Een vorm van lezen. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1885-1946
(2002)–Cees Koster, Ton Naaijkens– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 5b
[pagina 54]
| |
7
| |
[pagina 55]
| |
1939), op dat moment rector te Deventer. Andere deelnemers, ook allen vertaler, zijn behalve A. Rutgers zelf de schrijvers Hein Boeken (1861-1933) en Willem Kloos (1859-1938) en de hoogleraar J.J. Hartman uit Leiden (1851-1924). | |
J. Berlage[...] Het maakt [...] groot verschil of proza dan wel poezie wordt vertaald, en welk soort van proza of poezie; of men zich lezers voorstelt die een klassieke opleiding hebben gehad, en dus min of meer met Latijn en Grieks vertrouwd zijn, of niet. [...] Indien er [...] een enigszins algemene uitspraak wordt verlangd, dan zou ik zeggen dat de vorm van de vertaling het midden moet houden tussen het karakter van de oude taal en onze eigene; het mag niet te veel van het oorspronkelik afwijken, ook niet te veel van de konstruktie v.h. Nederlands; voor de klassiek gevormde lezers kan het dichter bij het oorspronkelik staan dan voor de anderen. Maar algemene regels zijn weer moeilik te geven; iedere zinswending, iedere konstrukie, ieder beeld moet afzonderlik behandeld worden. Er is in de opvatting van het vertalen in de verschillende tijden ook een groot verschil waar te nemen. In vroeger eeuwen en het begin van de vorige eeuw, schreef men in zijn vertalingen zeer goed Nederlands, maar behandelde inhoud en vorm v.h. oorspronkelik zeer vrij. De vertalingen van de laatste helft der vorige eeuw en nu nog door filologen gemaakt geven de inhoud zeer nauwkeurig weer, maar nemen door de overzetting in rederijkerspoezie alle fleur van de vorm weg. En de vertalingen van de dichters na tachtig, die het oorspronkelik naar inhoud en vorm zo letterlik mogelik trachten weer te geven, behouden dus wel die fleur, maar vervallen in de fout van vaak zeer hortend en stijf, en niet zelden onverstaanbaar Nederlands te geven. Van de beide laatste soorten - omdat die nog heden ten dage verschijnen - een paar voorbeelden. | |
[pagina 56]
| |
In het begin van Sophocles' Philoktetes staat over de ziekte van die held letterlik dat ‘zijn voet wegdruipt van een doorvretende kwaal’.Ga naar voetnoota Prof. v. Leeuwen vertaalt: ‘aan de hellepijn ten prooi, die hem den voet doorknaagde’; hier zijn uit het arsenaal van bestaande dichterlike termen een paar banale woorden als ‘hellepijn’ en ‘doorknagen’ gebruikt in plaats van de veel meer sprekende uitdrukkingen van het oorspronkelik. Men voelt hier de neiging om voor het minder bekende Griekse beeld, een bekend Nederlands beeld te plaatsen, om dus op voor de lezers bekend terrein te blijven; waardoor echter alle pit van het oorspronkelik verdwijnt. Het is een neiging die ik ook altijd bij mijn leerlingen moet bestrijden: de angst voor iets dat een beetje ongewoon is. Nu een voorbeeld van het tegenovergestelde. De dichters van na '80, doordrongen van de hoge waarde van den dichter in het algemeen, denken heiligschennis te begaan zo zij in de vertaling van een beeld ook maar iets van het letterlike afwijken. Maar er is beeldspraak en beeldspraak; er is er een die absoluut niet meer als zoodanig gevoeld wordt omdat ze een gewone uitdrukking voor een begrip geworden is. Zo is een gewone uitdrukking bij de Grieken voor links en rechts: ‘aan de schildzij’, en ‘aan de speerzij’, omdat het schild aan de linkerarm, de speer in de rechterhand gedragen werd. Maar nu gebruikt Boutens in zijn vertaling van Aeschylus' Agamemnon werkelijk die uitdrukking ‘ter schildzij’ waar het eenvoudig ‘aan de linkerkant’ betekent! U zult moeten toegeven dat die vertaling daardoor ten enen male onverstaanbaar wordt voor ieder, die zich niet terstond de Griekse uitdrukking herinnert, m.a.w. voor ieder die geen filoloog is. Het is de moeite waard om b.v. deze vertaling eens met de Oedipus-vertaling van Van Herwerden te vergelijken. De eerste is van buitengewone klankpracht in de keuze van vele woorden: de tweede is van een ongelofelike taalplatheid; terwijl beide korrekt zijn. Maar het kan niet ontkend worden, dat Boutens' klankschoon in het oorspronkelik vaak niet gevonden wordt, en dat banale regels daar volstrekt niet zo zeldzaam zijn. | |
