Pampiere wereld(1681)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 's Werelds ydelheden. Stemme: Laura zat laetst by de beck. DIe de wereld wel in ziet, Ach! die zal te recht bespeuren, Dat zijn vreugde geeft verdriet, En zijn wellust niet dan treuren; Wat de wereld steld te veuren, Dat u wellust, werelds pracht; Aerdsche vreugde, dertel leven, Dees zal ons de wereld geven, Dit is 't dat de wereld acht. II 't Jeugdig hert, verzot door min, Steld op schoonheyd zijn behagen; En het peyd zijn aerdsche zin, In de lust van geyle vlagen; Maer als nu de tijd zijn dagen, Heeft een levens eynd gebaerd; Rijkdom min en werelds vreugde, Aerdsche wellust, en geneugde, Maken dan de ziel beswaerd. III. Armen mensch! wat gaet u aen? Dat gy zoo verdoold van zinnen, Moogt na werelds vreugde staen, Aerdsche schoonheyd zoo beminnen. Leer, ô mensch! uw lust verwinnen, Mits dat u de dood bestrijd, Die gy niet en kund ontwijken, Die uw ziele zal doen blijken, Hoe dat gy bedrogen zijt. IV. Wat zal 't zijn met schoonheyds lof, Wat zal 't zijn met rooze kaken, Als de dood die zal tot stof, En tot aes der wormen maken? Laet dit doch u herte raken, O verblinde werelds jeugd! Leer des werelds wellust myen, En het weelig vleesch bestryen, Door de krachten van de deugd. Vorige Volgende