en terwijl hij zijn rijke rijmen zich in klinkende,
kleurige schakeering aaneenschakelen, treft ons telkens z'n materiaal, goud van
Dante's verhevenheid of lood uit ons eigen plat, maar in dit bewegelijke
Hollandsch als in een modern intersia harmonisch verwerkt.
[...] Toch lijkt mij de vraag, of onze literatuur in deze Goddelijke
Komedie haar ‘klassieke’ representant van Dante's
wereldwerk heeft gewonnen, sterk betwistbaar. Het staat inderdaad te bezien, of
deze arbeid, die zoo doorloopend met 't meest levende Hollandsch gevoed wordt,
(alével, derrie, flater, pennen (schrijven),
tieten (tepels) zijn maar een paar staaltjes!) van
evenredige beteekenis zal wezen voor onze taalverrijking.
[...] Wat, onzen eerbied voor deze merkwaardige rijmakrobatiek in 't midden
latend, toch de gevolgtrekking aanlokkelijk maakt, dat eigenlijk
zóó'n bewerking in onze taal een onding is. Ten minste,
wanneer we bedoelen de vizioenen weer te geven, die Dante zag en zong. Een
rijmlooze rhythmische vertaling als van den Gezelle-leerling Bernard Haghebaert
blijft voor mij honderd maal verkieslijker. Het rijm, zelfs door een virtuoos
als Verwey gehanteerd, dwingt zóo doorloopend tot benaderingen,
omschrijvingen, uitvluchtjes en onjuisheden, verzwaart bovendien door vreemde
vormen het verstaan van de altijd moeilijke Commedia zóo sterk, dat ik het tegen de kennismaking met
Dante en de bewondering voor Dante haast een remedie vind. Het moeten
buitengewone hersens zijn, die ook maar één deel dezer
vertaling zóo ten einde lezen, dat ze den dichter overal hebben
begrepen.[...]
Nu zeg ik niet, dat Verwey eer zich zelf dan Dante heeft gezocht, [...] maar het
gevoel van een soort demonstratie, dat hij als taalkampioen zelfs Dante niet
duchtte, kom ik moeilijk te boven. [...]
Is mijn vermoeden van Verwey's Ikarische neigingen juist, en door de heele
bewerking die vrij cerebraal blijft, voel ik het allerminst verzwakt: dan deinst
de Commedia naar het tweede plan, met een tendenz als nuchter
materiaal geëxploiteerd, maar op de onloochenbare vers- en
taaltechniek van den strevenden traduttore valt meteen alle nadruk. Niet Dante,
maar de heer Verwey wordt zoodoende de hoofdzaak. Het ‘onorate
l'altissimo poeta’, door Dante op Virgilius, door 't nageslacht op
Dante toegepast, krijgt van onzen modernen Parnasbewoner een derde