[pagina 57]
| |
Toch zou ik zijn vertalingen bijna onverdeeld bewonderen, indien hij de dichtmaten nog anders behandeld had; daarover nu nog een enkel woord. Het streven om de oude maten steeds bijna letterlik te willen volgen in het Nederlands acht ik een volkomen misgreep. Natuurlik zijn er, waarmee dit gaat: de zesvoetige jambe levert niet zooveel bezwaar op, maar wordt toch al rijkelik lang: de daktyliese hexameter is al bedenkeliker, maar de maten van de koren der treurspelen geheel in het Nederlands te willen volgen is geheel en al dwaasheid. Dat kan niet anders worden dan een serie regels waarin het Nederlands oor geen het minste ritme meer horen kan, om niet te zeggen dat het bepaald hinderlik klinkt. Het principe waarop het ritme in de oude talen berust is nu eenmaal geheel anders dan in de nieuwe talen. Ik zou willen dat men weer als in veel vroeger jaren in het vertalen van de koorliederen het rijm gebruikte. De indeling[...] die ze hebben in keer, tegenkeer en toezang, schreeuwt er om. Ze moeten toch een lyriese stemming, dus een min of meer verhoogd poëties gevoel uitdrukken, terwijl ze in Nederlandse vertaling op de tegenwoordig gevolgde wijze, altans wat de maat betreft, prozaieser worden dan de delen van de dialoog. Was dit dan in het oorspronkelik niet het geval, als de maat daar dan toch ook veel vrijer afwisseling toonde dan die van de dialoog? Neen, want ze werden gezongen: de muziek hield alles bij elkaar. Wij, die de muziek niet meer bezitten, staan er tegenover als tegenover het tekstboekje van een opera waarvan we de muziek niet kennen. En vandaar dat er hele stukken koorliederen zijn, waarin zelfs de ervarenste filoloog haast geen maat kan ontdekken, laat staan horen, voelen en genieten. Aangezien nu de muziek voor ons verloren is, moeten wij die band op andere wijze aanbrengen, en daarvoor is in de moderne talen, bij dergelijke zangen in de vorm van keer en tegenkeer, het rijm het aangewezen middel. Maar daarom moeten de delen van de dialoog natuurlik niet in rijmende verzen vertaald worden, zoals men vroeger deed. Er moet juist een tegenstelling blijven tussen het epiese karakter van de dialoog en het lyriese van de koren en die tegenstelling wordt in moderne talen het best uitgedrukt door het verschil van rijmloos en rijmend vers. Terwijl ik met dit schrijven bezig ben, komt mij door andere oorzaken v. Wilamowitz' bewerking v. Euripides' Herakles weer in handen. Wat zegt deze buitengewone geleerde, die tevens een man van ongemene smaak, is over het vertalen van een Grieks treurspel? Hij zegt op de hem | |
[pagina 58]
| |
eigen krachtige wijze: ‘Die gewaltige dramatische kraft steckt selbst in der sprache hinter der hülle einer conventionellen stilisirung, durch welche viel flüchtigere betrachter nicht dringen. Alle diese hüllen muss der erklärer oder übersetzer beseitigen: dann wird erst recht deutlich, wie wenig diese poesie gealtert ist. Sie würde mit modernen mitteln behandelt auch jetzt auf der bühne überwältigend wirken. Nur die ekelhafte nachahmung nichtsnutziger aüsserlichkeiten, das archaeologische zwitterwesen in verbindung mit stumpfsinnigen übersetzungen “in den versmassen der urschrift”,Ga naar voetnootb oder noch schlimmer gestümpertem griechisch, verekelt sie gründlich, wenigstens für jeden gesunden menschen’. Dit mag wat overdreven zijn: wat de dichtmaten betreft heeft hij zeker gelijk. In zijn eigen vertaling v.d. Herakles heeft hij dan ook de zesvoetige jambe v.h. oorspronkelik door de vijfvoetige vervangen, en in de koren zich in het geheel niet aan de maat v.h. Grieks gestoord. Alleen het rijm heeft hij er tot mijn spijt niet in toegepast. [...] | |
