Door de brand, eylaes! wat brand? uw lieve lonkken, Ach Rozemond! Ik voelde my gewond, Zoo haest uw sterren voor mijn oogen blonkken. Vorige Volgende