Het kleynst is 't grootst,, alacht men 't snoodst.
ALs Daphne voor een God ten beswaert in ging vluchten,
Heeft by het vvoud vervuld met klagen en met zuchten;
Koom ik omtrent mijn leef, zy oorzaekt mijn geklag,
En vlucht als Daphne deed, toen zy Apollo zach,
Gy Vrysters! leer hier aen met naerstelijk opmerken,
Geen Vryers af te staen, of let eerst op hun vverken;
Verkiest niet na den schijn, die 't best doen schijnen 't snoodst,
In 't kleynst is dikmaels 't best, hoe vvel gy 't zoekt in 't groetst.
ALzoo men dikwijls bespuerd, dat de Liefde zelden verzeld is met achterdocht, zoo is het zeker dat de Liefde veeltijds de jonkheyd doet doolen; ter oorzaek, sy het oog staet op de uyterlijke schijn van hoogheyd, door de bekoorlijke valscheyd van ydle pracht, gaet alleen, na de zotte zinnelijkheyd, in Liefde, en niet met achterdocht, te rade; men denkt op geen deugd, men oogd op geen leven; in 't kort, men heeft geen inzicht by de liefde, tot wat eynde zy ons zoude mogen brengen; Liefde volgt begeerlijkheyd, begeerte werd van de gierigheyd verleyd tot zoodanige Liefde, die de schijn dikmaels boven de daed bemind, die het slechft het best, en 't best het slegste doet schijnen; oft duydelijker te zeggen, menigen vogel werd bemind, niet om zijn goeden aerd, maer om zijn schoone vederen. Menig deugdzaem Jongman (om zijn wijze nedrigheyd) werd zomwijl versloten; veele om haer uytwendige prachten, werden zottelijk daer en tegen bemind; alzoo pracht een getuyge schijnt van geld en goed te zijn, daerom, werden veele door dreschijn bedrogen.
GY Dochters, zonder kennis vlied,
Als u de Liefd haer gunste bied;
Die gy onwaerdelijk versmaed,
Als trouwe Liefd (in deugdens staet)
U zoekt te toonen, rechte trouw,
Gy vlucht, en baerd uw eygen rouw;
Om dat die geen die u bemind,
Niet weyds, nocht prachtig is gezind;
Maer pracht (een schijn van geld, en goed,
Uw gierig hert verlieven doet;
Indien 'er maer een pronkkert komt,
En door een ydel schijn vermomd,
Vol hovaerdy, en zotte pracht,
Zoo hy u liefd, hy word geacht,
Op hoop dat by zijn rijke schijn,
Ook Rijkdom in der daed mocht zijn;
Gy, die alleen de schijn bemind,
U nader hand bedrogen vind.
|
|