Hein BoekenHoe te vertalen uit Grieksch en Latijn? In proza? Blijf zoo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke; geef liefst woord voor woord het oorspronkelijke weder - ge krijgt zonder missen een pittige, schilderachtige spreekwijze. Houd u zoo ver mogelijk van het ‘moderne taal-gevoel van gewone lezers’, want dit is een peil zóó laag dat gij, door daaronder te blijven, in een moeras versmoort. De antieke zin is een gebouw, opgetrokken naar eene bouwkunst, welke ook den dietschen zin kan beheerschen, ook als de onderdeelen volgens den onafwijsbaren eisch van het dietsch ietwat meer verbrokkeld mochten zijn. In poëzie? Daar vind ik de vraag te veel omvattend om haar in zoo kort bestek afdoende te beäntwoorden. Voor woordkeus en zinsbouw geldt hetzelfde als voor die van het proza. Het behouden van het metrum vind ik meestal een nuttelooze krachts-inspanning, enkele bijzonder gelukte proeven niet te na gesproken. Doelmatigst dunkt mij meestal een proza-vertaling, welker rhytmische deining in het gunstigst geval zwakke en verre nawerking kàn zijn van de onstuimig bewogen storm-zee of darteling van het oorspronkelijk. | |
[pagina 59]
| |
J.J. HartmanEen Hollandsche vertaling uit het Latijn of Grieksch moet 1o goed Hollandsch zijn en 2o bij onze hedendaagsche landgenooten dezelfde aandoeningen wekken, die de Latijnsche of Grieksche auteur gewekt heeft bij zijn tijdgenooten. Een Hollandsche Plutarchus behoort in een geschrift, bestemd voor een goeden vriend en allerminst deftig van toon, te spreken van ‘een boterham met roggebrood en Leidsche kaas’ en de goedhartige papa in Terentius' ‘Broeders’ late zich aldus uit over de bij hem aangebrachte baldadigheden van zijn zoontje: ‘heeft hij gevochten en een ander de kleeren van het lijf gescheurd? nu, de kleermaker moet ook leven’. Het onderstreepte is de, in dit verband alleen passende, Hollandsche vertaling van resarcientur. Niemand wage zich aan een vertaling alvorens hij den te vertalen auteur in levenden lijve vóór zich heeft. En dan late hij hem zóó spreken als ware hij als Amsterdammer of Leidenaar uit zijn graf verrezen. | |
Willem KloosWie het werk van een groot dichter uit de oude tijden over gaat brengen in zijne eigene taal, is een taak begonnen van onbaatzuchtige liefde en volslagene geestelijke toewijding, zooals maar niet vluchtigjes, in een reeks van verloren oogenblikken, door een letterkundigen leek, die beroepsmatig de oude taal kent, zou kunnen worden vervuld. Want die waarlijk-groote dichter zeide natuurlijkerwijs zijn dingen niet maar zoo losjes-weg en als bij toeval, zoodat een latere en mindere datzelfde even goed of zelfs nog beter zou kunnen uitdrukken op zijn nieuwer-eeuwsche manier. Het werk van zoo'n groot, antiek dichter immers is niet het resultaat van nuchtere berekening en bewust-gewild denken, en waarbij hij zich dus, als een verstandsmensch, meer of minder zou kunnen hebben vergist. Neen, alles in zijn Kunst staat woordelijk zóó als het staat en op de plaats waar het staat, omdat zijn Onbewustheid, die de bron zijner inspiratie was, het zóó en niet anders, juist op die plaats, heeft gewild. En vooral een der oud-Grieksche dichters, die over het algemeen tot de echtste, want diepste en tevens meest zuiver-zeggende van alle tijden behooren, moet dus zóó vertaald worden, zoo vol liefde voor diens werk en vol eerbied voor diens woorden, als die dichter zelf zou geschreven heb- | |
[pagina 60]
| |
ben, indien hij zich, in zijn eigen tijd, bediend had van de Hollandsche taal. Want natuurlijk is het ons, bij de lezing der hedendaagsche vertaling van een of ander werk uit lang vervlogen eeuwen, geenszins te doen om wat de vertaler zelf, naar aanleiding van dat antieke onderwerp, te zeggen meent te hebben en hoe hem dat te zeggen blieft, maar uitsluitend om datgene wat de oude schrijver in hoogst eigen persoon gevoeld, gedacht en zich verbeeld heeft, en onvergelijkelijk mooi onder woorden gebracht. En ik zeg dit met ernstigen nadruk, omdat het hier de heilig-te-houdene eer van reeds sinds duizenden van jaren verdwenene, en zich dus zelf niet meer vrijwaren-kunnende kunstenaars geldt.
