tot wellust onzes levens betrachten, niet de ydelheden des werelds, niet zoodanige zaken die zoo zeer valsch zijn als vergankelijk, niet zoodanige dingen, zeg ik, die zoo zeer ydel zijn, als ons lichaem sterflijk is; maer laet onsteken na zodanige schatten en rijkdommen, van de welke wy mogen genieten oneyndelijke vrolijkheden, Hamelsche en Goddelijke wellusten; zalige en eeuwigdurende blijdschappen; welker vreugde noyt ooge gezien, noyt oore gehoord heeft, nocht geener menschen herte heeft kunnen begrijpen; laet ons tot dien eynde gebruyken zoodanige middelen als ons daer toe noodig, van Gode verleend zijn; te weten, oeffeninge van Godvruchtigheyd; arbeyd ter deugden; Christelijke liefde tot God en onze naesten; offerende God Almachtig een offerande der gebeden, en dat op den Autaer van een brandend herte, in de liefde Christi, op dat alzoo, door dien Goddelijken brand, in ons vernietigt mogen worden alle quade genegentheden; derhalven den Christelijken Lezer mitsdezen aenwijzende de springbron van alle gaven, dat is Christus zelve, om aen zijn Heylige en Hemelsche Majesteyt uyt testorten een vuurige liefde des herten in inniger gebeden, op offerende deze woorden aen Christo onzen Zaligmaker:
O Christe Iesu! ik een schepzel van uw Hemelschen Vader, onder worpen alle gebreklijkheden dezes kranken vleesches, aengeërft van, ons eerste Ouders, Adam en Eva, buyge mijn knyen voor uw allerheyligste Majesteyt, dankende uw onuytsprekelijke liefde met de welke gy hebt gearbeyd my uyt den staet der verdoemenisse te brengen in een staet van zaligheyd: niet ontzien te lijden zoo veel pijnen; niet gespaert u Heylig lighaem, maer hebt het zelfde gegevenin handen van die wreede pijnigers, die het met wreede geessels deerlijk gewond en geslagen hebben, jammerlijken uytgerekt op dien galgen-boom des kruys, uytstortende u dierbaer bloed, voor een offerhande aen uw Hemelschen Vader, tot voldoening onzer zonden.
O goede Iesu! ik bid u door dat lijden en sterven, stort in mijn ziel die kracht, dat ik alle dankbaerheyd voor zodanige liefde mach bewijzen; Christelijke osseranden der gebeden, en lofzangenuwe Majesteyt op osseren; door de welke ik mach verkrijgen Goddelijke zegeninge na zielen lichaem, op dat, als ik doende mijn laetste offerande, mijn zielin uwe handen mach bevelen, om met uwe alderheyligste Majesteyt, en alle die zalige Inwoonders des Hemelschen Vaderlands te rusten, en leven van eeuwigheyd tot eeuwigheden, Amen.