***
Alle regels dulden een uitzondering en zóó ook deze: Want de groote werelddichter Shelley heeft wel eens verzen uit het Grieksch vertaald met prachtige toevoegingen en wijzigingen van eigen hand. Maar om dat te kunnen en te mogen doen, moet men dan ook, zooals Hij, de evenknie dier Genieën van 't Verleden en niet een gewoon mensch, gelijk de meeste vertalers zijn. | |
A. RutgersDe vraag, hoe klassieke werken behooren te worden vertaald, is voor wie gelezen heeft, wat een meester in die kunst, Ulrich von Wilamowitz-Moellendorff, daarover heeft geschrevenGa naar voetnootc, geen vraag meer. De kern van zijn, met voorbeelden verduidelijkt, betoog leze men hier:
‘- Wenn wir den einen Ausdruck nicht wiedergeben können (in Wahrheit können wir ein einzelnes Wort fast nie übersetzen, weil abgesehen von technischen Wörtern niemals zwei Wörter zweier Sprachen sich in Bedeutung decken),[...] so kann man doch auch im Deutschen einen verhaltenen Vorwurf, der darum nur tiefer verwundet, zum Ausdruck bringen, kann also den Gedanken nicht nur, sondern auch das Ethos der Rede wiedergeben. Es gilt auch hier, den Buchstaben verachten und dem Geiste folgen, nicht Wörter noch Sätze übersetzen sondern Gedanken und Ge- | |
[pagina 61]
| |
fühle aufnehmen und wiedergeben. Das Kleid muss neu werden, sein Inhalt bleiben. Jede rechte Uebersetzung ist Travestie - die wahre Uebersetzung ist Metempsychose’.
Men zal kunnen begrijpen, dat aldus oordeelende deze dichter-philoloog-professor weinig waardeering heeft voor vertalingen van Grieksche of Romeinsche poëzie in de oorspronkelijke versmaat. Vosmaer (Homerus) noch Van der Weerd (Vergilius) zouden bij hem genade vinden.
Het verschil tusschen hen, die woordelijk, of zooals 't heet zelfs, letterlijk vertalen en hen die eenvoudig vertàlen is dit: de eersten gaan uit van de deelen, de laatsten van het geheel. Zoo min als letters steeds een woord, woorden een zin en zinnen een samenhang vormen, zoo min geeft een letterlijke of woordelijke vertaling het oorspronkelijke weer. Ver-talen wil zeggen een geheel in de eene taal gegeven werk, gehéél in de andere taal weergeven; ‘gehéél’, dat wil allereerst zeggen, zonder iets van het karakter, het sentiment te verzwakken of te versterken. Wie het wel eens bij de hand gehad heeft, weet dat het niet gemakkelijk is. Niettemin wordt ‘vertaalwerk’ - daarmee wordt alles over één kam geschoren! - matigjes betaald. Men mag dat jammer vinden, het heeft echter zijn goede zijde. Immers, elk vertalen om den broode is lapwerk. Vertalen zij vóór alles een liefdetaak: een zich verrukkelijk verzinken laten in het bewonderend genotene, om het daarna - in zorg en pijn! - herboren te laten worden. Met een grammatika en een lexikon alleen komt men er niet! |
|